Dagelijks brood

Hij stapt op me toe, na drie jaren zonder. “Ik ben zo ver” had ik hem enkele dagen geleden in een berichtje gestuurd. Dat hij in mijn gsm nog steeds onder ‘Shitface’ te vinden is, is bijzaak.

Zo ver ben ik dus, dat ik zonder pijn of boosheid opnieuw een heel klein plekje voor hem maken kan in mijn leven. Straks ga ik nog geloven dat tijd alle wonden heelt.

Hij zoent mijn kaken alsof er nooit hartzeer tussen ons geweest is. Het overvalt me hoe gewoon dit is. Hoe banaal. Dat ik eigenlijk niet goed weet waarom we dit doen, waarom we die ruimte (hoe klein ook) opnieuw maken voor elkaar.

Het koppel naast ons giechelt op het gras.  Ze kietelen elkaar. Een flits van kwetsbaarheid kleurt zijn ogen. Omdat wij dit ooit waren. Ze kiezen bouwgronden uit, op een zondag in het park. Zover zijn wij nooit geraakt. En ik denk dat ik daar voor het eerst in mijn leven oké mee ben.

Ik vraag hoe het met Haar is. Even lijkt hij er aan te denken om achter het masker te blijven zitten. Een masker dat zo handig werkt bij anderen -Ik ben altijd al de dissolvant van zijn vernis geweest- Dat het moeilijk is. Het leven aan zich. Maar ook het leven met of zonder Haar. Hij is gelukkig zegt hij. Zijn lijf verraad dat hij eigenlijk ook niet weet waarom hij dit doet. Opnieuw.

Misschien zijn we niet gemaakt om gelukkig te zijn, glimlach ik flauwtjes. Misschien zullen wij altijd dat soort mensen zijn dat standaard zijn eigen ruiten inslaat bij het kleinste glimpje aan geluk.

Hij kijkt me aan met ogen die me nog nooit eerder gezien lijken te hebben. Afstandelijk en hard maar ook eerlijk en afwachtend. Dat hij vader wordt zegt hij.

Met die woorden staan we plots verder van elkaar dan ooit. Ergens is er een finale grens gepasseerd. Ik hap naar adem. We zullen nooit meer zijn wat mijn hart er zo graag van wilde maken. Ik weet dat er deze keer écht geen weg terug meer is. De keuze staat, met deze woorden, in steen gebeiteld. Opnieuw breek ik, in kleinere stukjes dan wat ik ooit voor mogelijk hield. De verbetenheid in zijn mondhoeken toont de angst voor mijn reactie. De angst voor zijn keuze.

Want er blijft altijd en onuitwasbaar Wij. Een ‘wat als’ die altijd zal blijven prikken als het wasvoorschrift in die warme wollen trui.

Hij glimlacht schaapachtig. Herhaalt dat hij gelukkig is. Gelukkig met zijn stuk van de taart. Ik glimlach ter antwoord, omdat dat hoort wanneer je als twee volwassen mensen je best doet om de pijnlijkheid van een situatie te ontkennen. Ik glimlach, omdat we beiden weten dat hij hier nu niet zou zitten als dat echt het geval was.

Omdat we allebei weten dat het Broodpudding is. Toegegeven, niet slecht. Maar het blijven oude zoete broodjes die een mens niet weggooien kon. Heer geef ons heden ons dagelijks brood.

Dat ik speciaal ben, voegt hij toe aan zijn betoog, niet op de ‘gele busjes’ manier. Nee, speciaal op een manier die hij nooit nog aan iemand uit zal kunnen leggen.

Voor ik het goed en wel weet lig ik rauw te bloeden op de vloer van mijn bestaan. Ik weet niet goed of het rauw of rouw is, maar misschien zijn beiden in essentie hetzelfde. Je verliest ongecontroleerd iets dat je liever voor jezelf houdt. Bovendien worden mensen van beiden ontzettend ongemakkelijk. Je bent te veel, té open. Té gewond.
Misschien is dat het.  Misschien zijn ook wij te veel, té open en té gewond. Al kan hij dat beter wegstoppen dan ik.

