‘Xan look

Vier jaar geleden vertrok ik, zonder Spaans, zonder te weten waar ik aan begon, met een gebroken hart en veel tranen naar een dorp in de brousse van Guatemala. Ik leerde er Spaans, kwam er mezelf tegen en kweekte er een voorliefde voor tostadas met chili en de inwoners van Nimlaha’kok. Dat is althans de korte versie (de lange versie kan je herlezen in de archieven).

Vandaag sta ik opnieuw met mijn hart in mijn handen (zelfde hart, andere breuken) en met mezelf geen blijf wetende in Nimla. De tranen zijn opnieuw niet ver weg maar laten we het deze keer aan een warm en vreugdevol weerzien wijten. Kinderen zijn getrouwd, kregen zelf kinderen, huizen werden afgebroken en comedores opgetrokken: het dorp stond niet stil.

Ik krijg meteen eten voorgeschoteld in het gezin dat me zes maanden en vier jaar lang een warm hart toedragen heeft. Wanneer Santiago me ziet grijpt hij meteen naar de Copal Pom. Kaarsen worden aangestoken en ik krijg een spirituele reiniging. Zijn ogen blinken, de mijne staan vol tranen. Ik was vergeten hoe groot en vol mijn hart kon zijn.

Hoe het met mijn toenmalig lief afgelopen is en of ik al kinderen heb zijn de eerste vragen die ik krijg. Dat er nog menig lief gepasseerd is sinds die tijd en dat kinderen niet op mijn verlanglijst staan doet hen een beetje grinniken. Gekke, oude Belgische vrouw ook (verklaart meteen waarom ze me hier liefdevol Xan Look noemen, of ook wel gek oudje). 

Nu mijn Spaans beter is kunnen we het eindelijk hebben over de zaken in het dorp, hoe het leven voor mij in België was en hoe blij wij zijn om elkaar terug te zien. Man dit doet deugd. 

De volgende dag plant ik samen met de mannen maïs op de milpa (toegegeven, ik kwam er op het ‘schijten van de markt’ -zoals mijn bomma dat zou zeggen- nog snel door), ik leer de vrouwen in het gezin breien en oogst samen met Santiago de honing van zijn bijen in het midden van de jungle. Een week Nimlaha’kok leert me meer over mezelf dan een jaar België, om nog maar te zwijgen van de wonden die het heelt. 

Dat krijgt ge dan, in de middle of nowhere dan kunt ge niet om uwen bagger heen. Ik kan dus weer terugkeren met hervonden stukken van mezelf en een hart vol warmte. Al laat ik steenvast een klein stukje van mezelf in Nimla. 

Dat ik terugkom weten ze nu wel zeker, mijn vorige belofte ben ik immers ook nagekomen. Wanneer valt nog af te wachten. Dat ik hartelijk welkom ben staat als een paal boven water. Wat een gelukzak ben ik, met een warme familie in België én een warme familie in Guatemala.

Dit gek oudje kan er weer even tegen, met zon in haar hart: Sa linch’ool! 

Recapituleren en hoe ge in de Delhaize niet zomaar eender welke citroenen moet kopen.

Recapitulatie. Daar werd het eens tijd voor. Zes maanden brousse en hoe ik daar na bijna twee maanden België tegenover sta, dat krijgt u vandaag van mij. Zomaar zonder meer, omdat het u gegund is. Maar misschien ook omdat ik mis. Misschien.

