‘Xan look

Vier jaar geleden vertrok ik, zonder Spaans, zonder te weten waar ik aan begon, met een gebroken hart en veel tranen naar een dorp in de brousse van Guatemala. Ik leerde er Spaans, kwam er mezelf tegen en kweekte er een voorliefde voor tostadas met chili en de inwoners van Nimlaha’kok. Dat is althans de korte versie (de lange versie kan je herlezen in de archieven).

Vandaag sta ik opnieuw met mijn hart in mijn handen (zelfde hart, andere breuken) en met mezelf geen blijf wetende in Nimla. De tranen zijn opnieuw niet ver weg maar laten we het deze keer aan een warm en vreugdevol weerzien wijten. Kinderen zijn getrouwd, kregen zelf kinderen, huizen werden afgebroken en comedores opgetrokken: het dorp stond niet stil.

Ik krijg meteen eten voorgeschoteld in het gezin dat me zes maanden en vier jaar lang een warm hart toedragen heeft. Wanneer Santiago me ziet grijpt hij meteen naar de Copal Pom. Kaarsen worden aangestoken en ik krijg een spirituele reiniging. Zijn ogen blinken, de mijne staan vol tranen. Ik was vergeten hoe groot en vol mijn hart kon zijn.

Hoe het met mijn toenmalig lief afgelopen is en of ik al kinderen heb zijn de eerste vragen die ik krijg. Dat er nog menig lief gepasseerd is sinds die tijd en dat kinderen niet op mijn verlanglijst staan doet hen een beetje grinniken. Gekke, oude Belgische vrouw ook (verklaart meteen waarom ze me hier liefdevol Xan Look noemen, of ook wel gek oudje). 

Nu mijn Spaans beter is kunnen we het eindelijk hebben over de zaken in het dorp, hoe het leven voor mij in België was en hoe blij wij zijn om elkaar terug te zien. Man dit doet deugd. 

De volgende dag plant ik samen met de mannen maïs op de milpa (toegegeven, ik kwam er op het ‘schijten van de markt’ -zoals mijn bomma dat zou zeggen- nog snel door), ik leer de vrouwen in het gezin breien en oogst samen met Santiago de honing van zijn bijen in het midden van de jungle. Een week Nimlaha’kok leert me meer over mezelf dan een jaar België, om nog maar te zwijgen van de wonden die het heelt. 

Dat krijgt ge dan, in de middle of nowhere dan kunt ge niet om uwen bagger heen. Ik kan dus weer terugkeren met hervonden stukken van mezelf en een hart vol warmte. Al laat ik steenvast een klein stukje van mezelf in Nimla. 

Dat ik terugkom weten ze nu wel zeker, mijn vorige belofte ben ik immers ook nagekomen. Wanneer valt nog af te wachten. Dat ik hartelijk welkom ben staat als een paal boven water. Wat een gelukzak ben ik, met een warme familie in België én een warme familie in Guatemala.

Dit gek oudje kan er weer even tegen, met zon in haar hart: Sa linch’ool! 

Miekachu: ik kies jou! Of hoe het een kwestie van evolueren is.

De laatste week in het dorp gaat morgen in. Mijn dagen van veertig graden zon zijn geteld. Niet dat ik klaag want gezien de rivier opgedroogd is, is wassen een luxe geworden. Iets minder warm mag dus ook. Al zou het fijn zijn, allerliefste Frank, mocht je tegen 1 mei de temperaturen in België wat omhoog kunnen trekken. Het is dan dag van de arbeid en dan mag er wel wat gewerkt worden nietwaar? Kwestie van de overgang toch wat vlotter te laten verlopen.
Ik kijk dus wat nostalgisch terug naar de (bijna) afgelopen zes maanden. Ge moogt meekijken, stelletje voyeurs. Mocht ik een Pokémon zijn, ge zou kunnen zeggen dat ik behoorlijk geëvolueerd ben, voldoende XP- punten verzameld enzo. Nu ja, mocht ik geen Pokémon zijn kunt ge dat eigenlijk ook wel zeggen. Volgens mij is het leven van een Pokémon trouwens behoorlijk boeiend, altijd al willen weten hoe de binnenkant van een Pokéball er uit zou zien. Maar goed die bedenkingen laat ik voor een volgend moment (al klinkt Miekachu toch wel schattig, niet?).

Na enkele maanden staan zwieren en zwaaien op de evenwichtsbalk van mijn leven en, laten we eerlijk zijn, af en toe behoorlijk op mijn bakkes te gaan ben ik nu aan de evenwichtige kant. Het is trouwens duidelijk dat ik dat Antwerps al weer aan het voorbereiden ben, mijn “gij’s” en “bakkes” vinden mooi hun weg in mijn kronkels van papier (een twee drie vier….). Alléz, evenwichtig dus. Rust in mijn lijf en tussen mijn oren, het werd tijd. Dat gillende stemmetje in mijn hoofd uitgeschakeld met alles-vermorzelende kokosnoten. Zes maanden zelfreflectie heeft zijn vruchten dus wel afgeworpen (hebt ge ‘m?). Althans in Guatemala, we zullen zien wat dat gaat geven in het land van friet met mayonaise. En Bicky’s, mmmmm Bicky’s….
Ik heb in elk geval mezelf weer gevonden, of iets wat er op lijkt. Ik hoop dat het de nieuwe versie is, waar de bugs uit gehaald zijn. Geen gecrash meer en zo. Al blijft dat Flash-en moeilijk. Ja sorry, het is hier vandaag met allerhande vergelijkingen, lees er maar door.