Ik weet dat hij zich net nu wil verdrinken in de armen van een ander. Omdat Broodpudding ook maar dat is en een mens van Broodpudding alleen niet leven kan. Ik snap niet hoe hij het kan. Leven in die dualiteit.

Ik ben blij dat mijn haar voldoende lang is. Zodat ik me af en toe even kan verstoppen wanneer ik de tranen niet meer houden kan. Ik weet niet hoe lang ik nog mascarastrepen trekken kan op het hoofdkussen van een ander. Wetende dat ik naast hem ook mezelf verloochen.

Niet met mijn belastingsgeld! 

Zoals elke vrijdag klopte ik om één uur op zijn voordeur. Deze keer deed hij open. Nuchter. We praten over meterstanden, papieren die niet ingevuld raken en hoe de toekomst soms vol angst lijkt te zitten. We praten zélfs even over de duivels in zijn hoofd die hem al eens naar de fles doet grijpen.

“Ze zien allemaal dat ik drink, maar niemand merkt dat ik dorst heb”, zucht hij.

Hij slaat zo mooi de spijker op de kop dat ik even het verdriet moet wegknipperen. Dat het soms moeilijk is voor anderen om verder te kijken dan wat ze in één oogopslag zien. Dat sommige mensen niet goed durven verder kijken omdat ze bang zijn dat ze zullen zien, dat… 

Ik zwijg want we weten beiden dat het excuses zijn. We weten beiden (hij beter dan ik) dat de maatschappij niet kijkt naar de lelijke kantjes, ze liefst onder de mat schuift. Dat je telkens opnieuw onderuit gehaald wordt wanneer het beter gaat. Omdat je papier A niet hebt of de aanvraag voor formulier B niet correct invulde.

Ik hoor de laatste tijd wel vaker dat ‘het allemaal profiteurs zijn’ of dat ‘als je hard wil werken je altijd job kan vinden’. Wat wil ik u graag door elkaar schudden, wanneer u zulke dingen naast me verkondigt op de tram. Wanneer u rond de eettafel Theo Francken citeert omdat dat tegenwoordig sociaal aanvaard is en die man per slot van  u rekening minister is (‘niet met mijn belastingsgeld’) Of wanneer u op een terrasje afkeurend van uw rosé nipt wanneer de vierde wereld voorbij wandelt. Het is allemaal de schuld van de sossen. 

Wat zou ik u graag overtuigen van het feit dat het allemaal niet zo eenvoudig is. Dat er meer zit achter de dronkaard dan zucht en overmacht. Dat het wérken is, dat het alleen zijn is. Dat het dieper gaat dan niet willen en niet kunnen.

Ik heb geluk gehad dat mijn wieg op en plek stond waar ik alle kansen gekregen heb. Want godmiljaar de wereld is oneerlijk. Het is niet zo moeilijk om aan de andere kant terecht te komen. De lijn is dun en ik denk dat we dat soms niet goed beseffen. Draai dus alstublieft uw tong drie keer om voor ge zucht dat het allemaal profiteurs zijn en dat ze maar wat meer moeite moeten doen.

Ge hebt geen idee…

Shit. Oké, opnieuw.

 

Amper twee weken terug in België zie ik mijn glimlach stiekem minder breed zijn. Ik hoor mezelf zuchten en sputteren naar andere fietsers in het verkeer, omdat ze niet doen wat ik verwacht. Ik eet tussen de huisbezoeken door snel mijn middagmaal op, ondertussen even mijn mail nakijkend. Ik jaag, ik date, ik swipe, ik maak me zorgen over mijn gat dat misschien wel te dik is in die broek. Ik maak me zorgen of ik wel goed genoeg ben…

 

Shit. Oké opnieuw.

 

Amper twee weken terug in België en ik ben nog steeds blij terug te zijn. Ik sta elke ochtend vroeger op om te ontbijten en mijn lunch te maken. Nadat ik 20 minuten yoga deed. Elke dag. Ik maak me minder zorgen om geld. Alles komt altijd goed, als het dat niet doet is het niet wat ik nodig heb. Ik maak me niet meer druk wanneer mijn hart overslaat zonder dat de ander naar adem moet happen. Mijn gsm blijft steeds vaker in mijn handtas steken. Gisteren las ik een boek. Zomaar. Oh en ik kookte al drie keer, of misschien vier. Volgende week start ik met een nieuwe baan, een extra job in het weekend. Ik heb er waanzinnig veel zin in. Ik kocht een fiets en glimlach breed wanneer ik door de regen fiets. Ik doe niet meer aan regenjassen, je gaat niet dood van water.

