Witte sokken in sandalen zijn zooooo Antigua.

Vol enthousiasme sta ik aan de modderweg van ons dorp om vier uur in de ochtend met mijn gsm te zwaaien. De bestuurder van het microbusje laat ons gringas snel instappen. Met vieren op de achterbank, ik heb al slechter gezeten. De drie uur durende rit naar Cobàn wordt ondertussen al een gewoonte. Met muziek in de oren en af en toe een dutje zijn we er snel.
Even mijn schoenen laten poetsen in Cobàn en dan richting ons favoriete hostel. Bij gebrek aan kleiner geld geef ik de man een briefje van honderd quetzales een tiental euro). Dat ik iets te veel vertrouwen heb in de mensheid wordt opnieuw duidelijk, mijn wisselgeld noch de schoenenpoetster zie ik terug. Eigen stomme schuld natuurlijk, ik had het kunnen weten. Denkende dat ik dan toch maar mooi de plaatselijke economie gesteund heb en de man een dag betaalde vakantie bezorgt heb kan ik er toch een beetje om glimlachen.
Hostel Luna heeft ondertussen, net als het team, al een plaatsje in mijn hart verworven. Jeorge staat ons al op te wachten, we hadden hem al gesmst dat we onderweg waren. We krijgen een sleutel van de voordeur waardoor we niet moeten aanbellen. Wat een helden. De uitbaters van het hostel, Lionel en Claudia, zijn altijd enthousiast als ze ons tegenkomen. Dat we altijd welkom zijn en dat dit onze tweede thuis is. Warme woorden die we graag horen. Meteen wordt er een busje naar Antigua geregeld en omdat wij het zijn doen ze er een derde van de prijs af. Vrienden maken was hier duidelijk een goed idee.

In het busje kom ik voor de eerste keer na twee maanden weer in contact met toeristen. Amerikanen en Nederlanders, wat gek om plots iets anders te horen dan Spaans. Om eenvoudigweg Nederlands of Engels te kunnen spreken zonder een halfuur mijn zinnen te vormen in mijn hoofd. Zalig. Gek hoe ik me eigenlijk geen toerist meer voel. Want ja, ik spreek ondertussen al een mondje Spaans, ken de gebruiken van de bevolking en heb niet de behoefte om van elk kwijlend kind een foto te nemen met mijn telelens. Gelukkig maar want die tele-lens bezit ik immers niet. Ik tel zes iphones in het busje waar elf mensen inzitten, niet dat ik moet spreken met mijn iPad maar het valt toch maar op. Verwende westerlingen die we zijn. Ik schaam me zelfs een beetje. Nu ja, tot ik het volgende marktje tegenkom, dan ga ik in afding-modus zoals elke toerist. Schaam op mij maar als ge uw souvenirs ziet zult ge blij zijn. Of ge doet maar alsof.

Antigua doet denken aan de witte stad van Peru, Arequipa. Zelfde koloniale stijl, zelfde sfeer en afgeladen met bejaarden in sandalen met witte sokken. Het is liefde op het eerste zicht. Wanneer het dan ook nog eens 3Q voor een tequila blijkt te zijn (0.30€) weet ik dat het liefde voor het leven is. Vrienden maken gaat hier eenvoudiger dan de weg vinden (al is dat voornamelijk te wijten aan mijn oriëntatievermogen) dus danspartners zijn er voldoende. De tattooshops blijken spotgoedkoop en ik kom behoorlijk in de verleiding maar ik hou het bij een extra gaatje in mijn oor. Althans voor nu. Morgen naar de grootste markt van Guatemala. Ik hou mijn hart al vast en neem een extra koffer mee. Want dat het veel van ‘China us’ gaat zijn staat al vast.
Maar goed, mijn witte sokken liggen klaar en het wordt tijd dat ik nog eens salsa-gewijs met mijn kont ga schudden. U merkt het, niets diepzinnigs dezer dagen, lekker oppervlakkig toerisme. Zalig!

Gelukkig B’aktun!

Het einde van de wereld bij de Maya’s vieren. Het is eens wat anders dan het gemiddelde kerstbezoek bij de bomma. Al hadden de patékes er voor mij wel bij gemogen.
Voordat u gaat verbeteren: ik weet het, het was het einde niet. Maar mocht het het einde geweest zijn had het behoorlijk hip geweest. In tegenstelling tot wat de gemiddelde, bunker-bouwende Amerikaan leek te geloven was het tijd voor een nieuwe kalendertelling.Het volgende B’aktun deed op 21 december zijn intreden, volgens de indigenabevolking hier, hét moment om verandering te bewerkstelligen. Spek naar mijn bek natuurlijk want ‘verandering’ is my middle name. Nu ja, eigenlijk is dat Anny maar dat doet er niet toe. Dat was nog van in de tijd dat ouders hun kinderen opzadelden met de namen van hun peter en meter. Soit, ik was er klaar voor dus.

Doordat het katholiek geloof hier tijdens de kolonisatie opgedrongen werd kon de indigenabevolking niet helemaal blijven vasthouden aan haar eigen geloof (ik weet het, understatement van de eeuw). Stiekem introduceren ze echter hun eigen rituelen binnen het katholiek geloof, waardoor het huidige geloof hier nog steeds een mengeling is van christelijke- en Maya elementen. Dat heeft tot gevolg gehad dat ik al meerdere uren in de kerk doorbracht dan ik normaal ooit zou doen. Zo ook op 21 december. Na een lange kerkdienst van drie uren begon het Mayagedeelte van de ceremonie.