Het is niet dat ik in Nimlaha’kok antwoord heb gevonden op mijn prangende levensvragen. Dat ik weet wat ik wil worden als ik groot ben of dat het allemaal met plannen gaat gebeuren. Misschien met ik daar eens een eightball voor kopen. Staat trouwens ergens vanboven op mijn verjaardagslijstje, 21 april ik meld het maar. Neen dat plannen dat heb ik opgeven, het leven blijft daar steeds maar tussenkomen. Ik laat los en ik laat leven. Afgezien van de spinnen althans. Af en toe moeten dingen gewoon niet mijn probleem zijn maar het uwe. Loslaten, dat is eigenlijk zo moeilijk niet. Zes maanden en zeeën van tijd, dat is veel nadenken. Dus ik heb het even gehad met de zelfreflecties maar de eindconclusie is dat ik toch wel ergens een paar ballen heb zitten (neen niet daar, zég). Dat ik bijvoorbeeld wel op mijn eentje de wereld zou kunnen ontdekken, want dat ik mijn plan wel trek. Al helpt blond zijn in Latijns- Amerika wel, benieuwd hoe dat op andere continenten zit. Al hou ik het de komende maanden toch zeker nog even bij België. Of Amerika, soit dat zien we wel.Maar bovenal heb ik ondervonden dat België meer te bieden heeft dan ik dacht. Dus sorry België dat ik u zo ondergewaardeerd heb. Ik zal het niet meer doen, samen op café en we spreken er niet meer over oké? Over café gesproken, maak al maar tijd in uw agenda’s. Alléz ik moet wel een thesiske schrijven maar een mens moet toch zijn schade inhalen hè. Of een koffieke, dat mag ook. Voor het land van de koffie te zijn heb ik daar hier toch niet veel van gemerkt. Duidelijk een exportproduct.

Om te acclimatiseren gaan we dus na het dorp (dat we twintig april verlaten) naar Lago de Atitlan. Typ dat in op Google en ge gaat groen zien, ik zeg het u. Met een temperatuur van rond de dertig, dat is dus zonder winterjas. Weet ge nog hoe dat voelt? Sorry, niet schoon van mij. Maar dus eerst even bijbruinen zodat ge ziet dat ik zes maanden in een warm land heb gezeten en daarna de ultieme cultuurschok: New York. Mijn nek gaat zeer doen van in de hoogte te moeten zien, dat weet ik nu al. Als er nog tips zijn voor mijn shoppinglijstje zijn die welkom (en neen ik neem niets mee voor u, ik zeul al een rugzak Maya- souvenirs). Donaties trouwens ook.

Bon, een dikke lebber en een natte vinger in uw oor. Hasta la proxima!
Ah ja, Spaans, dat kan ik nu ook. En uw moeder beledigen in het Q’eqchi, dat ook.

Of hoe mijn naam plots een hele andere betekenis kreeg.

Mijn verhaal in Guatemala loopt stilaan op zijn einde. Nog een maand en ik verlaat het dorp waar ik zes maanden verbleef. Vijf maanden lang liep ik te mompelen dat het heus niet zo erg zou zijn, dat ik niet zo veel zou missen maar dat het een mooie tijd was. De laatste week ben ik echter steeds meer gaan beseffen dat ik hier meer heb opgebouwd dan ik dacht. Dat ik zal missen, dat er in Guatemala toch iets van mij zal achterblijven. Ik ben nog niet klaar met Guatemala maar dat ik uitkijk naar België is zeker. Want, laten we wel wezen, met de bonen heb ik het ondertussen wel gehad.

Maar het moet gezegd, de mensen in het dorp komen steeds meer los. Nog niet in die maten dat we allemaal dansend de zonsondergang tegemoet gaan maar daar komen we wel. In elk geval verschuilen de mensen zich steeds minder achter armen, palmbomen of omstanders wanneer ik hen een directe vraag stel. Ik kies ervoor om dat als een persoonlijke overwinning te zien. Als ik hier iets geleerd heb dan is het wel gelukkig zijn met de kleine dingen. Zoals getrakteerd worden door de plaatselijke frietkotmadam en haar daarbij vergeven dat ze nog steeds niet weet wat mijn naam is. Eerlijk is eerlijk, ik heb geen idee wat de hare ook alweer is. Ik kan de meeste mensen in het dorp ondertussen al uit elkaar houden, slechts vijf maanden heeft me dat gekost. Gezien het hele dorp op de een of andere manier familie van elkaar is vind ik het niet zo verassend dat ik daar moeilijkheden mee had. Dat klonk misschien iets incestueuzer dan ik bedoelde. Laten we het gewoon houden bij het feit dat elk gezin heel wat kinderen heeft.