 

Zo, beter. Toch?

 

Dat het allemaal maar is hoe je het bekijkt. Dat ik liever voor mezelf wil zijn, dat ook. En misschien nog liever voor u. Ik wil minder druk en minder jagen. Maar anderzijds is rust en kalmte ook niet zo mijn ding. Pakt dat ik mijn werkagenda wat minder vol ga plannen en wat vaker ga ademen tussen de afspraken en budgetplannen door. Meer natuur. Dat ook. Gaat ge mee verdwalen in uzelf?

 

Oh en ook: kunnen we alstublieft wat liever en wat kwetsbaarder zijn? Ik geloof best dat uw leven geweldig is aan al uw foto’s op sociale media te zien. Maar het mag af en toe ook eens kut met peren zijn. En ge moogt dat gerust de wereld in smijten, of niet. Ik beloof dat ik er u enkel grager door zal zien. Maar wees dan ook lief voor mij, wanneer ik hier mijn hoofd en hart te grabbel gooi. Zullen we dat afspreken?

 

 

 

2016, gij klepper! 


Liefste 2016,

Ik weet het, op elk moment in het jaar kan je opnieuw met een schone lei beginnen. Toch doet het einde van de kalender iets met me. Ik word er ietwat melancholisch van want dagen rijgen zich met zo een vaart aan elkaar dat er opnieuw een jaar voorbij is waaruit ik misschien toch niet voldoende gehaald heb. Een jaar ouder, een jaar waarin ik opnieuw niet weet wat ik aanvang  met mezelf en mijn leven. Potverdekke 2016, wat een klepper zijt gij geweest! Tijd voor een lijstje:

  • 2016 was het jaar waarin ik mijn hart liet verbrijzelen, meermaals (iets met een ezel en een steen). Ik vond alle stukken nog niet terug maar het was ook het jaar waarin ik stiekem weer een beetje ging geloven in mannen van mijn leven en samen de zonsondergang tegemoet rijden.

  • 2016 was het jaar waarin ik het echt niet meer wist.  Waar ik soms niet meer kon, niet uit mijn bed raakte en enkel nog de kat kon knuffelen. Het was ook het jaar waarin ik de warmte van vrienden en familie nog meer heb leren appreciëren.
  • 2016 was het jaar waarin ik een appartement kocht met de nodige verbouwingswerken tot gevolg. Ik heb me vanaf toen elke nacht afgevraagd of dat wel een slimme zet was. Het was het jaar waarin ik door het stof de gyproc niet meer zag. Dat ik bij vrienden en familie kon gaan uithuilen wanneer ik mijn muren niet goed gesmeerd kreeg, de doucheplaten niet pasten zoals gehoopt of wanneer ik gewoon wilde stoppen met alles in euro’s te beleven. Ik denk niet dat ik ooit al zoveel geleerd heb in een jaar tijd.

 

  •  2016 was het jaar waarin ik mijn geloof in de mensheid en ons politiek systeem soms zoek raakte. Terreuracties, oneindige oorlogen, de vermarkting van het sociaal werk in Antwerpen of het feit dat Trump de nieuwe president van Amerika zal worden. Terzelfder tijd zag ik ook zoveel mooie en hoopvolle tekens aan de wand: het protest om de uitverkoop dat op het Mechels plein en in Brussel duidelijk voelbaar was, de eenheid die België na 22 maart kende,  het ongeloof en de verontwaardiging die meer werden dan een gevoel maar  tot acties overgingen.

  •  2016 was het jaar waarin ik meter werd van de schattigste cadeau ter wereld. Nog even en dan vertrekken we samen op wereldreis (sorry ouders).

  •  2016 was het jaar waarin Greet op de Beeck me deed ontdekken dat het altijd wel ergens nacht is. En bij gevolg dus ook altijd wel ergens dag.
  • Maar bovenal is 2016 een jaar van dankbaarheid geweest. Merci  aan iedereen waarop ik mocht steunen en leunen. Het had niet zonder u gekund. Ik zien u graag, ook in 2017.  