Zes maanden brousse lijken soms zo lang geleden. Maar wanneer ik de kraan opendraai denk ik steeds terug aan de weken zonder water en het douchen met een bakje. Na maanden van bonen en tortilla’s kan ik de keuze in de winkel, op restaurant of op café nog steeds niet de baas. Dat Guatemala een fundamenteel iets in mijn wezen heeft veranderd staat vast. ‘Wezen’ schoon woord feitelijk, lichtelijk poëtisch maar toch zo alledaags vergeten. Ik haal het speciaal voor u vanonder het stof in mijn archief. Mijn wezen, te uitgebreid om hier even snel te definiëren eigenlijk maar ik voel dat er iets fundamenteel anders is. Mijn oren kijken tegenwoordig. In mijn België, waar ik taal herontdekte kom ik nu tot de conclusie dat taal-loos heerlijk is. Of dat ik het productiever vind om te vertrekken vanuit gelijkenissen, eerder dan verschillen. Zodat ik niet meteen een waardeoordeel vel en het gras overal groen blijft. Ik zing mee op de trein en op de bus met de reggaeton die nu standaard in mijn oren galmt. Om nog maar te zwijgen van mijn heupen die bij elke zuiderse noot in overdrive gaan. Of mijn plotse voorliefde voor pikant. Koriander daarentegen heeft mijn hart nog steeds niet gewonnen met zijn zeepsmaak.

Het is mooi om zien hoe je met volslagen vreemden zo intens verbonden kan zijn. Hoe die gigantische verschillen plots verdwijnen wanneer je tegelijkertijd naar een huilend kind snelt. Dat er iets fantastisch universeel schuilt in ieder van ons waardoor je ook taal-loos aansluiting kan vinden. Gek eigenlijk want ik had het zo ontzettend moeilijk met die cultuurverschillen. Ik mocht daar van mezelf geen kritiek op geven maar deed dat uiteraard toch. Want kijk het is cultuur en daar hoor je respect voor op te brengen. Dus werd de vervelende buurman een cultuurverschil, evenals de rotgewoonte van de Guate-broeren om hun muziek om zes uur open te draaien. Na elk streepje sarcasme voelde ik me schuldig, want cultuur is heilig niet waar? Na enkele maanden gaf ik dat op. Gelukkig. Soms zijn mensen gewoon echt ambetante rotzakken, dat is multicultureel. Dat mag dan ook gevonden worden, zonder schuldgevoelens. Maar kaderen, dat is belangrijk. Ambetante rotzak of niet.

Ik ben ook een stukje van mijn naïeve wereldbeeld kwijt. Discriminatie is echt, maar ik stond er plots ook regelrecht met mijn neus bovenop. Geen ontkomen aan. Mijn oogkleppen zijn af, de wereld zit niet over zo prachtig in elkaar. Geld is macht en macht is geld. Bloed doet ertoe en bepaald op sommige plekken je kansen en je rechten. Dat lezen is iets helemaal anders dan dat werkelijk zien en voelen. Blond, blauwe ogen  en vrouw? Dat creëert kansen, rechten en een stem.

Guatemala is een land vol tegenstellingen. Van brousse naar caribisch gebied, van ex-militair naar president van de vrede. Een land waarin dagdagelijks geweld de norm is en waar men, zeventien jaar na de lange burgeroorlog, nog steeds op rechtvaardigheid wacht. Aan het proces van Rios Montt te zien kan daar trouwens nog even op gewacht worden. Het is verdomme allemaal zo ontzettend oneerlijk. Gelukkig is er het internationaal systeem dat zijn mond houdt en zakken rijst stuurt. Of was het zilverpapier? Dweilen met de kraan open. Na het lezen van Dambisa Moyo’s ‘Dead Aid’ en zes maanden Guatemala vraag ik mij af waarom wij in godsnaam geld pompen zonder op vingers te tikken. Het wordt tijd dat er in Guatemala iemand verantwoordelijkheid opneemt in plaats van ontwikkelingsgeld. Met zakken rijst op te sturen leren de boeren niet hoe ze zelf rijst kunnen planten. Rijst, patatten, poedermelk, ik weet niet wat het allemaal is maar het is geen oplossing. Bon, dit is niet nieuw. Dit weet u al, dit is een opfrissing. U trekt immers zelf massaal te velde om het onrecht aan te gaan en waterputten in Roemenië te gaan fabriceren met Bouworde. Niets tegen bouworde natuurlijk, of tegen waterputten. Maar het gaat dieper en breder en dat lijkt de algemene eco-toerist al eens te vergeten. Dat is zoiets als in de Delhaize bio-citroenen te kopen uit Argentinië omdat die van Spanje niet Bio zijn. Dweilen met de kraan open, een goede poging maar het mist zijn doel. Maar allez, het is u allemaal vergeven zolang ge geen twintig foto’s van uzelf met lokale kindjes op Facebook zwiert.