De raad van de ouderen tekende een cirkel op de grond met suiker, om er vervolgens verschillende kruiden en andere elementen aan toe te voegen om te offeren. Neen geen dieren of mensen, wees gerust, wel cacao en cigaren. Wanneer de kaarsen, die elk een ander element van moeder aarde vertegenwoordigden, op de juiste plek stonden kon de inzegening beginnen.
Iedereen kreeg naar gewoonte een kaars die aangestoken moest worden door die van een ander. En daar sta je dan, in het midden van de nacht rond een vuur, omringd met mensen die in een vreemde taal gebeden mompelen tegen de kaarsen in hun hand. Kippenvelmoment maal duizend, dit maak je maar een keer mee. Zintuigen op scherp, in mijn hoofd mijn wensen, doelen en hopen, biddend naar ik weet niet wat. Want je mag zeggen wat je wil, op een moment als dat wordt zelfs de grootste ketter een beetje gelovig.
Wanneer we elke windrichting gehad hadden werden de kaarsen, samen met cacaobonen en vergezeld van gebeden en wensen het vuur in gegooid. Op naar de voorouders, moeder aarde, god, vul het zelf maar in. Tijd voor de eveloppe in mijn hand om zich bij de vlammen te voegen. Gek hoe snel mijn hebben en mijn houden zo snel tot een hoopje as getransformeerd werd. Maar weg is weg en als er eens een moment was om symbolisch te wezen was het dat wel. Ik kijk uit naar wat het nieuwe B’aktun voor mij bedacht heeft.

Waar ik trouwens ook naar uitkijk is het nieuwjaar vieren in Antigua. Liefst met een glas wijn. Of een decadente cocktail met zo van die parasolletjes. Eentje maar want het moet natuurlijk ook weer niet te gek worden. En danspasjes, mijn glitteroutfit voor nieuwjaar ligt alvast klaar. Maar ik moet toegeven, het is niet hetzelfde als thuis. Buiten het feit dat ik de kerstsfeer niet helemaal beet heb dit jaar, kerstmannen met dertig graden doen het nu eenmaal niet voor mij, is het toch ook een beetje gek om dat hele gebeuren zonder familie te vieren. Zonder de jenevertjes op de jaarlijkse scoutsbar, het schaatsen op de grote markt of het music-for-life-gevoel is het niet hetzelfde. Gelukkig kan ik nieuwjaar vieren in bikini aan het zwembad. Dat maakt veel goed.

Gelukkig B’aktun!

20121224-112025.jpg

Vreedzaam protest in beeld – Cobàn

In een vorig blogmoment had ik het over de stille mars die ik bijwoonde rond de opgravingen van massagraven in Cobàn. Bij deze de beelden die daar bij horen. Maar ook deze keer van copyright enal, allemaal flink zelf genomen.

20121224-100812.jpg

20121224-100831.jpg

20121224-100911.jpg

20121224-100747.jpg

20121224-100857.jpg

20121224-100924.jpg

Timil Timil.

Als er iemand me voor mijn vertrek gezegd had dat ik ooit nog kiekenvel zou krijgen van ‘The sound of silence’ van Simon & Garfunkel in panfluitversie had ik eens goed gelachen. Maar temidden van honderden Q’eqchi- indianen die stilzwijgend over de straten van Cobàn lopen, verenigd in hun verdriet en onrecht, staat mijn haar recht overeind.
Met bondgekleurde rokken en op de typische sandalen van gekleurd plastiek schuifelt de stoet in stilte verder. De twee rijen bestaan voornamelijk uit vrouwen die kaarsen, bloemen en foto’s van slachtoffers met zich mee dragen. De spandoeken in het midden verwoorden wat men eensgezind hoopt: een volgend Baktun zonder bloedvergieten en met erkenning voor het leed dat hen aangedaan werd. Velen raakten in de oorlog kinderen, mannen, vrouwen, ouders en andere familieleden kwijt. Vermoord als beesten of simpelweg verdwenen en nooit meer teruggevonden.

De legerbasis van Cobàn huist verschillende massagraven die momenteel door archeologen onderzocht worden. Onder internationale druk kan de president niet anders dan deze opgravingen toe te staan, al werd er alles aan gedaan om het proces te vertragen. Tien jaar na de aanvraag tot onderzoek is het dan nu eindelijk zo ver. Nabestaanden en sympathisanten verenigen zich in het protest tegen deze gruwel en wandelen gezamenlijk naar de legerbasis. Wanneer de bloemen, kaarsen en foto’s afgegeven worden heb ik het moeilijk om niet mee te huilen met de massa rondom mij. De oude vrouw naast me begraaft haar gezicht vol groeven in haar handen, menig man veegt enkele tranen weg en de kinderen grijpen zich vast aan de rokken van hun moeders.
God wat een onrecht, wat een gruwels, wat een falen van de internationale macht. Hoe kunnen wij als toeschouwers aan de kant hebben staan kijken, ons bewust van de drama’s maar te laks om in te grijpen? Hoe kon dit decennia lang gebeuren zonder internationaal antwoord?

Militairen staan schaapachtig te kijken naar het tafereel dat zich afspeelt. Te bedenken dat deze mannen van middelbare leeftijd dezelfde mannen zijn die vele van de slachtoffers waarom nu gerouwd wordt op hun geweten hebben doet me walgen van deze hypocrisie. De commandant draagt een felblauwe pet, alsof hij daarmee wil aangeven dat hij een blauwhelm is, een man van de vrede. Af en toe neemt hij een kind op de arm. Ik snap het niet en denk niet dat ik ooit zal begrijpen hoe de Q’eqchi gemeenschap zo berustend is. Bijna vergevingsgezind, zo lijkt het. Ik blijf me verbazen over de schoonheid van de mensen, hoe sereen en ingetogen zij de wereld om zich heen bekijken. Met zoveel wijsheid en littekens op hun ziel dat ik me bijna schuldig voel dat ik hier als onwetende westerling tussen sta.