Dat het nieuwe jaar er een mag zijn van evenveel avontuur en minder hindernissen. Van warme ontmoetingen, nieuwe en oude vrienden en veel samen zijn. Dat 2017 nu al van ons is, want dat alleen toch maar alleen is.  We gaan er een lap op geven!

 

Van je kapoen,

Miek

Karma, ge zijt een trut

“Je kan niet op tegen zeven jaar van opgebouwde liefde”, zegt hij. Waarmee hij plotsklaps mijn luchtkasteel aan diggelen gooit. Even slaat alle lucht uit mijn longen en God, ademen ging de laatste tijd al zo moeilijk. Ik merk pas dat het verdriet zich een weg naar mijn kaken gevonden heeft wanneer hij zachtjes mijn tranen achterna loopt met zijn vingers.

 

Drie uur later lopen we hand in hand naar huis. Wanneer hij me kust weet ik dat hij enkele seconden lang van mij is. Als een volleerd bouwvakker heb ik op minder dan die luttele twee seconden een ander, mooier, grootser luchtkasteel opgetrokken. Als het mooi genoeg is neemt hij er misschien wel echt zijn intrek. Wat zou ik hem graag huizen.

Telkens opnieuw val ik, op diezelfde blauwe plek. Misschien doe ik het om te voelen of ze nog steeds pijn doet. Misschien ben ik gewoon onhandig of ben ik gewoon benieuwd om te weten welke kleur ze deze keer zal aannemen.

 

Karma, ge zijt een trut.

Zoals een inktvlek op een vloeipapier


“Waarom kan je jezelf niet gewoon eerst graag zien?” Zijn ogen fonkelen een beetje wanneer die woorden zijn lippen raken. “Kan niemand dat nu eens voor mij doen?” vraag ik. Ik doe al zoveel zelf. Hij glimlacht omdat we allebei het antwoord al lang kennen op die vraag. Het is zo een gesprek waarin onze zielen een beetje in elkaar overlopen. Zo een waarna de knuffel die er op volgt extra lang mag duren omdat hij echt nodig is…

Ik merk dat me dat de laatste tijd weer vaker overkomt. Ik loop uit. Zoals een inktvlek op een vloeipapier. Maar kijk, hij heeft me daar mooi schaakmat gezet.

Want ja, waarom is me dat zo moeilijk zeg? Uzelf graag zien?

Op goede dagen voer ik al eens zulke (diep)zinnige gesprekken dat ik er zelf van achterover val en allez, ik ben wel een toffe. Om nog maar te zwijgen over het feit dat mijn kont er echt wel goed uit ziet in die ene broek. Maar graag zien? Mezelf? Dat is toch nog iets helemaal anders.

 

Ik kan zo waanzinnig gek worden van mijn eigen hoofd en de dingen die ik doe. Van de muren waar ik telkens weer tegen knal, ook al weet ik ze ondertussen wel staan. Of van de cirkels die ik telkens opnieuw zwem, zonder uit te breken.  Van het feit dat ik het me telkens opnieuw weer zo moeilijk maak bijvoorbeeld. En dat ik keer op keer val voor wat niet beschikbaar is (ik maak het daardoor nogal onmogelijk om lief te zijn voor mezelf. Want godvermiljaaaaaaar kind, neem zo geen domme beslissingen!).

 

“Ben je op zoek naar iemand om je te komen redden?”, vraagt hij me vervolgens. Mijn hoofd draait bij de zoveelste plotwending in dit gesprek. Ik zoek enig spoor van sarcasme maar kan enkel oprechte interesse terugvinden. Een giechel werkt zich stiekem naar buiten. Alsof ik gered wil worden. Neen bedankt, ik zal een ander wel redden.

 

Vraag me gewoon niet los te laten.

 

Hoe doen mensen dat? Wil iemand dat even in een stappenplan gooien? Gezien ik niets half doe kan ik niet anders dan mezelf volledig te smijten. Alles of niets. En dus hou ik pitbull-gewijs vast aan wat ik wil. Wat, evenzeer pitbull-gewijs, meestal verscheurend eindigt. Werkpuntje pakt…

 

“Nee, zucht ik, ik ben op zoek naar iemand die zich smijt voor mij”.