Bon, de kleine dingen dus. Zoals het feit dat kleine Chejo eindelijk mijn naam correct uitspreekt. Wat blijkbaar behoorlijk belangrijk bleek want ‘mie’ betekent vagina in het Q’eqchi. Dat verklaarde de vijf maanden van gegiechel. Of het feit dat het meisje van de winkel al weet wat ik graag eet (Lays chips, cola, watermeloen en mango, mocht het u interesseren). Of dat mijn gastgezin, in plaats van mij angstig aan te staren als ik een machete opneem, me ondertussen gewoon gepelde kokosnoten aanbiedt. Mooie momenten in een mayadorp.

Om maar even te melden dat ik het toch zal missen. De mango’s, de natuur, de puppies, de mensen, de rituelen en het douchen in open lucht. De muizen in onze kamer daarentegen, not so much.

Censuur bij de gebuur

Ik lijk in mijn blogposts de laatste tijd wel vaker ‘nooit gedacht dat ik…’ te zeggen, zal vast te maken hebben met dat alleen in de brousse zitten. Vergeef me maar ik had ook nu nooit gedacht dat ik dit zou zeggen: ik mis het om aangeraakt te worden. Klinkt een beetje gek maar geef me een paar alinea’s en u begrijpt het vast.

Voor ik vertrok had ik een persoonlijke ‘bubbel’ ter grootte van de zwarte markt van Tessenderloo, wat toch al behoorlijk is. Trouwens fantastisch om eens heen te gaan en een middag mensen te kijken, geweldige exemplaren er lopen daar rond.
Ik ben nooit een zoener geweest, zoenen bewaar ik strikt voor ouders, oma’s en liefjes. Al is er weliswaar een verschil in de aard van de zoenen. Zij die niet tot deze drie categorieën behoren moeten het met een enthousiast handgebaar stellen (respectievelijk onder te verdelen in: vuistje, high-five, gezwaai, gewapper of een uitzonderlijke middelvinger). Bij onverwachte knuffels sta ik meestal een beetje ongemakkelijk te schouderkloppen en halve kaakslag-zoenen bij de vrienden zijn al helemaal niet aan mij besteedt. Het is dus redelijk accuraat te stellen dat ik nogal op mijn persoonlijke ruimte gesteld was.
Terecht gekomen in een collectivistische cultuur waar je al blij mag zijn als je het toilet niet aantreft met je voorganger rustig kakkend en de deur wijd open (nu ja eigenlijk mag je al blij zijn als er een deur is) had ik me al aan heel wat intimiteiten verwacht. Iedereen leeft hier immers in de zelfde ruimte, hoewel kamers meestal afgebakend zijn waardoor je niet binnen kan kijken, gaan de muren niet helemaal door tot aan het blafond. Je hoort dus alles wat er bij de buren gebeurt. Me verwachtend aan occasioneel gehijg en gekreun deed ik elke avond trouw mijn oordoppen in. Mijn verwachtingen blijven echter, nu bijna drie maanden verder, uit. Ook zonder oordoppen blijft alles zedig bij de buren. God ziet immers alles. Dat de Mayas niet meteen de grootste zoeners zijn bleek ook al snel, niet dat je mij hoort klagen. Een hand van -geeft-de-vod-eens-door- krijg je hier regelmatig, maar daar zal het dan ook bij blijven. Het eerste zoenende koppel moet ik hier nog tegenkomen. Als ze hun trouwringen niet zouden dragen denk ik niet dat het me zou opvallen dat mensen hier getrouwd zijn. Heel gek om te merken hoe weinig men hier publiekelijk affectie toont. Kleine kinderen zijn de enige die hier stevig gekust en geknuffeld worden. Koppels houden het bij samen zedig in de hangmat en af en toe op elkaars schoot gaan zitten.

Affectie en genegenheid worden hier op een veel subtielere manier getoont. Door je man zijn eten te brengen bijvoorbeeld, of goed op te letten op wat je bezoekers niet lekker vinden zodat je hen dat de volgende keer niet meer voorschoteld. Observeren van en anticiperen op behoeften van je medemens zijn hier belangrijke eigenschappen.
Zo komt het dus dat ik af en toe snak naar een schouderklopje, een stevige smakkerd en een hart verwarmende knuffel. Maar het meest van al snak ik naar een oude getrouwe ‘hee ik vind jou écht leuk!’, nu ja met een Facebook-gewijze ‘me gusta’ stel ik me ook al tevreden. Want het is hier behoorlijk zoeken naar die subtiele tekens van genegenheid, dat anders uiten van blijdschap, liefde en genegenheid. Het is een behoorlijk ingetogen volk die Mayas en gezien ik zelf een behoorlijk open (en expliciet) boek ben vind ik dat al wel eens moeilijk. Al leert me dat ook weer grenzen stellen, niet de hele tijd mijn hebben en houden in ieders gezicht te smijten. Een beetje censuur dus, daar zullen er vast wel enkelen verlichte zuchten om slaken.
Dat neemt niet weg dat u zoenen, knuffels en andere tekenen van genegenheid nog steeds naar mijn Guatemalteeks postadres mag sturen. Het eerste enthousiaste kaartje is ondertussen al aangekomen, wat ‘ne mens alleen’ in de brousse toch plezier kan doen. Voor u te enthousiast wordt: naaktfoto’s hoeven niet maar bedankt voor het aanbod. Warm water kennen ze hier niet dus aan koude douches geen gebrek. Soit, ik zal maar wat meer aan zelfcensuur vanaf nu.