Rosalina Tuyuc, een inheemse activiste die pleit voor de rechten van de indigenabevolking, spreekt enkele aangrijpende woorden. Rosalina, wiens vader en man in de oorlog vermoord werden, richtte de nationale associatie van Guatemalteekse weduwen op die ondertussen een belangrijke rol speelt in het gevecht voor de mensenrechten in Guatemala. Vol rust en met kracht vat ze de pijn van een hele gemeenschap samen. Mijn stem heeft ze.

Timil Timil, stap voor stap raakt de Q’eqchi gemeenschap waar ze hoort te zijn. Vandaag was een belangrijke stap van de lange weg die nog afgelegd moet worden naar respect en gelijkheid. Ik kijk al uit naar het moment dat ze me een beetje binnenlaten door de muren die ze hier zo overduidelijk om zich heen bouwen. Ondertussen kijk ik op een afstandje naar dit wonderbaarlijk volk dat na zoveel onderdrukking nog steeds de kracht heeft om recht te staan en zich te verenigen. Ik kan enkel besluiten dat ik nog veel moet leren en hard moet groeien om hier als gelijke te kunnen staan. Want alle diploma’s van de wereld betekenen niets ten opzichte van de levenswijsheid die de gemiddelde indigena met zich meedraagt.

Chapeau.

20121213-191711.jpg

De nieuwe missionarissen.

De heren van The Phoenix Foundation doorboren mijn trommelvliezen en gaan zo het gevecht aan met het inheems gezang dat de buschauffeur heeft opstaan. Trachten om dat kleine beetje westersheid waar ik me zo aan vastklamp een plek te geven in deze vreemde cultuur. Een alledaagse strijd dus, waarvan ik niet altijd besef dat ik hem voer. Vandaag wuif ik Barbara uit, drie dagen lang compagnon en stagebegeleidster in Nimlaha’kok om Inneke en mezelf de bomen in het bos te tonen. Dat we die niet meer zagen wordt me pas duidelijk wanneer ze hier is. Spraakwatervallen, zuchten, vragen en anekdotes wisselen zich op recordtempo af. Dat we hier graag zijn maar dat het met momenten ook al eens dik kan tegenvallen. Dat uzelf tegenkomen 24 op 24 al eens te veel kan zijn, laat staan elkaar. Oplossingen worden geboden, structuur en hart onder de riem worden geïnstalleerd, schoenen gekocht en tortilla’s gedeeld. Onze bagage neemt ze weer mee naar België, al is dat ook letterlijk want lege plek in een rugzak moeten we natuurlijk benutten.
Ze laat me achter met lichtere schouders en een berg motivatie, klaar om die thesis en dat project eens flink aan te pakken. Thesisgewijs koos ik een onderwerp en een manier om hierrond een duurzaam product op te stellen. Een foto-expositie dus. Portretten van bewoners van Nimlaha’kok die ik bevraag over vrede, wat is vrede voor hen en hoe wordt hieraan gewerkt in Nimlaha’kok. In een land dat nog niet zo lang geleden in staat van oorlog was en waar ook nu nog regelmatig gevechten plaatsvinden lijkt me dit een boeiende vraag. Mijn Spaans bijschaven en op zoek naar een tolk Q’eqchi-Spaans dus. Al staat het allemaal nog niet zwart op wit en moet ik nog wat brainstormen, ik heb er alvast zin in.
Klinkt niet nieuw genoeg hoor ik u denken, waar is de uitdaging? Dat was mijn eerste idee alvast, al stel ik misschien wat hoge eisen. Maar geloof me, in een taal die je niet spreekt, in een behoorlijk gesloten cultuur die niet de jouwe is en in een land waar je als eerste groep studenten naartoe gaat vind ik dit al heel wat. Want er valt hier nog heel wat te ontdekken en te onderzoeken maar een mens moet ergens beginnen. De basis leggen voor verder onderzoek of zoiets, ik weet het niet. Soit, ik ben eigenlijk ontzettend geïnteresseerd in dit onderwerp en ik heb er zin in, pakt dat ik dat het belangrijkste vind om dit moment.

Ik ontmoet Alfonso Huet, een Belg die al meer dan dertig jaar in Guatemala woont en er getrouwd is met een inheemse vrouw. Hij werkt bij de Desarrollo Integral Comunitario Indígena (Adici), een NGO die zich inzet voor de ontwikkeling van de indigenabevolking in het Q’eqchi gedeelte. Een vat vol kennis en een man met een visie die hij beiden graag met ons deelt. Hij schreef onder andere een boek over de burgeroorlog en hoe die Cobàn en zijn gemeenten trof. Die zijn we trouwens volop aan het lezen. Heel boeiend dus en heel handig om iemand in de buurt te hebben met zoveel kennis over de gewoonten, gebruiken, geschiedenis, etc.
Hij liet ons ook kennismaken met een vrouw die al ettelijke jaren in Cobàn woont en hier als zuster naartoe kwam met het klooster van Leuven. Haar naam ontgaat me even maar ze is een rasechte West-Vlaamse, van Oostende en dan nog iets onverstaanbaars over ‘de noen’. Ik ben niet helemaal mee maar het is behoorlijk gezellig. Jammer dat Lucy Loes haar niets zei of ik had een concerto ten beste gegeven in mijn mooiste West-Vlaams. (Hieeee ze mej zieeeeejkapitin, hieee, ze mej zieeeee….). Maar ze is blij om nog eens Nederlands met iemand te spreken en om de nieuwe generatie missionarissen te zien. Ik grinnik een beetje bij de gedachte maar gooi haar droom niet aan diggelen door te zeggen dat ik als rasechte ketter niet gedoopt ben, laat staan iets met missionarissen te maken heb.
Wanneer ik haar vraag of ze zelf Q’eqchi spreekt blijkt dat ze dit niet zo vlot spreekt. Stiekem een geruststelling voor mezelf want deze vrouw woont hier al dertig jaar. Ik heb nog wel wat tijd om de taal onder de knie te krijgen dus. Al zegt ze het zelf veel mooier met de woorden “ja ik spreek dat niet zo goed gelijk mijne collega, allez die spreekt dat heel vlot gelijk dat dat zijn moedertaal is hè. Allez ja het is dan ook een beetje nen echten indiaan he” over haar indigina-collega.
Gelukkig beseft Barbara op dat moment dat we snel door moeten naar onze volgende afspraak zodat ik op de gang kan proesten. Heel even voelde ik me deel van een scène uit ‘In de gloria’.