 

“Misschien is dat dan net jezelf graag zien”

 

Hij glimlacht.

 

De knuffel is nodig.

Ge zijt gene manke pony

image

“Ge zijt geen manke pony’ antwoordde ze toen ik haar vroeg om me af te schieten. We hebben namelijk een pact, zij en ik. Als het echt te erg zou worden met het doordraven in mijn hoofd zou ze me tijdelijk even afknallen met een verdovingsgeweer. Gewoon, eventjes out en rust in mijn hoofd.
Dat laatste lijkt al eeuwen geleden. Is dat wat grote mensen bedoelen met volwassen worden?

Soit, het is dus nog niet gepermitteerd. Nochtans draaft een manke pony al weken doelloos dezelfde rondjes in mijn hoofd. Zo het type pony dat in de manege zielloos voor zich uitstaart en rustig achter de meute slentert. Weinig mee aan te vangen maar het is nen brave en de kinderen zijn er aan gehecht dus mag hij blijven (bon, met die metaforen is mijn inwendig paardenkind weer even tevreden).

Ik doe nochtans mijn best om mezelf zeer gedecideerd toe te spreken zo nu en dan. Dat het bijvoorbeeld gedaan moet zijn met mijn gemekker en ik dringend met andere dingen bezig moet zijn dan het mannelijk drama in mijn leven, of het gebrek daaraan. Of dat ik dringend weer moet gaan sporten en wat minder moet snoepen (ondanks het weer is het echt wel weer bikini-seizoen). Of dat ik elektriciteit moet leggen. Veel moeten dus, maar dat hoort zo bij het uzelf gedecideerd toespreken geloof ik.

Het valt alleen niet mee dat ik al tijden niet meer naar mijn hoofd luister. Ik luister daarentegen, naar de hoofden van anderen en lees in hun ogen wat ik denk te horen.  Of ik luister naar mijn buikgevoel, wat de laatste tijd toch ook wel gekke sprongen maakt. Veel nadenken is dat en veel muren tegenkomen, dat ook. 

En eigenlijk wil ik gewoon met u op de bank. Samen Netflix en rode wijn, kat op schoot en een beetje kopje onder gaan telkens ge naar mij kijkt. Eigenlijk wil ik gewoon uw hebben en uw houden mee sorteren tot het past in de kamers van mijn hart. Eigenlijk wil ik dat ge uw rug recht en mij vastneemt. Dat ge, net voor mijn knieën aan het knikken slaan,  mijn oren toefluistert dat we het samen wel zullen uitzoeken.

Eigenlijk wil ik vooral door u gevonden worden. Zoekt gij? Dan tel ik af…

 
Wie niet weg is, is gezien…

Het zijn net mensen

Ik dronk koffie en het is al laat. Ik krijg mijn hoofd niet uit dus schrijf ik mijn longen leeg. Het kan allemaal maar helpen niet waar?

Vandaag is het Amina die mijn hoofd doet woelen (je kan haar hier lezen). We zaten samen in het derde middelbaar (als ik me niet van jaar vergis) en ik heb altijd aan de zijlijn staan springen wanneer zij iets schreef. Ongeacht hoe ver onze levens uit elkaar lopen, af en toe vinden we elkaar eens terug. Om dan telkens tot de conclusie te komen dat het ‘klikt’ tussen ons.

Soit, ter zake: Amina zette vandaag iets op Facebook waar ik even niet goed van was (of ben), zijnde het volgende:

‘Hebt u misschien 35 cent?’

‘Waarom?’ 
wou ik vragen
maar hij vloog al verder
op zijn fiets, langs de tram-
sporen, ontsnappend 
aan priemende blikken 
en verwachte antwoorden

een vrouw komt naar me toe
‘dat is elke dag hetzelfde’ briest ze
ze zwaait met haar sigaret

Ik knik. En zwijg.

‘En het ergste is nog dat ze
zelf een prijs opstellen!’

