Over zittend nr. 2 doen en katten die Q’eqchi spreken.

Na twee weken back to basic is het tijd voor een beetje luxe. Let’s face it: na veertien dagen staand nr. 2 doen boven een gat in de grond wil een mens al eens een deftig toilet. Of een douche met warm water. Of Wi-Fi. Ik geef het toe, ik ben verslaafd. Al is het vooral mailen en bloggen dus er is vast nog hoop voor mij.
De avond voor ons vertrek worden we onverwachts uitgenodigd voor de inzegening van een nieuw huis in het dorp. Om zeven uur zitten we flink op een stoeltje en volgen we drie uur lang de mis in het Q’eqchi. ‘El palabre de Dios’ is hier behoorlijk belangrijk en aanwezig. Met veel zingen (behoorlijk nasaal naar mijn mening) en marimba’s. Al blijft het een gestructureerde en ingetogen bedoeling. Na de mis start het eigenlijke indiaanse gedeelte waarbij men het voedsel gaat inzegenen. Na enkele gebeden gaan de ouderen die de ceremonie leiden het huis rond. In elke hoek van het gebouw en op elke deur en elk raam worden met bloed, bonen en tortilla’s een kruis gemaakt. Vervolgens worden er kaarsen aangestoken aan een groot vuur in de tuin, wordt er gebeden en rond het vuur gelopen. Het blijft immens indrukwekkend.
Rond één uur s’ochtends komen ze plots met kip, aardappelen, bonen en tortilla’s aanzetten. Ik denk dat mijn blik te vergelijken valt met die van een doodsbang konijntje op een drukke baan, gehypnotiseerd door de koplampen van naderende auto’s. Mijn maag doet nog een wanhoopskreet tegen de zware maaltijd op dat belachelijk late uur maar het is tevergeefs. Voedsel weigeren tijdens een ceremonie kan niet, overschot wordt meegegeven. Tegen dat ik terugkom zal ik waarschijnlijk twee vliegtuigzitjes nodig hebben.
Na drie uurtjes slaap gaat mijn wekker omdat we op een onzedelijk vroeg uur de bus naar Cobàn moeten nemen. Tot onze enkels in de modder baden we ons een weg naar het busje. Een halfuur later hebben de macho’s van het dorp de bus weer uit de smurrie getrokken en zijn we klaar voor vertrek. Deze keer ben ik blij dat de heren hier het haantje uithangen, ik blijf braaf op mijn stoeltje zitten.Tegen vijf uur beginnen we aan onze hobbelige tocht over een modderweggetje van dertig kilometer. Drie uur later, dat is volgens mij langer dan je er over doet om van Antwerpen naar Brussel te geraken in de ochtendspits, komen we aan in Cobàn.
Arnoldo is zo vriendelijk geweest om ons te vergezellen, hij wilde niet dat we de trip alleen maakte omdat het hem nogal moeilijk leek. Hoewel het ontzettend lief van hem is hebben we echt nood aan een weekendje met ons twee, enkel rekening houden met onszelf en doen waar we zin in hebben: toerist wezen en winkelen. Arnoldo leert ons echter de stad een beetje kennen, neemt ons mee naar een winkelcentrum en showt ons de plaatselijke macdonalds. Wanneer we na een tijdje zeggen dat we toch echt even een dutje gaan doen op onze kamer zet hij ons allervriendelijkst af aan ons hotel. Goed, dan is het nu girl-time!
We winkelen onze rugzakken vol en eten pizza en hamburgers om ons vervolgens vol overgave op het internet te storten. Eindelijk Skype met het thuisfront!
Het hele dorp loopt hier vol met hete dreadlock-types en minder hete, ongewassen types. Blijkbaar is er in de buurt (lees: vier uur rijden verder) een Rainbow-festival aan de gang. Althans dat weet een van de ongewassen types ons te vertellen. Zijn openingszin: “Do you know The Rainbow?” deed ons al vreemd opkijken, zijn “if it is ment to be our energy will find eachother” gaf ons nog twee dagen buikspier-krampen. Sympathiek, dat wel, dat zweverige nemen we er bij. Al maakte hij het me wel moeilijk om niet te giechelen toen hij zei dat zijn kat Q’eqchi spreekt maar dat hij dat aan het leren is.
Het festival is nog tot eind december in Guatemala, hopelijk lukt het me om daar even te passeren want het klinkt bijzonder hip(pie). Ik weet het, flauw.
Wanneer Rainbow-dude ons verlaat doen we nog een danspasje met zijn vrienden Joshua en Elijah. Het is namelijk feest in Cobàn want de plaatselijke clown doet er een optreden. Geen sarcasme, het was echt een clown. Elijah blijkt naast yoga-instructeur ook acteur aan de New Yorkske theaterschool en man met gitaar. Na twee minuten staat hij me al rond te zwaaien met één been in de lucht, jawel, ook professioneel danser. Om me tot slot een van zijn gedichten voor te lezen. Goed dat ik niet snel onder de indruk ben of ik had me voor zijn voeten geworpen. Hij miste enkel nog een schapenvellenfrakske. Ik zal dat regenbooggebeuren toch maar eens moeten bekijken denk ik.