We zijn er bijna 

Ze stonden met handen vol bloemen te wachten tot de bareel weer zou openen. Zij met een lange witte rok. Hij in kostuum. Samen moederdag.

Uw hand houdt de mijne vast. Als ik mijn ogen sluit is het bijna alsof ge mij graag ziet. We razen de bareel voorbij. Zouden zij echt zijn?

Uw neus verdwaalt zich in de geur van mijn hals. Mijn handen lopen verloren langs uw rug. Ik speel zo graag koken-eten met u. 

We zijn er bijna

Maar toch niet helemaal

Als

Als ik, aan u

zou vragen.

Om uw armen om mij heen te slaan.

Zou ge dan zachtjes met uw neus mijn hals verkennen,

Terwijl ge zucht dat ooit alles wel goed zal komen, omdat het dat immers altijd doet?

Zou ge mij dan vasthouden omdat ge wilt hebben? Of liever houden van?
Zou ge zachtjes lossen met uw armen open, zodat ik vliegen kon?

Of zou ge glimlachend uw ogen afslaan, beschaamd om zoveel kwetsbaarheid?

Dat ge genoeg zijt.

Ik las vandaag op Instagram een quote die me deed vragen. ‘You are enough’ stond er, in een van die artsy-zelfgeschreven-lettertypes, op mijn scherm. Ik herhaalde het enkele keren hardop, met een pauze tussen elk woord. Omdat het dan gedecideerder en geloofwaardiger zou klinken. 

Ik heb ooit ergens gelezen dat, als je dat soort dingen lang genoeg luidop tegen jezelf uitspreekt, ze ook echt zo worden. Weet het alvast te zeggen, wanneer ik voor u genoeg ben.

Maar goed, vragen dus. Want wat is dat dan, genoeg? Moet ik dat zelf bepalen? Mijn eisen zijn nogal hoog dus dan zijn we vermoedelijk verder van huis dan wanneer gij dat zou doen. En moet ik dan genoeg vrouw én genoeg man zijn? Want dat is wel héél veel druk. 

Maar bovenal: hoe doe je dat, genoeg zijn als je leeg thuiskomt? Of heeft er iemand meer dan genoeg  om me aan te vullen? En wat als ik meer dan genoeg wil zijn?
Of was dit misschien, net de hele boodschap?

Zonder ruggengraat

Zonder ruggengraat houd ik mezelf recht. Wat, als ge er over nadenkt, eigenlijk veel moeilijker is.
Des te meer omdat ik mezelf al eens onderuit durf te halen en af en toe weer terug gezogen raak in de vortex van uw zijn. 

Zonder ruggengraat stuiter ik elastiek-gewijs van blauwe steen tot straatbalkon. Randje-kantje is mijn lievelingstussenstreepjeswoord. 

Span mij op. Laat me los en doe mij vliegen. Ongeleide projectielen zijn de beste projectielen.

Ja toch? 

Caleidoscoop

 

 

 

 

 

Uw gezicht verzacht wanneer ge caleidoscopisch naar mij kijkt.

Ge vindt mijn kleuren wel mooi.

Mij schuddend tot ik, lichtjes verschillend van het vorige beeld dat ge van mij had, opnieuw in elkaar dwarrel.

 

Ik weet u uren vast te houden.

Het springen en het dansen vindt ge best charmant.

Dat misten gaat mij goed af.

 

Ge ziet mijn stralen niet nuanceren.

Een oog knijpt ge dicht.

Om u blind te staren op vorm en kleur.

Ge ziet mijn moeheid niet.

 

Ge draait snel door.

Tot het op is.

 

Doet dan toch, uw ogen open.

Verdronken eenzaamheid

Piepend haal ik adem na een telefoongesprek van dertig seconden. ‘Verdronken in eenzaamheid’ flits er door mijn hoofd. Even ga ik mee kopje onder.