Schouderklopjes voor allen! Wat zeg ik, een dikke natte smakkerd (op uw kaak welteverstaan, er zijn nog steeds grenzen)!

PS: Excuses voor de titel, het deed me denken aan het echt Antwerps theater. De brousse doet gekke dingen met een mens.

GuatemaHOWJOmaggetwameerzijn?

Ik heb nu al veel diepzinnige blogposts geschreven over bomen knuffelen en kokosnoten. Het wordt tijd dat ik dus eens een snelle update schrijf over de mannelijke bevolking. Geef toe, u zit er al weken op te wachten.
Allereerst wil ik beginnen met het feit dat kinderen hier op een compleet andere manier benaderd worden dan in België. Als een kind hier met een machete op wortels loopt te hakken krijgt hij hooguit een ‘cuidado’ van zijn moeder. Wat niet wil zeggen dat de kinderen aan hun lot overgelaten worden, ze krijgen hier simpelweg veel meer ruimte om te exploreren en te experimenteren. De sociale controle is hier veel hoger dan in België omdat gezinnen vaak met meerdere kerngezinnen bij elkaar leven, iedereen houdt de kinderen dus een beetje in het oog. Inclusief de andere kinderen. Persoonlijk sloeg mijn hart al enkele keren over wanneer ik kleine Tsjecho naar de warme oven zie lopen of wanneer Carla met een machete haar mandarijn pelt. Toegegeven, de mandarijnen zijn hier een pak groter dan in België. Anyway, ik leerde mijn hartkloppingen onderdrukken want dit is simpelweg de manier van leven. Ik heb hier nog geen enkel kind met gebroken ledematen of missende vingers gezien dus het blijkt ook nog eens een effectief systeem. Gelukkig maar want het dichtsbijzijndste ziekenhuis is drie uur van ons verwijderd. Dat ik die vrije opvoeding niet genoten heb en niet weet hoe ik met een machete moet omgaan wordt elke keer pijnlijk duidelijk wanneer ik er een vastneem. Op minder dan dertig seconden is er dan plots iemand tevoorschijn gekomen om me te helpen. Na mijn zakmesincident in België (serieuze gewonden gevallen en een litteken dat ik nu nog trots toon) geef ik de messen met plezier af. Kleine Carla is er immers kundiger mee dan ik dat ben.
Kinderen zijn hier dus heel vrij. Zo vrij zelfs dat, wanneer ik in de plaatselijke winkel een plaatselijke cola koop, er een van deze dreumesen het leuk vindt om in mijn borst te komen knijpen. Ik zweer dat ik hem bijna een draai rond zijn oren gaf. Maar de winkeluitbaatster en tevens moeder van het negenjarig kind met toch wel deviant gedrag, stond het glimlachend te bekijken. Een blauwe plek (ik zweer dat de kinderen hier sterker zijn dan in België) en een beschuldigende vinger later wandel ik dan maar weer weg. Achja, het hoort er bij.
Wanneer die kleine dreumesen groter worden werken ze mee op de milpa, tenminste als het jongens zijn. Omdat de school niet duur is en er slechts enkele kinderen naar school kunnen per gezin werken velen dus vanaf hun 12 -13 jaar mee op het veld. Vanaf die leeftijd beginnen ze ook heel hoge ‘ooeeeeeeh’- geluidjes te maken. Geen idee wat dat wil zeggen maar het is iets wat alle mannen hier doen als ze enthousiast zijn. In het begin deed het mij twijfelen of het wel allemaal mannen waren maar ook dit blijkt, na nader onderzoek, perfect normaal voor de mannelijke populatie hier.
Het komt vast door al die lichamelijke arbeid hier maar de heren zien er hier niet hun leeftijd uit. Wegens het warme weer worden de tshirts en hemden regelmatig uitgegooid. Mijn hersenen maken een mental picture van het aantal wasborden dat hier in huis rondloopt, om over de armen nog maar te zwijgen. Geen wonder dat ze hier geen wasmachines gebruiken.
Ik besluit mijn was toch maar flink zelf te schrobben en niet het wasbord van de buurman te vragen. De heren in ons gezin zijn immers allemaal minderjarig, al is dat moeilijk te geloven. Tot ze hun hoge ‘oeeeeh’- geluidjes maken natuurlijk, dan besef je weer dat ze slechts vijftien zijn.
Zo is er een van de heren, wegens deontologische redenen zal ik zijn naam niet vernoemen, die behoorlijk doet denken aan Taylor Lautner. Ook op vlak van wasbord dus. Mijn mantra is ondertussen “minderjarig minderjarig minderjarig ooooooohmmmm minderjarigminderjarigminderjarig, etc”. Soit ik heb met Inneke besproken dat, wanneer hij meerderjarig is, ik hem mag hebben. Hij spreekt Q’eqchi dus ik kan hem niet vragen of hij het daarmee eens is. Zwijgen is toestemmen, ik ben er zeker van dat dat een universele regel is die iedereen toepast. Inneke krijgt op haar beurt de iets minder hete hottie van het gezin. Hij is wel meerderjarig dus op dat vlak wint ze. Hij is zelf meerderjariger dan haar huidig lief maar ik ging daar geen mopjes meer over maken. Ondertussen wassen we gewoon heel vaak onze handen wanneer de heren in kwestie hun tshirts staan te schrobben. De mopjes over wasborden en schuren hou ik voor mezelf. Dat is immers niet gepast (minderjarig minderjarig minderjarig ooooooohmmmm”) om tegen leden van je gastgezin te zeggen. Kijken en een blogpost dus, ik voel me weer helemaal vijftien.