Ik dwaal weer af. Guatemala heeft mijn wereldverbeteraar een fikse tik op de vingers gegeven. Een realistischere, kritischere kijk naar ontwikkelingswerk en intercultureel werk gebracht. Ik zeg u, lees Dambisa maar eens. Met mijn complimenten. Zeer verstaanbaar en verfrissend. Of bekijk dit eens even snel. [youtube=http://www.youtube.com/watch?v=dyf2Cf5GkTY] Guatemala heeft me nog tal van andere dingen bijgebracht maar die schieten even niet te binnen of doen er nu niet toe. U krijgt het nog.

Ik wil trouwens nog steeds de wereld verbeteren. Ze zijn zo lief meneer.

Zeg excuseer dat ik mij verontschuldig om sorry te zeggen.

Drie maanden geleden telde ik de dagen en de uren tot mijn vertrek, vloekte ik menig Antwerps scheldwoord omdat ik niet dieper door kon dringen tot de mensen in Nimlaha’kok. Nu plan ik mijn terugkeer naar het dorp waar ik een familie achterlaat.
Op drie maanden tijd is er dus behoorlijk wat veranderd. Het dorp maakte plots plaats voor die gekke grieten uit België die zo graag de vuile straathonden aanhalen. Niet dat er daarvoor geen plek voor ons was, het bleef gewoon allemaal erg oppervlakkig. Maar na drie maanden werd er minder gestaard, kijken mensen ons aan als we hen iets vragen en voeren we plots gesprekken. Nimlaha’kok is opeens toch ook een beetje van ons.
De laatste dagen waren best stevig. Mijn rugzak had ik ondertussen al een week gepakt, gsm’s worden achtergelaten, er wordt een laatste keer gedoucht in de tuin, een laatste keer de was gedaan en dan is het er eindelijk. Zes maanden van aftellen naar het moment waarop je weer bijna thuis bent is aangebroken. Meteen heb ik spijt dat ik aftelde, nu gaat het me toch allemaal een beetje te snel. Misschien nog een extra weekje?

We beginnen met een laatste reünie. In een cirkel gezeten zegt iedereen een laatste woordje. Al is die ‘-je’ er misschien te veel aan. “Tengo que disculparme porque…..” De ene na de andere start met verontschuldigingingen. Omdat het eten misschien niet altijd was wat we gehoopt hadden, omdat ze meer tijd met ons hadden kunnen doorbrengen, omdat er niemand was om ons te begeleiden, omdat ze geen Spaans spreken, omdat de communicatie moeilijk ging, omdat ze al eens slecht gezind waren, omdat ze niet elke dag verse sokken aantrokken, omdat het gras misschien te groen was,… duizend en een verontschuldigingen vliegen ons om de oren. Dingen waarvoor ze zich, naar onze menig, absoluut niet voor hoefden te verontschuldigen, dingen waarvan we zes maanden lang niet eens van wisten dat zij ze ook als een probleem zagen. Enfin, dat het hier een schaamteculruur is, dat hadden we al min of meer begrepen. Dat men vooral respect wil hebben voor anderen en hen niet wil beschamen, dat ook. Maar dat iedereen zich daarom gaat verontschuldigen voor gemaakte fouten, dat had ik niet zien aankomen. Ik doe dus flink mijn best om Maya-gewijs mee te doen en steek dus een lange monoloog af, bedank, verontschuldig en smijt er wat standaard uitdrukkingen tussen zoals “estamos a la orden” en “asi es verdad”. Het schouderklopje en de “precies ne Maya Miek!” van Inneke zeggen me dat ik in mijn missie geslaagd ben. Zes maanden van succesvolle inburgering me dunkt.