‘Ze zien allemaal dat ik drink, maar niemand ziet dat ik dorst heb’. Je greep me naar mijn keel, enkele maanden geleden al. Dat de dorst groot was en de fles steeds te klein. Ik drink opdat uw dorst hopelijk minder is. Op u en op uw vechten. Dat het niet voor niets geweest mag zijn.

De lichtjes van de Schelde zullen altijd een beetje van u zijn.

 

Absjaar, het ga je goed.

Desynchroon

Desynchroon lopen onze levens met ons weg, om af en toe samen adem te halen. Ge ziet niet slecht voor een blinde. Ik traceer de lijnen van de humor die we deelden. 

Oude groeven, maar wij sporen niet. 

Geschilderde wolken bekleden mijn hemelrijk. Samen met de vogels vertrekken ze naar het Zuiden, waar schijnbaar alles beter is. 

Tussen (lucht) haven en hel.

De luchthaven van Cancun is duidelijk dé hotspot voor dikke Amerikanen en over enthousiaste cheerleaders. Ik mompel wat shanti-ohms zodat mijn derde oog zich niet te pletter draait in mijn zevende chakra.

Ik heb het geluk om tijdens mijn eerste vlucht (richting New York JFK) naast twee bijzonder zwaarlijvige exemplaren te mogen plaatsnemen. Voor de zekerheid (je kan immers nooit vertrouwen op dat vliegtuigvoedsel) hebben ze een hele resem gefrituurde kleinigheden mee. Ik tel alvast twee broodjes pulled chicken, een zak warme onion rings en french Fries. Die ze smakelijk/ smakkend naar binnen werken. Dat ik me eigenlijk tussen het raam en een van de beenhespen van mevrouw moet nestelen, prevel ik. Maar dat ik gerust aan het gangpad wil zitten zodat ze niet moeten opstaan glimlach ik er met mijn liefste tandpasta-smile achteraan. 

Hoera voor glimlachen en onschuldige Bambi-blikken want ze schuiven braafjes op. Dat mijn zetel al bij voorbaat kleeft van vet en onionrings laat ik -ohm shanti ohm- rustig passeren. Drie uur en zes minuten tot landing. Check. 

Mijn connectie in JFK haal ik nipt maar vrijwel zonder stressen. Ik had zelfs nog de tijd om mijn favoriete lippenbalsem in te slaan (hoera voor Burt’s Bees). Met mijn tweede vlucht heb ik meer geluk: plekje aan het raam en niemand naast me dus extra veel ruimte de komende zeven uur. 

Bon, ik ben klaar voor mijn ouwe getrouwe zetel en een knuffelig weerzien met Dolly, kat der katten.

Also, hallo jetlag. Dit gaat een stevige werkweek worden.

Niet met mijn belastingsgeld! 

Zoals elke vrijdag klopte ik om één uur op zijn voordeur. Deze keer deed hij open. Nuchter. We praten over meterstanden, papieren die niet ingevuld raken en hoe de toekomst soms vol angst lijkt te zitten. We praten zélfs even over de duivels in zijn hoofd die hem al eens naar de fles doet grijpen.

“Ze zien allemaal dat ik drink, maar niemand merkt dat ik dorst heb”, zucht hij.

Hij slaat zo mooi de spijker op de kop dat ik even het verdriet moet wegknipperen. Dat het soms moeilijk is voor anderen om verder te kijken dan wat ze in één oogopslag zien. Dat sommige mensen niet goed durven verder kijken omdat ze bang zijn dat ze zullen zien, dat… 

Ik zwijg want we weten beiden dat het excuses zijn. We weten beiden (hij beter dan ik) dat de maatschappij niet kijkt naar de lelijke kantjes, ze liefst onder de mat schuift. Dat je telkens opnieuw onderuit gehaald wordt wanneer het beter gaat. Omdat je papier A niet hebt of de aanvraag voor formulier B niet correct invulde.