Wanxik! (Tot de volgende, ik ga mijn was doen).

Sa lincho’ol

Ik hak met een machete van een halve meter bijna in mijn duim, “Cuidado!”, gilt Anna naast me. Ik blijk niet zo handig in het snijden van kokosnoten maar het expeditie-Robinson-gevoel is er al wel. De groene kokosnoten die in de tuin voor het rapen liggen worden, na het betere hakwerk, plots herkenbaar. Wanneer ik met een kokosnoot in mijn handen, tussen de rode mieren en mijn Indigena-familie zit besef ik: dit is nog maar het begin. Ik ben hier ondertussen drie weken maar het lijkt al veel langer. Of het door de stilte temidden van deze natuur komt weet ik niet maar ik voel me een stuk kalmer. Het leven draait hier niet op tijd dus dat geeft ruimte om na te denken. Zelfreflectie met een kokosnoot in de hand, het gaat simpelweg beter. Voor je het weet ga ik bomen knuffelen en ‘ohm’-geluiden maken. Een mens moet er wat voor over hebben om zijn plekje in het Nirvana te verkrijgen niet waar? Wanneer ik dan ook nog eens een smsje krijg van het thuisfront om te zeggen dat de vakantie aangevraagd is en enkel de tickets nog geboekt moeten worden kan mijn dag helemaal niet meer stuk. Ik plan alvast mijn reis!

Gek hoe België al zo ver weg lijkt, net als alles wat daar bij hoort. Al worden vrienden en familie gemist, ik zit hier goed. De bonen en de tortilla’s wennen, evenals de douches en de hudo. Ik gaf zelfs mijn dagelijks laagje foundation en mascara al op. De vleermuizen op het toilet en de prachtige uitzichten vanuit de vergaderzaal daarentegen, die blijven me verbazen. Mensen zijn hier behulpzaam, warm en vrolijk, ondanks de recente drama’s. Maar bovenal verloopt het leven hier ‘tranquillo’, zonder de druk van alle dag, zonder stress en deadlines. Men leeft hier op het ritme van de zon. Toegegeven, dat opstaan om zes uur had ik de eerste weken nog niet echt onder de knie maar ondertussen word ik spontaan wakker om tien na zes. Alles went dus.
Deze week werkte ik mee bij de lokale radio. Dat klinkt waarschijnlijk veel hipper dan het in werkelijkheid is, ik draai immers geen liedjes of praat geen programma’s aan elkaar. Deze week denk ik, samen met Inneke, mee na over de structuur van het team, hoe de radio zich beter kan organiseren, hoe we het team kunnen motiveren en hoe de programma’s inhoudelijk beter kunnen. Oké, het is wel hip.
We vergaderen in een open gebouw met zicht op de jungle en met een kop gloeiend hete koffie in onze handen. Dat de koffie een beetje waterachtig is doet het uitzicht me volledig vergeten. Dat hij aan de hete kant is ook, daar gaan mijn smaakpapillen voor de komende twee dagen.
Sergio staat enthousiast zijn verhaal te doen in geanimeerd Spaans. Hij is een van de drijvende krachten achter de radio en stopt veel van zijn vrije tijd in de werking ervan. De motivatie in het team is een van de dingen waarbij hij onze hulp inroept. Geen eenvoudige taak om een groep mensen motiveren die elke dag twee uur wandelen om naar de radio te komen en daar gratis te werken. Ik kan maar al te goed begrijpen dat ze afhaken, ze werken immers allemaal dagelijks op het land en hebben bijna allemaal een gezin om voor te zorgen. We beginnen alvast met een vergadering om de organisatie en structuur van de radio in kaart te krijgen. Tot dusver is er niet echt een hiërarchie of duidelijke taakverdeling. We hebben met Sergio al enkele problemen in kaart gebracht en toetsen die nu bij de rest van het team. Sergio legt geduldig uit wat wij niet in woorden kunnen omzetten. Fantastisch hoe hij ons met twee woorden begrijpt en onze ideeën en concepten zo kan vertalen naar het Spaans op een manier waardoor de rest van het team begrijpt wat de bedoeling is. Sergio is een held, dat is de conclusie die ik maak. Altruïstisch en vol enthousiasme houdt hij iedereen bij de les.
Langzaam maar zeker worden de hoofdproblenen in kaart gebracht, stellen we functies op en wordt er bepaald wat dit inhoudelijk betekend. De rollen worden verdeeld en we zijn klaar om deze werking uit te proberen. ‘Sa lin cho’ol’, mijn hart is gelukkig. Ik draag bij, ik help, ik ben nuttig en ik vind het helemaal geweldig.