Overmorgen stappen we mee met Alfonso in een mars naar de legerbasis van Cobàn. Hier is men eindelijk begonnen, onder veel internationale druk, aan de opgravingen van de massagraven. Veel familieleden zijn nog steeds op zoek naar de stoffelijke overschotten van hun dierbaren of weten niet wat er met hen gebeurd is. U kan zich vast inbeelden hoe vreselijk het voor hen moet zijn om hun doden niet te kunnen begraven en eindelijk dit hele gebeuren een beetje af te kunnen sluiten. De Mayacultuur hecht bovendien heel veel waarde aan de graven van overledenen en men houdt er speciale ceremonies. Ik hou u op de hoogte!

Oogsten wat ge zaait.

De mieren aan mijn voeten banen zich vol overmoed een weg door de sinaasappelschillen die een van de kinderen hier achterliet. Dat ze graag bijten heb ik al mogen ondervinden, dat die beten enkele weken blijven na-jeuken ook. De wespensteken daarentegen stellen hier dan weer veel minder voor, al zijn de wespen wel joekels van beesten. Elke dag weer verbaas ik me opnieuw over de kolibri die zijn middagmaal uit de prachtige bloemen in de tuin haalt. Al is het moeilijk zien waar de tuin stopt en het dorp begint.
Als halve boerendochter (die jaren kinderboerderij lieten hun sporen na) sta ik vol ongeduld te trappelen op maandagochtend. Santiago heeft ons immers beloofd dat we mee naar zijn milpa mogen om het zaaien bij te wonen. Daar is hij enkele dagen vooraf toestemming voor gaan vragen aan de voorouders. Als eigenaar van de milpa ga je dan alleen naar je akker om rituelen uit te voeren. Hoewel het zaaien het begin is van het nieuwe betekend dit ook dat je de resten van het oude moet afbranden en omspitten, niet iets waar de indigena’s helemaal naar uitkijken. Madre tierra is immers heilig. Het is dus een dubbel gevoel dat zaaien.
Om bij de akker te komen moeten we eerst een trektocht van een halfuur door de jungle ondernemen. Ik vind toch dat de natuur hier onder de noemer ‘jungle’ te classificeren valt. Palbomen, lianen, kardemombomen, bananenbomen, af en toe wat water waar we over moeten en overal cacao, jungle: check! Mijn laarzen, broek en ikzelf hangen na enkele minuten al vol modder. Jawel, het is regenseizoen en ik heb het evenwicht van een bejaarde met Parkinson. Zonder vallen maar met veel schijnbewegingen haal ik uiteindelijk de milpa. Het doet me een beetje denken aan mijn wandelingen in Argentinië maar dan dit keer zonder ijs.
Goed, de milpa dus. De dagelijkse werkmannen die in de gang van het huis slapen (naast onze kamer) zijn al aanwezig. Ze ruiken trouwens maar de typische bezwete werkman in België maar dan met een snuifje bonen bij. Het is maar dat u er zich een beeld van kan vormen. De werkmannen zijn druk in de weer met hun graafstokken. Dat zijn takken met een punt aan waarmee ze om de anderhalve meter een gat mee maken in de grond. Uit hun zakje halen ze telkens drie of vier maïskorrels die ze in het gaatje laten vallen. Dit alles doen ze aan een stevig tempo en allemaal mooi parallel naast elkaar. Ze banen zich een rechte weg door het veld. Het veld is trouwens verre van egaal, er liggen resten van planten en struiken, af en toe staat er ergens een boom, enz. Dit houdt de heren echter niet tegen, ze blijven recht op hun doel afgaan en op enkele uren is de hele boel gezaaid. Wij mogen ook proberen dus ik ben meteen in mijn element. “Hier met die maïs” lijkt echter niet te werken want de mannen rond me heen blijven me wijzen waar ik het volgende gaatje moet maken. Jammer want zo voel ik me een beetje een ‘zaaitoerist’. Logisch dat ze zeker willen maken dat ik het juist doe natuurlijk, het is immers hun broodwinning.
Santiago is in zijn vrije tijd ook imker. Dat hij daar allemaal tijd voor blijft vinden verbaast me want hij is ook al boer, hoofd van het gezin, cemonieleider en weet ik veel wat nog. Met een grote honingraat komt hij op een dag in de keuken aanzetten. Nadat ze enkele dagen verleidelijk hing te bengelen boven de hangmat snijdt hij er grote stukken uit. Ik breng de middag kleverig door met een stuk in mijn handen. Mierzoet maar overheerlijk eet ik de honing recht uit de euhm raat? Dat het leven hier dik oké is dus. Dit krijg je niet in de stad.
Gek eigenlijk hoe ik hier enkele weken geleden nooit gedacht had dat ik hier zou kunnen aarden. Dat ik toch liever in Antigua had willen zitten met wat meer westerse elementen en af en toe een pizza. Nu speel ik dagelijks mijn portie tortilla’s naar binnen, geniet ik van de bonen en poets ik naast mijn tanden met de “ik” (pepers). Ik zou het niet meer willen ruilen. Al kan ik wel genieten van een weekend Coban waar ik wifi en een zacht bed heb.
Deze week ontdek ik trouwens Gentleman de duitser die met zijn reggae-ritme me al een beetje doet verlangen naar Reggea Geel met mijn favoriete werkploeg.
Tot slot boekten Inneke en ik ons ticket terug naar België. We doen een tussenstop in New York van enkele dagen zonder dat dit de prijs van ons vliegtuigticket beïnvloed. Dikke vette score. Ik maak alvast lijstjes van dingen die ik moet zien en kopen. Mijn westers kantje laat zich immers niet eeuwig onderdrukken. Tips en to do’s zijn altijd welkom!