Ik hoor de laatste tijd wel vaker dat ‘het allemaal profiteurs zijn’ of dat ‘als je hard wil werken je altijd job kan vinden’. Wat wil ik u graag door elkaar schudden, wanneer u zulke dingen naast me verkondigt op de tram. Wanneer u rond de eettafel Theo Francken citeert omdat dat tegenwoordig sociaal aanvaard is en die man per slot van  u rekening minister is (‘niet met mijn belastingsgeld’) Of wanneer u op een terrasje afkeurend van uw rosé nipt wanneer de vierde wereld voorbij wandelt. Het is allemaal de schuld van de sossen. 

Wat zou ik u graag overtuigen van het feit dat het allemaal niet zo eenvoudig is. Dat er meer zit achter de dronkaard dan zucht en overmacht. Dat het wérken is, dat het alleen zijn is. Dat het dieper gaat dan niet willen en niet kunnen.

Ik heb geluk gehad dat mijn wieg op en plek stond waar ik alle kansen gekregen heb. Want godmiljaar de wereld is oneerlijk. Het is niet zo moeilijk om aan de andere kant terecht te komen. De lijn is dun en ik denk dat we dat soms niet goed beseffen. Draai dus alstublieft uw tong drie keer om voor ge zucht dat het allemaal profiteurs zijn en dat ze maar wat meer moeite moeten doen.

Ge hebt geen idee…

Shit. Oké, opnieuw.

 

Amper twee weken terug in België zie ik mijn glimlach stiekem minder breed zijn. Ik hoor mezelf zuchten en sputteren naar andere fietsers in het verkeer, omdat ze niet doen wat ik verwacht. Ik eet tussen de huisbezoeken door snel mijn middagmaal op, ondertussen even mijn mail nakijkend. Ik jaag, ik date, ik swipe, ik maak me zorgen over mijn gat dat misschien wel te dik is in die broek. Ik maak me zorgen of ik wel goed genoeg ben…

 

Shit. Oké opnieuw.

 

Amper twee weken terug in België en ik ben nog steeds blij terug te zijn. Ik sta elke ochtend vroeger op om te ontbijten en mijn lunch te maken. Nadat ik 20 minuten yoga deed. Elke dag. Ik maak me minder zorgen om geld. Alles komt altijd goed, als het dat niet doet is het niet wat ik nodig heb. Ik maak me niet meer druk wanneer mijn hart overslaat zonder dat de ander naar adem moet happen. Mijn gsm blijft steeds vaker in mijn handtas steken. Gisteren las ik een boek. Zomaar. Oh en ik kookte al drie keer, of misschien vier. Volgende week start ik met een nieuwe baan, een extra job in het weekend. Ik heb er waanzinnig veel zin in. Ik kocht een fiets en glimlach breed wanneer ik door de regen fiets. Ik doe niet meer aan regenjassen, je gaat niet dood van water.

 

Zo, beter. Toch?

 

Dat het allemaal maar is hoe je het bekijkt. Dat ik liever voor mezelf wil zijn, dat ook. En misschien nog liever voor u. Ik wil minder druk en minder jagen. Maar anderzijds is rust en kalmte ook niet zo mijn ding. Pakt dat ik mijn werkagenda wat minder vol ga plannen en wat vaker ga ademen tussen de afspraken en budgetplannen door. Meer natuur. Dat ook. Gaat ge mee verdwalen in uzelf?

 

Oh en ook: kunnen we alstublieft wat liever en wat kwetsbaarder zijn? Ik geloof best dat uw leven geweldig is aan al uw foto’s op sociale media te zien. Maar het mag af en toe ook eens kut met peren zijn. En ge moogt dat gerust de wereld in smijten, of niet. Ik beloof dat ik er u enkel grager door zal zien. Maar wees dan ook lief voor mij, wanneer ik hier mijn hoofd en hart te grabbel gooi. Zullen we dat afspreken?