Dat deze jongen hier stond
onverzorgd, door onze
verzorgde staat
dat hij moet bedelen,
of het nu voor eten of
voor drugs is, hij bedelt,
dat deze vrouw op 
de jongen kwaad wordt 
en niet op het systeem
achter de jongen
dat ik weet dat als ik
geld bij had ik het zou 
geven en dat ik weet dat
ik de wereld daarmee niet
helpen kan, dat ik de jongen
nakijk en zie hoe hij aan
anderen hetzelfde vraagt,
niemand die de 
35 cent bij zich heeft
dat ik bang ben ooit 
hetzelfde te moeten doen
hoe ik elke maand
na de rekeningen
alle 35 centjes ver-
zamel en probeer te
doen alsof ik rondkom
als ik in de supermarkt
nog iets wil maar weet
dat alle tassen, alle
zakken en kleine
potjes al doorzocht zijn
en hoe snel ik hem
word en hij mij
als de volgorde anders
was, als de optelsom
correct was, als ik
ergens anders geboren 
was, als ik geen studies 
of werk had, als ik geen
bed of een brood had
als ik geen toekomst
maar enkel verleden had.

‘Ongelooflijk is dat…’

Hoofdschuddend
gooit ze haar peuk 
op de grond, trekt 
haar mantel recht
en neemt haar gsm
uit haar tas.

Ik knik. En zwijg.” (Amina Belorf)

Het is alsof ze het over mij heeft. Hoe vaak heb ik niets gegeven omdat ik niet weet waar het heen zal gaan? Omdat ik niet in de dagelijkse dosis Cara, of wie weet wat nog wil voorzien? “Ik werk al in de sociale sector, ik geef op een andere manier” hoorde ik mezelf een tijdje geleden zeggen. Om vervolgens een stuk van mijn tong te bijten (smaakte nogal verzuurd, ik geef het toe). En waar eindigt het? Wie geef ik wel iets en wie niet? En betekent het dat ik dan maar niets moet geven, als ik niet kan kiezen? Mag ik bepalen dat er met mijn geld geen Cara gekocht hoort te worden maar voedsel of een deken? Is mijn visie beter dan die van de Cara-drinker? Ben ik echt zo pretentieus?

Ik val soms over mijn eigen voeten wanneer ik naar de grond staar. Uit schaamte, laat dat duidelijk zijn. Schaamte omdat ik niet weet waar te beginnen, waar te helpen. Schaamte omdat ik van mezelf vind dat ik dat toch zou moeten weten, als hulpverlener zijnde. Dus verval ik in apathie, samen met u. Maar is het niet aan ons om de wereld te verbeteren? Want ‘het bestuur’, ‘de regering’, of ‘de politiekers’ kunnen het niet alleen, zoveel is duidelijk. Hebben we die 35 cent echt zo hard nodig?

Toch wil ik bewijzen. “Heb je die 35 cent écht wel nodig?” “Wat ga je ermee kopen?” “Heb je geen familie die je kan helpen?” Maar wie ben ik en wie bent u om de rekening van een ander te maken? Ik neem me voor om meer te geven. Eten, drinken, een halve euro, een glimlach… Maar ik neem me vooral voor om niet meer over mijn schoenen te vallen. Omdat ik vanaf nu in ogen ga kijken. Omdat ik vanaf nu erken, en daarbij geef wat de meeste mensen vergeten. Ik concentreer me vanaf nu op mijn eigen rekening, in plaats van die van een ander te maken. We zijn allemaal een beetje de vrouw met de sigaret, we zijn allemaal mens. Misschien is dat laatste iets waar we vaker bij moeten stilstaan. Misschien moeten dingen als dit ons vaker raken, zodat we onze ogen sperren en stilstaan bij onszelf.

En u, wat gaat u doen?

Springen, knallen en nog eens springen

knits and soda

Meer dan een jaar geleden was het dat ik deze blogpost schreef. Over doen en durven, reizen en loslaten. Maar vooral: over niet vastzitten en uw eigen ding doen.