GuatemaHOWJOmaggetwameerzijn?

Ik heb nu al veel diepzinnige blogposts geschreven over bomen knuffelen en kokosnoten. Het wordt tijd dat ik dus eens een snelle update schrijf over de mannelijke bevolking. Geef toe, u zit er al weken op te wachten.
Allereerst wil ik beginnen met het feit dat kinderen hier op een compleet andere manier benaderd worden dan in België. Als een kind hier met een machete op wortels loopt te hakken krijgt hij hooguit een ‘cuidado’ van zijn moeder. Wat niet wil zeggen dat de kinderen aan hun lot overgelaten worden, ze krijgen hier simpelweg veel meer ruimte om te exploreren en te experimenteren. De sociale controle is hier veel hoger dan in België omdat gezinnen vaak met meerdere kerngezinnen bij elkaar leven, iedereen houdt de kinderen dus een beetje in het oog. Inclusief de andere kinderen. Persoonlijk sloeg mijn hart al enkele keren over wanneer ik kleine Tsjecho naar de warme oven zie lopen of wanneer Carla met een machete haar mandarijn pelt. Toegegeven, de mandarijnen zijn hier een pak groter dan in België. Anyway, ik leerde mijn hartkloppingen onderdrukken want dit is simpelweg de manier van leven. Ik heb hier nog geen enkel kind met gebroken ledematen of missende vingers gezien dus het blijkt ook nog eens een effectief systeem. Gelukkig maar want het dichtsbijzijndste ziekenhuis is drie uur van ons verwijderd. Dat ik die vrije opvoeding niet genoten heb en niet weet hoe ik met een machete moet omgaan wordt elke keer pijnlijk duidelijk wanneer ik er een vastneem. Op minder dan dertig seconden is er dan plots iemand tevoorschijn gekomen om me te helpen. Na mijn zakmesincident in België (serieuze gewonden gevallen en een litteken dat ik nu nog trots toon) geef ik de messen met plezier af. Kleine Carla is er immers kundiger mee dan ik dat ben.
Kinderen zijn hier dus heel vrij. Zo vrij zelfs dat, wanneer ik in de plaatselijke winkel een plaatselijke cola koop, er een van deze dreumesen het leuk vindt om in mijn borst te komen knijpen. Ik zweer dat ik hem bijna een draai rond zijn oren gaf. Maar de winkeluitbaatster en tevens moeder van het negenjarig kind met toch wel deviant gedrag, stond het glimlachend te bekijken. Een blauwe plek (ik zweer dat de kinderen hier sterker zijn dan in België) en een beschuldigende vinger later wandel ik dan maar weer weg. Achja, het hoort er bij.
Wanneer die kleine dreumesen groter worden werken ze mee op de milpa, tenminste als het jongens zijn. Omdat de school niet duur is en er slechts enkele kinderen naar school kunnen per gezin werken velen dus vanaf hun 12 -13 jaar mee op het veld. Vanaf die leeftijd beginnen ze ook heel hoge ‘ooeeeeeeh’- geluidjes te maken. Geen idee wat dat wil zeggen maar het is iets wat alle mannen hier doen als ze enthousiast zijn. In het begin deed het mij twijfelen of het wel allemaal mannen waren maar ook dit blijkt, na nader onderzoek, perfect normaal voor de mannelijke populatie hier.
Het komt vast door al die lichamelijke arbeid hier maar de heren zien er hier niet hun leeftijd uit. Wegens het warme weer worden de tshirts en hemden regelmatig uitgegooid. Mijn hersenen maken een mental picture van het aantal wasborden dat hier in huis rondloopt, om over de armen nog maar te zwijgen. Geen wonder dat ze hier geen wasmachines gebruiken.
Ik besluit mijn was toch maar flink zelf te schrobben en niet het wasbord van de buurman te vragen. De heren in ons gezin zijn immers allemaal minderjarig, al is dat moeilijk te geloven. Tot ze hun hoge ‘oeeeeh’- geluidjes maken natuurlijk, dan besef je weer dat ze slechts vijftien zijn.
Zo is er een van de heren, wegens deontologische redenen zal ik zijn naam niet vernoemen, die behoorlijk doet denken aan Taylor Lautner. Ook op vlak van wasbord dus. Mijn mantra is ondertussen “minderjarig minderjarig minderjarig ooooooohmmmm minderjarigminderjarigminderjarig, etc”. Soit ik heb met Inneke besproken dat, wanneer hij meerderjarig is, ik hem mag hebben. Hij spreekt Q’eqchi dus ik kan hem niet vragen of hij het daarmee eens is. Zwijgen is toestemmen, ik ben er zeker van dat dat een universele regel is die iedereen toepast. Inneke krijgt op haar beurt de iets minder hete hottie van het gezin. Hij is wel meerderjarig dus op dat vlak wint ze. Hij is zelf meerderjariger dan haar huidig lief maar ik ging daar geen mopjes meer over maken. Ondertussen wassen we gewoon heel vaak onze handen wanneer de heren in kwestie hun tshirts staan te schrobben. De mopjes over wasborden en schuren hou ik voor mezelf. Dat is immers niet gepast (minderjarig minderjarig minderjarig ooooooohmmmm”) om tegen leden van je gastgezin te zeggen. Kijken en een blogpost dus, ik voel me weer helemaal vijftien.