Vervolgens wordt er samen gegeten en nemen we afscheid van het gezin. We moeten in het midden van de kamer komen staan, ogen dicht en handen open. Met veel gegiechel legt Ana een pakje in onze handen: een felgekleurd hemdje voor elk van ons. Met als klap op de vuurpijl: een prachtige gewoven tas. Heel grappig trouwens hoe je dingen mooi gaat vinden als je er lang genoeg aan blootgesteld bent. De druk versierde tasjes met floshen konden me bij aankomst niet echt bekoren. Na het weefproces bekeken te hebben snap ik echter pas hoe veel werk er in zo een tasje kruipt. Bovendien zijn ze speciaal voor ons gemaakt. Ik vind ze helemaal prachtig dus!

Wisten wij veel dat het beste nog moest komen. Santiago zegt enkele mooie woorden en geeft ons de warmste knuffel die ik ooit al in een Mayadorp kreeg. Meteen gaan mijn traankanalen in overdrive en sta ik samen met hem te snotteren. Een voor een komen de familieleden ons een ontzettend dikke knuffel geven en een paar warme woorden in onze oren fluisteren. De meest stoïcijnse mannen snotteren zichzelf in onze armen, ik sta met open mond te kijken. Ik had niet gedacht dat ik zoveel voor deze mensen betekende. Het is moeilijker dan gedacht om te vertrekken en deze warme familie achter te laten. Maar zoals ze zelf zeiden: “jullie zullen altijd een stukje van onze familie zijn, jullie hebben een familie in Guatemala”.

I’ll be back.

Over hoe imker wezen in Nimlaha’kok een behoorlijk warme bedoeling is.

Vandaag is een hoogdag waarop mijn innerlijke landbouwvrouw (ik vind ‘boerin’ nogal platvloers klinken) zich helemaal kan uitleven. Het is tijd om de honing te, euhm, oogsten? Verzamelen? Winnie de Poeh- gewijs in potten stoppen? Bon, u snapt waar ik naartoe wil. De vader des huizen (Santiago) heeft een veertigtal kasten staan die allemaal leeggemaakt moeten worden. Gezien ik al van dag twee sta te springen om zijn bijen eens te zien sta ik om zeven uur al hyper te springen aan de auto. Al had ik die twee dagen wel nodig om het verschil tussen ‘abejas’ en ‘ovejas’ te begrijpen. Al vind ik schapen ook wel gezellige dieren, het had wel minder spannend geweest.

Jeans, dikke trui en geen deodorant: check! De bijen zijn hier, zo waarschuwen ze mij, ‘muy agresivo’. Ik doe alsof ik niet een heel klein beetje bang ben. Een bij, dat kan maar één keer steken toch? Boeien dat ze met veel zijn.
We stappen uit in de middle of nowhere en stappen nog een eindje door de jungle en de kardemom. Ik ga dit missen, een stuk jungle naast de deur.Een eindje voor de kasten zetten we een tent op, nu ja een soort gaas waarin we alles klaarzetten om de raten leeg te halen en de honing te verzamelen. Vervolgens moet ik nóg een broek aan en een regenjas met fleece voering. Plus een strohoed met imker-netje. Gelukkig dat het in Guatemala nooit zo erg warm wordt. Al lekkend en met fototoestel in de hand bekijk ik het openen van de eerste kasten. Ze worden eerst met rook verdoofd, al houdt hen dat niet tegen om boos boven onze hoofden te zoemen. Je zou van minder als er een stel marsmannetjes je levenswerk komt stelen natuurlijk. De bijen zijn nog rustig,bij de eerste kasten lijkt het hen nog niet helemaal door te dringen wat er allemaal aan de hand is.

Ik laat de mannen aan het werk en voeg me in de tent bij de anderen, die de honing prepareren. Eerst worden alle raten geïnspecteerd. De stukken die al afgesloten zijn door de ijverige bijen moeten opengesneden worden. Kleverige bedoeling. Vervolgens worden de raten per vier in een soort grote sla-zwierder gestopt om de honing er uit te zwieren. Geen idee hoe zo een ding heet, ik zal het eens Wiki-en. Tot slot wordt de honing gezeefd en in grote jerrycans gegoten. Thuis wordt hij voor drie euro per 600ml verkocht.
Ondertussen ben ik al twee kledingmaten en twintig liter lichaamsvocht kwijt. De eindstand is gunstig: Miek vs bijen: 1-0: veel honing en geen prikken, al zat ik natuurlijk wel in de veilige zone. Achterin de laadbak van de 4×4 rijden we terug naar het dorp. De laatste keer, het begint nu pas door te dringen dat ik hier over twee dagen weg ben.