China us! (Vind ik leuk!)

Mayamail.

Ondertussen heb ik al ettelijke blogposts geschreven op mijn, o zo handige, Ipad. Helaas voor mij is dat verspilde moeite want er is hier uiteraard geen Wi-Fi te vinden. Ik zou mezelf niet zijn mocht ik daar niets op voorzien hebben natuurlijk, dus zeulde ik een modem mee naar de Mayas om een draadloos network te kunnen maken. U kan zich mijn teleurstelling vast inbeelden wanneer ik zag dat het internet hier niet met de kabel maar met een USB-stick tot stand komt. Duizend bommen en granaten dus want daar heeft noch mijn Ipad, noch mijn modem aansluiting voor. Helemaal cold turkey hoef ik gelukkig niet te gaan want er zijn hier enkele laptops aanwezig. Aan de documenten op mijn Ipad kan ik helaas niet aan. Soit, ik roei met de riemen die ik heb en ik pas me, zoals zo vaak de afgelopen week, wel aan. Die blogposts volgen ooit nog wel eens.

Nimlaha’kok is een dorpje dat in prachtige natuur gelegen is, het heeft de charme van het Mayavolk nog door zijn straat (ik zou liegen
mocht ik straten zeggen) heeft vloeien. De mensen zijn er hartelijk en staan meteen voor je klaar. Klinkt mooi, toch? Is het ook. Al is het
ook al stevig aanpassen geweest. Van water uit de kraan en altijd elektriciteit en internet naar een hudo en water uit de beek. Wassen
is onder een douche die zijn water uit die zelfde beek haalt, in het open deel van de keuken. Een beetje gek maar eens je went aan de koude van het water blijven enkel de prachtige vogelgeluiden bij.

Het eten is bijzonder uiteenlopend, ik rekende op alle dagen bonen met tortillia’s maar er zijn ook paprika’s en bloemkool. De tortillia’s
zijn, in tegenstelling tot de chipjes-variant, niet echt geweldig. Al is het elke keer opnieuw fijn om ze te maken. Je kneed ze immers zelf, al is een behoorlijk moeilijke techniek om onder de knie te krijgen. Binnen zes maanden beloof ik prachtige tortilla’s te produceren als u belooft ze op te eten. Water drinken is hier niet de gewoonte, meestal is het Cacao (warm water met gemalen cacaobonen, proeft niet naar chocomelk) of verdunde havermout. Niet mijn meest favoriete dranken maar mijn moeder leerde mij alles eten dus is het, om het mooi te verwoorden, een kwestie van ´slikken en gaan’. Ik vermoed dat er binnenkort wel prikkelgewenning op zal treden waardoor ik het vlot naar binnen krijg.
Het gezin waar ik terecht gekomen ben is behoorlijk uitgebreid gezien er ongeveer vijf gezinnen in hetzelfde huis wonen. Allemaal kinderen van Santiago en Bartola die zelf ook al aardig hun best deden waardoor we erg veel kleine zusjes en broertjes hebben. Verassend veel mensen spreken een woordje Spaans in ons gezin, al is het met haar op, Mijn Q’eqchi en Spaans zijn ook harig dus het is niet altijd eenvoudig communiceren hier. Gelukkig heb ik Inneke voor het Spaans en oefenen we dagelijks ons Q’eqchi.
We woonden hier al missen en feesten bij, vergaderingen en hadden zelfs onze eerste aardbeving. Die laatste was trouwens wel eventjes
schrikken. We voelden niet veel maar plots liep iedereen naar buiten om er te staan lachen met de wiebelende antenne van de buren, Daaruit concludeerden ze dat het best een hevige aardbeving was. Op onze televisie (I kid you not, er zijn drie lampjes om het huis te
verlichten maar als de zonnecellen opgeladen zijn is er s’avonds televisie) zagen we dat het een serieuze aardbeving was met veel doden en gewonden, jaiks. Dan ben je blij dat je je niet in een drukke stad begeeft.