Wanxik! (Tot de volgende, ik ga mijn was doen).

Sa lincho’ol

Ik hak met een machete van een halve meter bijna in mijn duim, “Cuidado!”, gilt Anna naast me. Ik blijk niet zo handig in het snijden van kokosnoten maar het expeditie-Robinson-gevoel is er al wel. De groene kokosnoten die in de tuin voor het rapen liggen worden, na het betere hakwerk, plots herkenbaar. Wanneer ik met een kokosnoot in mijn handen, tussen de rode mieren en mijn Indigena-familie zit besef ik: dit is nog maar het begin. Ik ben hier ondertussen drie weken maar het lijkt al veel langer. Of het door de stilte temidden van deze natuur komt weet ik niet maar ik voel me een stuk kalmer. Het leven draait hier niet op tijd dus dat geeft ruimte om na te denken. Zelfreflectie met een kokosnoot in de hand, het gaat simpelweg beter. Voor je het weet ga ik bomen knuffelen en ‘ohm’-geluiden maken. Een mens moet er wat voor over hebben om zijn plekje in het Nirvana te verkrijgen niet waar? Wanneer ik dan ook nog eens een smsje krijg van het thuisfront om te zeggen dat de vakantie aangevraagd is en enkel de tickets nog geboekt moeten worden kan mijn dag helemaal niet meer stuk. Ik plan alvast mijn reis!

Gek hoe België al zo ver weg lijkt, net als alles wat daar bij hoort. Al worden vrienden en familie gemist, ik zit hier goed. De bonen en de tortilla’s wennen, evenals de douches en de hudo. Ik gaf zelfs mijn dagelijks laagje foundation en mascara al op. De vleermuizen op het toilet en de prachtige uitzichten vanuit de vergaderzaal daarentegen, die blijven me verbazen. Mensen zijn hier behulpzaam, warm en vrolijk, ondanks de recente drama’s. Maar bovenal verloopt het leven hier ‘tranquillo’, zonder de druk van alle dag, zonder stress en deadlines. Men leeft hier op het ritme van de zon. Toegegeven, dat opstaan om zes uur had ik de eerste weken nog niet echt onder de knie maar ondertussen word ik spontaan wakker om tien na zes. Alles went dus.
Deze week werkte ik mee bij de lokale radio. Dat klinkt waarschijnlijk veel hipper dan het in werkelijkheid is, ik draai immers geen liedjes of praat geen programma’s aan elkaar. Deze week denk ik, samen met Inneke, mee na over de structuur van het team, hoe de radio zich beter kan organiseren, hoe we het team kunnen motiveren en hoe de programma’s inhoudelijk beter kunnen. Oké, het is wel hip.
We vergaderen in een open gebouw met zicht op de jungle en met een kop gloeiend hete koffie in onze handen. Dat de koffie een beetje waterachtig is doet het uitzicht me volledig vergeten. Dat hij aan de hete kant is ook, daar gaan mijn smaakpapillen voor de komende twee dagen.
Sergio staat enthousiast zijn verhaal te doen in geanimeerd Spaans. Hij is een van de drijvende krachten achter de radio en stopt veel van zijn vrije tijd in de werking ervan. De motivatie in het team is een van de dingen waarbij hij onze hulp inroept. Geen eenvoudige taak om een groep mensen motiveren die elke dag twee uur wandelen om naar de radio te komen en daar gratis te werken. Ik kan maar al te goed begrijpen dat ze afhaken, ze werken immers allemaal dagelijks op het land en hebben bijna allemaal een gezin om voor te zorgen. We beginnen alvast met een vergadering om de organisatie en structuur van de radio in kaart te krijgen. Tot dusver is er niet echt een hiërarchie of duidelijke taakverdeling. We hebben met Sergio al enkele problemen in kaart gebracht en toetsen die nu bij de rest van het team. Sergio legt geduldig uit wat wij niet in woorden kunnen omzetten. Fantastisch hoe hij ons met twee woorden begrijpt en onze ideeën en concepten zo kan vertalen naar het Spaans op een manier waardoor de rest van het team begrijpt wat de bedoeling is. Sergio is een held, dat is de conclusie die ik maak. Altruïstisch en vol enthousiasme houdt hij iedereen bij de les.
Langzaam maar zeker worden de hoofdproblenen in kaart gebracht, stellen we functies op en wordt er bepaald wat dit inhoudelijk betekend. De rollen worden verdeeld en we zijn klaar om deze werking uit te proberen. ‘Sa lin cho’ol’, mijn hart is gelukkig. Ik draag bij, ik help, ik ben nuttig en ik vind het helemaal geweldig.