Ondertussen heeft alles hier een beetje op zijn spreekwoordelijk gat gelegen. Bij het schrijven van bovengenoemde blogpost stond ik op een springpunt. Ik sprong voor een zotte job met een zotte uitdaging. Een jaar lang ben ik blijven springen (met afwisselende mate van enthousiasme), om uiteindelijk toch gewoon loeihard met mijn hoofd tegen de muur te knallen. ‘Moe’, ‘op’, ‘vertwijfeld’ en ‘ongelukkig’ waren kernwoorden die ik afgelopen jaar regelmatig op tafel gooide (ik laat ‘Tinder’ hier even weg, gezien dat niet bijdraagt tot mijn punt). Gezien mijn baan en mijn woonst onlosmakelijk met elkaar verbonden waren (ik was inwonend leefbaarheidsmedewerkster in een sociale woningblok in Antwerpen Noord) liepen ook privé en werk kriskras door elkaar.

O ironie, wanneer ik voorafgaand nog schreef over vrij zijn en niet vasthangen zat ik dus minder dan een jaar later muurvast in mijn eigen cocon. Ik durfde niet meer voor- of achteruit en deed wat halfslachtige pogingen om ter plekke te blijven watertrappelen. Mijn hoofd bleef boven, maar daar is alles mee gezegd. Gelukkig leerde ik daar ook uit. Dat ik best wel stevig in mijn schoenen sta bijvoorbeeld. Dat ik wel wat kan in de sociale sector, of dat mijn buikgevoel dik ok is.

In maart besloot ik opnieuw te springen. Want ‘moe’, ‘op’, ‘vertwijfeld’ en ‘ongelukkig’ zijn geen woorden waarmee ik mijn leven wil omschrijven, zo bleek. Zonder baan, lief of inkomen (maar met een nieuw appartement) stond ik opnieuw te twijfelen over wat ik nu eigenlijk wilde. Laat ik u meteen geruststellen: ik heb er nog steeds geen flauw idee van. Maar ondertussen werk ik halftijds bij het CAW in Antwerpen Noord aan het verbeteren van de wereld en verdien ik de andere helft van mijn week bij in een stoffen- en wolwinkel (Julija’s, voor de geïnteresseerden). Twee uitersten, maar daarom net een geweldige combinatie. Tegenwoordig zijn ‘vrolijk’ en ‘gelukkig’ weer woorden waar ik mee smijt. Al blijft het allemaal niet evident (ik doe nog wel eens een eindeloos beklag over huurprijzen in Antwerpen en de kosten die ‘een mens alleen’ zo allemaal heeft).

Eigenlijk wil ik dus gewoon maar zeggen dat, ondanks het feit dat mijn inwendige kangoeroe even een tijdelijke winterslaap gehouden heeft, ik begot blij ben dat ik sprong. Dat ik zal blijven springen, want dat doe ik nu eenmaal. Maar bovenal: dat ik ontzettend blij ben dat mijn vrienden mijn eigen advies terugkaatsten en me bleven voorhouden dat je nooit vast zit.

Merci.

Gast, chill een pak.

Onlangs kreeg ik te horen dat ik leef in pieken en dalen, dat constanten niet in mijn woordenboek staan. Ik ben blijkbaar of uitzinnig gelukkig, of onwaarschijnlijk depressief. Of dat een theorie is die op mij van toepassing is, daar laat ik u zelf maar over oordelen.

In elk geval moest ik daar even van slikken. Het feit dat anderen u zo diepgaand analyseren is toch altijd een beetje beangstigend. Meteen zie ik dan een vrijdagavond waarin persoon A met persoon B mijn gebrek aan constantheid bespreekt over een glas wijn. Eng, dat wel. Maar goed, dat doen we allemaal. Onder het motto van bezorgdheid, interesse of bij gebrek aan beter onderwerp. Schrikken dus, wanneer je dan een tijd later deze welgemeende observaties als vanzelfsprekende persoonlijkheidseigenschappen meekrijgt waarvan je niet wist dat je ze bezat. Dat het aan het denken zet, dat wel.

Ik kan me best voorstellen dat ik overkom als onevenwichtig, wie weet ben ik dat ook. Ik verdraai dat in mijn hoofd liever iets positiever om het zo: “een tikje impulsief” te noemen. De laatste jaren ben ik steeds meer op mijn buikgevoel gaan vertrouwen en steeds minder op wat ‘moet’. Niet dat ik af en toe eens geen hyperventilerende paniekaanval krijg omdat ik nog steeds geen man, kinderen of een huis heb. Maar goed, dat ter zijde. Mijn buikgevoel heeft me al meer dan eens met mijn gezicht tegen de muur doen lopen, blijkbaar is dat buikgevoel geen absolute wetenschap. Ik heb meerdere avonden op café gezeten, mijn emotionele monologen spuiend bij een glas bier tegen het slachtoffer van dienst. Wederom, merci daarvoor vrienden.