De tweede dag dat we hier waren woonden we een ritueel bij om de doden te herdenken van de burgeroorlog enkele jaren geleden. Het was voornamelijk in Q’eqchi dus veel verstond ik niet. Meteen vallen de Christelijke invloeden op door de manier waarop de dienst verloopt. Er worden hosties uitgedeeld (kijk mama mijn eerste hostie ooit!), veel hymnes gezongen en het verloopt allemaal bijzonder serene. Tot we plots de berg beklimmen tot aan het kruis waar alle namen van de gesneuvelden opstaan. Er word teen vuur aangestoken en iedereen krijgt een kaars die hij bij zijn buurman of –vrouw aansteekt. Iedereen gaat op in zijn eigen gebed. Ik sta een beetje verdwaast te kijken tussen de geluiden van gebeden die ik niet versta. Het is ontzettend bevreemdend maar meteen ook erg emotioneel om daar zo deel van uit te maken. Het begint door te dringen dat ik hier echt ben. Te midden van niets en alles. Dus bid ik mee. Dat ik mezelf mag vinden en uit mijn knopen geraak, dat het hier allemaal een beetje goed zal lopen, Amen en een kruisje. Ze zouden eens moeten weten dat ik niet gedoopt ben, ketter. Wij worden formeel welkom geheten. Zo lopen ze drie keer met ons rond het vuur en zingen ze een lied voor ons. Ik sta een beetje te tranen, of het komt door de rook van het vuur of door de emotie die hier hangt weet ik niet. Mijn avontuur staat op punt te beginnen.

Verder deze week vieren we het afstuderen van de zesdejaars. Dat is redden tot feest dus komt iedereen samen in de kerk, staan de vrouwen in grote potten te roeren en wordt ere en stuk in de nacht gedanst. Gek om plots de attractive van het dorp te zijn, plots start iedereen je aan en giechelt je toe. Ik hoop de hele tijd dat ik geen blunders bega maar wanneer mijn gegil om een spin de hele keuken doet gieren weet ik dat die blunders zo erg niet zijn. Het is een beetje vallen en opstaan, want echt zeggen wanneer je iets fout doet doen ze hier niet. Zo waste ik met Inneke de eerste dag af in de grote waterbak. Het is eigenlijk de bedoeling dat je met een bakje water uit de grote bak neemt en zo afwast. Later zien we dan dat iemand de hele afwasbak laat leeglopen en schoonmaakt, woeps. Maar niemand die iets zegt. Dat maakt het een beetje moeilijk voor mij want ik wil graag social wenselijk doen maar hier weet ik niet hoe dat hoort. Gelukkig helpt Inneke om me daar wat over te zetten of ik zou niets meer durven doen uit angst iemand te beledigen.

We adopteerden hier trouwens ook een hond. Wit met bruin en hij heet Freddy. Hij is altijd enthousiast als hij ons ziet waardoor hij
uitgebreid aan zijn piemel gaat likken. Dat proberen we hem wel af te leren want dat is een beetje goor. Maar wel fijn dat we een huisdier hebben dat geen acht poten heeft. Dat we honden aaien vinden ze hier allemaal ontzettend bizar. Honden moeten vooral uit huis blijven en krijgen eerder een por dan een aai. Niet dat iemand er ons op aankijkt, ze vinden het voornamelijk grappig. Wij oefenen met Freddy alvast op pootjes geven en flink opzitten.
Zo België, dat was het voor nu. Hoe vlot het daar met de wintermaanden? Zei ik al dat het hier minstens 21 graden is en dat de mensen dat hier koud vinden? Gekke Mayas.

Zoenen en tortilla’s.

Miek Goes Maya

Net zoals Suske en Wiske blijf ik nieuwe avonturen opzoeken en als dat in de vorm van een alliteratie kan dan sta ik meteen te springen. Dat verklaart meteen de titel van deze blogpost.

Ik denk dat het ongeveer een jaar geleden moet zijn dat ik eens een hele blogpost vol ratelde over wat ik met mijn leven wilde. Iets met zingen, reizen, schrijven en bijdragen aan de maatschappij, daar kwam het enigszins op neer. Ondertussen werd ik toegelaten aan de Katholieke Hogeschool Leuven (KHL voor de vrienden) om er de BanaBa Internationale Samenwerking Noord-Zuid te volgen. Dat houdt in dat ik twee maanden intensief les volg in Leuven. Over globalisering, politiek, economie, methodieken, cultuur en religie en af en toe een streepje Spaans. Soit, u kan er zich vast een beeld bij vormen. Deel twee van de opleiding speelt zich af in het buitenland, in mijn geval in Guatemala. Waar ik zes maanden lang ga stage lopen in een organisatie en er een thesis schrijf.
Binnen twee weken vertrek ik dus, een halfjaar lang laat ik België, mijn vrienden, familie, drama en leven voor wat het is en trek ik naar de Maya’s in Nimlaha’kok.