China us! (Vind ik leuk!)

Over zittend nr. 2 doen en katten die Q’eqchi spreken.

Na twee weken back to basic is het tijd voor een beetje luxe. Let’s face it: na veertien dagen staand nr. 2 doen boven een gat in de grond wil een mens al eens een deftig toilet. Of een douche met warm water. Of Wi-Fi. Ik geef het toe, ik ben verslaafd. Al is het vooral mailen en bloggen dus er is vast nog hoop voor mij.
De avond voor ons vertrek worden we onverwachts uitgenodigd voor de inzegening van een nieuw huis in het dorp. Om zeven uur zitten we flink op een stoeltje en volgen we drie uur lang de mis in het Q’eqchi. ‘El palabre de Dios’ is hier behoorlijk belangrijk en aanwezig. Met veel zingen (behoorlijk nasaal naar mijn mening) en marimba’s. Al blijft het een gestructureerde en ingetogen bedoeling. Na de mis start het eigenlijke indiaanse gedeelte waarbij men het voedsel gaat inzegenen. Na enkele gebeden gaan de ouderen die de ceremonie leiden het huis rond. In elke hoek van het gebouw en op elke deur en elk raam worden met bloed, bonen en tortilla’s een kruis gemaakt. Vervolgens worden er kaarsen aangestoken aan een groot vuur in de tuin, wordt er gebeden en rond het vuur gelopen. Het blijft immens indrukwekkend.
Rond één uur s’ochtends komen ze plots met kip, aardappelen, bonen en tortilla’s aanzetten. Ik denk dat mijn blik te vergelijken valt met die van een doodsbang konijntje op een drukke baan, gehypnotiseerd door de koplampen van naderende auto’s. Mijn maag doet nog een wanhoopskreet tegen de zware maaltijd op dat belachelijk late uur maar het is tevergeefs. Voedsel weigeren tijdens een ceremonie kan niet, overschot wordt meegegeven. Tegen dat ik terugkom zal ik waarschijnlijk twee vliegtuigzitjes nodig hebben.
Na drie uurtjes slaap gaat mijn wekker omdat we op een onzedelijk vroeg uur de bus naar Cobàn moeten nemen. Tot onze enkels in de modder baden we ons een weg naar het busje. Een halfuur later hebben de macho’s van het dorp de bus weer uit de smurrie getrokken en zijn we klaar voor vertrek. Deze keer ben ik blij dat de heren hier het haantje uithangen, ik blijf braaf op mijn stoeltje zitten.Tegen vijf uur beginnen we aan onze hobbelige tocht over een modderweggetje van dertig kilometer. Drie uur later, dat is volgens mij langer dan je er over doet om van Antwerpen naar Brussel te geraken in de ochtendspits, komen we aan in Cobàn.
Arnoldo is zo vriendelijk geweest om ons te vergezellen, hij wilde niet dat we de trip alleen maakte omdat het hem nogal moeilijk leek. Hoewel het ontzettend lief van hem is hebben we echt nood aan een weekendje met ons twee, enkel rekening houden met onszelf en doen waar we zin in hebben: toerist wezen en winkelen. Arnoldo leert ons echter de stad een beetje kennen, neemt ons mee naar een winkelcentrum en showt ons de plaatselijke macdonalds. Wanneer we na een tijdje zeggen dat we toch echt even een dutje gaan doen op onze kamer zet hij ons allervriendelijkst af aan ons hotel. Goed, dan is het nu girl-time!
We winkelen onze rugzakken vol en eten pizza en hamburgers om ons vervolgens vol overgave op het internet te storten. Eindelijk Skype met het thuisfront!
Het hele dorp loopt hier vol met hete dreadlock-types en minder hete, ongewassen types. Blijkbaar is er in de buurt (lees: vier uur rijden verder) een Rainbow-festival aan de gang. Althans dat weet een van de ongewassen types ons te vertellen. Zijn openingszin: “Do you know The Rainbow?” deed ons al vreemd opkijken, zijn “if it is ment to be our energy will find eachother” gaf ons nog twee dagen buikspier-krampen. Sympathiek, dat wel, dat zweverige nemen we er bij. Al maakte hij het me wel moeilijk om niet te giechelen toen hij zei dat zijn kat Q’eqchi spreekt maar dat hij dat aan het leren is.
Het festival is nog tot eind december in Guatemala, hopelijk lukt het me om daar even te passeren want het klinkt bijzonder hip(pie). Ik weet het, flauw.
Wanneer Rainbow-dude ons verlaat doen we nog een danspasje met zijn vrienden Joshua en Elijah. Het is namelijk feest in Cobàn want de plaatselijke clown doet er een optreden. Geen sarcasme, het was echt een clown. Elijah blijkt naast yoga-instructeur ook acteur aan de New Yorkske theaterschool en man met gitaar. Na twee minuten staat hij me al rond te zwaaien met één been in de lucht, jawel, ook professioneel danser. Om me tot slot een van zijn gedichten voor te lezen. Goed dat ik niet snel onder de indruk ben of ik had me voor zijn voeten geworpen. Hij miste enkel nog een schapenvellenfrakske. Ik zal dat regenbooggebeuren toch maar eens moeten bekijken denk ik.

Voor mij ne Spaanse wettekst, pakt u zelf ook iets.