Voor al die keren dat ik met mijn gezicht tegen de muur liep, heb ik echter al evenveel vreugdedansjes gedaan voor de dingen die wél goed uitdraaiden. Dus kijk, ik ga niet klagen. Ik weet ook wel dat, zelfs wanneer ik klaag, ik eigenlijk nog mijn twee pollen mag kussen. Kijk, een mens moet af toe ook gewoon eens kunnen mekkeren natuurlijk.

Bon, ik ben hier dus heel deze aanloop aan het nemen om u het volgende te zeggen: “gast, chill een pak”. Of misschien iets prozaïscher  verwoord. Het is mij namelijk opgevallen hoeveel mensen mij op facebook aanspreken om mij te vertellen dat ze jaloers zijn op hoeveel ik reis. Gek want dat zijn meestal net die mensen die ik bewonder op de manier waarop zij hun leven bij elkaar lijken te hebben (huisje, boompje, beestje). En dan krijg ik de: “amai ik wou dat ik dat kon, maar ja werk he. Ik zit vast”. Jongens, ik hoop grondig dat ik nooit ‘vast’ zal zitten. Sla me om de oren wanneer ik u dat ooit meedeel alstublieft.

Dat hele ‘vast’ gedoe, dat is toch behoorlijk zelf geconstrueerd denk ik dan. Een huis is te verkopen, een baan op te zeggen, een hond mee te nemen. Kinderen, dat is een andere zaak natuurlijk. Dan zit je pas écht vast. Nee serieus, als je écht weg wil kan dat altijd. Er is maar een ding dat ‘moet’ en dat is stoppen met moeten.

Oh en ook zo van dat het gras altijd groener is aan de overkant. Echt, toen ik in Spanje zat hyperventileerde ik bij elke mail die ik terugkreeg na een sollicitatie met: “u bent helaas niet geselecteerd voor een gesprek”. Ik geloof dat het woord FUUUCKEEEEEEERSSSS, meermaals over mijn lippen is gegaan. Maar kijk, nu heb ik binnenkort een baan en een appartement. Na al dat gestress omtrent drie maanden Amerika (“Ohnee een gat in uwe cv manneke, zoude da wel doen?”) en een maand Spanje (“maar allez en gaat al uw spaargeld er niet door zijn?”) is het toch allemaal op zijn pootjes terecht gekomen. Al dan niet volgens mijn eigen, vooropgestelde, planning. Toegegeven, op momenten waar ik in de Essenza voor de miljoenste keer de rustgevende walvisgeluiden moest aanhoren twijfelde ik al eens of het wel allemaal de geode kant op ging. Of al dat reizen nu echt wel een goed idee was geweest en ik niet beter wat extra motivatiebrieven verstuurd had.

Achteraf kan ik dan nu opgelucht zeggen dat ik blij ben dat ik al mijn spaargeld opgemaakt heb met reizen. En ja, mijn nieuwe meubels zullen geen design zijn, laat staan zelfs IKEA. Ik zal misschien een maandje moeten wachten alvorens ik gordijnen koop. Maar mannen, hebben jullie al eens drie maanden op een boerderij in Amerika gezeten? Of naar Granada gereden in een aftandse wagen met een of andere louche kerel van Blabla-cars? Zonnen bij 20° in februari aan de Spaanse Costa? Ik ben zo blij dat ik gewoon gedààn heb in plaats van niet gedurfd.

God miljaar, ik zit waarschijnlijk op ne piek. Misschien doet mijn volgende (tikkeltje impulsieve) beslissing me weer zwaar tegen de muur lopen. Maar, om het met de woorden van mijn grootmoeder zaliger te verwoorden: “da pakken ze mij toch nimmeer af ze manneke”.

 

No regrets. En dat, lieve kinderen , lijkt me dan het belangrijkste.