De Indigenabevolking in Guatemala wordt zwaar gediscrimineerd. De Mestiezen of Ladino’s (het resultaat van Maya’s die zich ten tijden van de Spaanse kolonisatie vermengden met Spanjaarden) zien de Indigena’s (of ‘inheemse bevolking’) als minderwaardig. Deze laatsten spreken immers zelden Spaans maar een, volgens hen, minderwaardig dialect. Theoretisch gezien behoren de grootste Maya-talen tot landstaal, hiertoe behoren het Q’eqchi, het K’iche, het Mam en het Kaqchikel. In het dagelijks leven wordt de Spaanse taal gebruikt. Ook op vlak van bestuur en organisatie, wat tot gevolg heeft dat de gemiddelde Maya niet kan communiceren over deze onderwerpen in zijn eigen taal. Het verschil tussen Ladino’s en Indigena’s is in Guatemala nog erg duidelijk aanwezig.

Slechts een tiental jaar geleden leidde deze discriminatie tot een burgeroorlog. De guerrilla beweging, gesteund door de Indigena’s verzette zich tegen de overheid en het leger. Met bloedbaden tot gevolg. Het Guatemalteekse leger hanteerde een erg brute, gewelddadige techniek. Alles wat hen pad kruiste werd verbrand, ook het land. Doden werden niet begraven maar bleven liggen waar ze gestorven waren. Als je bedenkt dat het geloof van de Indigena’s draait om de natuur, het evenwicht tussen geven en nemen en het respect voor voorouders en gestorvenen kan je pas deels begrijpen hoe ingrijpend dit was. Vele Indigena’s zijn gevlucht naar het woud en hebben daar, in het beste geval, jaren moeten overleven. Vele ouderen stierven tijdens het vluchten of werden gedood in de oorlog, een ramp voor het doorgeven van tradities, riten, normen en waarden. Nog steeds is er dus spanning tussen de Indigena’s, die streven naar autonomie, recht op eigenheid en bestaan en de Ladino’s die hen dit niet geven.

In Nimlaha’kok, het dorp waar ik zal verblijven, trachten de bewoners zich te organiseren, hun stem te uiten en iets te doen aan hun situatie. Ze leven er voornamelijk van landbouw maar proberen een economie uit te bouwen. Ze worden daarin onder andere bijgestaan door de gemeente Herent die een stedenband met hen uitbouwde doorheen de jaren. Het is door deze stedenband dat ik voor het eerst met deze mensen in contact kwam. Een week geleden kwamen ze naar de KHL om mij en de Guatemadammen te vertellen over hun dorp en hun leven. In het Q’eqchi uiteraard, wat voor mij momenteel nog onverstaanbaar is. Laten we hopen dat daar snel verandering in komt. Gelukkig hadden ze vanuit Herent Bernard Dumoulin mee, vertaler van dienst en medewerker op de Noord-Zuiddienst in Herent.
Na een paar uur ben ik er dan ook van overtuigd dat dit is wat ik wil doen. Wat een wijsheid schuilt er in deze mensen, wat een diepgang en sereniteit. Ik word er meteen gelukkig van om hen bezig te zien. Spaans spreken ze echter niet, op drie mensen na dan. De jongeren in het dorp leren Spaans op school, maar iedereen communiceert er in het Q’eqchi. Ja, ik maak het me graag moeilijk. Internet en elektriciteit is er in het dorp zelden en dat is al uitzonderlijk wanneer je de dorpen in de buurt bekijkt. Nimlaha’kok is een onderdeel van Alta Verapaz en ligt drie uur van de stad Coban. Acht uur verder van Antigua dus waar mijn medestudenten zich bevinden en waar ik tot een week geleden ook mijn stageplek had.

Avontuur troef dus, helemaal back to basic in een dorp waar ik de taal niet spreek en de cultuur niet ken. Ik ga het echter niet alleen aan. Want Inneke, een andere Guatemadam, ziet dit project ook helemaal zitten. Zij spreekt al een aardig mondje Spaans dus dat vind ik persoonlijk wel geruststellend. Al blijft het spannend. Ik heb er ongelooflijk veel zin in maar ik vertrek met een klein hartje. Want ontworteld zijn in België is één ding, maar me dan ook nog eens verplaatsen naar een gemeenschap die ik niet ken en begrijp is nog heel wat anders. Uitdagingen genoeg, want dan begin ik nog niet over het feit dat ik een thesis moet schrijven over een onderwerp dat ik nog niet gevonden heb. Op een computer zonder internet en zonder elektriciteit. Soit, het komt goed want ik heb er zin in. Ik ga mij smijten. Bovendien is het zonder taal een hele andere manier van observeren en communiceren, ik ben benieuwd wat dat gaat geven.

Met wat geluk kan ik mijn avonturen met u delen, maar onthoudt dat geen nieuws goed nieuws is. Mail mij af en toe eens hoe het hier allemaal loopt of wanneer er vragen zijn. Ik zie u weer over zes maanden, het ga u goed.