Wakker worden met het geluid van de ‘pagarito’ het is niet iedereen gegeven. Gewoon wel een beetje gek dat dat beest klinkt alsof je nagefloten wordt door bouwvakkers, het heeft menig mannelijk dorpsbewoner alvast een kwade blik van me opgeleverd. Als wekker kan dat echter tellen. Hallo naturalesa, ik ben klaar voor mijn bonen-ontbijt! Nu ja, niet heus, dat warme ontbijt daar moet ik nog even aan wennen. Vooral aan die tortilla’s dan. Gelukkig heb ik op dat vlak het karakter van mijn moeder (eten tot ge er bij neervalt) en het motto van mijn vader (zijnde: “een goed varken eet alles”). Inneke is een beetje ziek vandaag, pobrecita, dus laten we wat meer staan dan gewoonlijk. Deze ochtend krijgen we trouwens een verdunde havermout-brij. Ik hoef verder vast niet te verduidelijken dat ik geen echte fan ben. Wel rollen we onze derde baksel tortilla’s, stilaan zie ik vooruitgang. Althans, ze zijn dun en redelijk rond. Ovaal is bijna rond, toch?

Na het eten is het een beetje rondhangen en wachten tot er zich iets aanbiedt om te doen. Santiago komt echter al snel een babbeltje slaan. Het regent pijpenstelen dus is hij nog niet naar zijn werk vertrokken. Net zoals zo velen hier, vertelt hij, werkt hij immers op de ‘milpa’. Het is destijds van het jaar om de kardemom te oogsten dus is het er behoorlijk druk. De meeste mensen staan hier op tussen vijf en zes, dan vertrekken ze naar hun akker. Er zijn er echter ook die op een verder gelegen akker werken. Die is twee uur rijden met de wagen want omdat er geen brug is moeten ze rond de rivier rijden. Zij vertrekken dus om vier uur naar hun lapje grond. Goed zot denk ik dan, want wij kwamen vanmorgen pas om zeven uur ontbijten. Niet dat zij veel andere keus hebben natuurlijk. Santiago praat erg open over zijn leven, hij vindt het oneerlijk dat zij zo weinig krijgen voor hun kardemom. Ze kunnen deze zelf immers niet verwerken dus moeten hem doorverkopen naar grote bedrijven die dat voor hen doen. Uiteraard zijn het dus ook deze bedrijven die de winst krijgen. De boeren krijgen, zoals zo vaak het geval, veel minder dan hen toebehoort. Ik word er, ongeacht het onderwerp, echter behoorlijk vrolijk van. Het doet me deugt dat er al zulke open gesprekken voorvallen, na slechts twee dagen voel ik me al een beetje deel van de gemeenschap. Een heel klein beetje dat wel, maar het is een begin!

Arnoldo komt ons vervolgens halen om mee naar de ontmoetingsplaats van de gemeenschap te gaan waar hij werkt. Meteen krijgen we uitleg over het besturingssysteem hier. Dat zij onder de provincie Alta Verapaz vallen waar grote stad Coban deel van uitmaakt. Coban deelt zich dan weer op in acht microregionés waar Nimlaha’kok er één van is. Tenslotte valt Nimlaha’kok dan weer op te delen in andere ‘comunidades’ of gemeenschappen. Nimlaha’kok heeft een verbond met twee andere ‘comunidades’. Soit, kan u nog volgen? We krijgen een dikke wettekst voor onze neus met daarin de werking van Coban (die dus beslist en bestuurt over Nimlaha’kok ). Jep, in het Spaans, we maken het ons graag moeilijk. Zei ik al dat hij 50 pagina’s dik is? We weten ons dus wel een hele dag bezig te houden. Mijn Spaans is niet zo vlot en de tekst niet zo boeiend dus ik denk dat ik mijn bezigheid voor de volgende dagen wel zal hebben. Maar wel boeiend om te lezen hoe het allemaal op papier mooi staat te wezen waar het in werkelijkheid volledig anders loopt. Want in tegenstelling tot het papier is er weinig respect of aanvaarding voor de Indigena-bevolking. Laat staan dat ze veel inspraak krijgen.

Hierna kan ik wel een koude douche gebruiken dus spring ik onder het zelfgemaakt vehikel dat hier in de keuken staat. Niet met veel goesting, want ‘eikes dat staat hier in de keuken’. Tot ik eenmaal onder de, ietwat frisse, straal sta. Douchen in open lucht ons begeleiding van vogels en krekels is de max! Bovendien ook bijzonder verwikkend, want ondanks dat de bevolking het hier maar ‘frio’ vindt, ben ik meer dan tevreden met de 20 tot 25 graden.
Het avondeten is vandaag bonen met tortilla’s maar ze hebben erl water bij gedaan. Het is dus eigenlijk soep. Ik verbaas me telkens weer over de vindingrijkheid die men hier heeft wanneer het bonen betreft. Bovendien kan ik ze best wel smaken. Wanneer we na het eten foto’s van de familie bovenhalen komt het hele gezin meekijken. De interesse doet deugd en ik word spontaan gelukkig van het feit dat taal niet altijd nodig is. Gelukkig maar want dat is tot hiertoe mijn grootste frustratie. Zei ik trouwens al hoe vriendelijk en warm ze hier zijn? Spinnen verwijderen ze hier spontaan wanneer ze doorhebben dat ik de spin ook zag, of ze zetten de radio hier prompt stiller omdat ik door hoofdpijn over mijn hoofd wrijf. Toppertjes! Ik vraag me wel af of ze doorhadden dat ik de havermout-brij stiekem in de goot kieperde.
Gek hoe de dag hier zo anders loopt, om negen uur lig ik hier al in mijn bed. Alles gaat hier opzet gemak en niets moet. Nu ja, niet van hen, ik leg mezelf natuurlijk nog steeds onhaalbare doelen op. Maar goed, daar werk ik aan.