Thuis trouw ik met Karla, de dochter van Ana, dochter van Santiago. Kan u volgen? Ze trouwt ook met Inneke dus ik denk er serieus over na om de scheiding weer aan te vragen. Het waren echter de mooiste vijf minuten van mijn leven die ik zal blijven koesteren. Ik geef mijn gsm af aan Ana, een van de laatste dingen op mijn lijstje voor ik ga. Uiteindelijk dringt het pas echt door dat het er bijna op zit wanneer we de familie ons afscheidscadeau overhandigen. Enkele fotoalbums met foto’s van hen en ons en een ingekaderde foto van Inneke, Santiago en ik. Die laatste krijgt meteen een plekje naast Guadaloupe (Maria voor de vrienden) op het altaar. Ik doe mijn best om de krop in mijn keel weg te slikken. Ze zijn er allemaal zichtbaar vlij mee en dat doet goed. Nu dringt het echt door: morgen is de laatste dag dat ik hier ben. Binnen twee dagen zal ik ze niet meer terug zien. Al ben ik er zeker van dat ik snel nog eens een bezoekje zal komen brengen.

Miekachu: ik kies jou! Of hoe het een kwestie van evolueren is.

De laatste week in het dorp gaat morgen in. Mijn dagen van veertig graden zon zijn geteld. Niet dat ik klaag want gezien de rivier opgedroogd is, is wassen een luxe geworden. Iets minder warm mag dus ook. Al zou het fijn zijn, allerliefste Frank, mocht je tegen 1 mei de temperaturen in België wat omhoog kunnen trekken. Het is dan dag van de arbeid en dan mag er wel wat gewerkt worden nietwaar? Kwestie van de overgang toch wat vlotter te laten verlopen.
Ik kijk dus wat nostalgisch terug naar de (bijna) afgelopen zes maanden. Ge moogt meekijken, stelletje voyeurs. Mocht ik een Pokémon zijn, ge zou kunnen zeggen dat ik behoorlijk geëvolueerd ben, voldoende XP- punten verzameld enzo. Nu ja, mocht ik geen Pokémon zijn kunt ge dat eigenlijk ook wel zeggen. Volgens mij is het leven van een Pokémon trouwens behoorlijk boeiend, altijd al willen weten hoe de binnenkant van een Pokéball er uit zou zien. Maar goed die bedenkingen laat ik voor een volgend moment (al klinkt Miekachu toch wel schattig, niet?).

Na enkele maanden staan zwieren en zwaaien op de evenwichtsbalk van mijn leven en, laten we eerlijk zijn, af en toe behoorlijk op mijn bakkes te gaan ben ik nu aan de evenwichtige kant. Het is trouwens duidelijk dat ik dat Antwerps al weer aan het voorbereiden ben, mijn “gij’s” en “bakkes” vinden mooi hun weg in mijn kronkels van papier (een twee drie vier….). Alléz, evenwichtig dus. Rust in mijn lijf en tussen mijn oren, het werd tijd. Dat gillende stemmetje in mijn hoofd uitgeschakeld met alles-vermorzelende kokosnoten. Zes maanden zelfreflectie heeft zijn vruchten dus wel afgeworpen (hebt ge ‘m?). Althans in Guatemala, we zullen zien wat dat gaat geven in het land van friet met mayonaise. En Bicky’s, mmmmm Bicky’s….
Ik heb in elk geval mezelf weer gevonden, of iets wat er op lijkt. Ik hoop dat het de nieuwe versie is, waar de bugs uit gehaald zijn. Geen gecrash meer en zo. Al blijft dat Flash-en moeilijk. Ja sorry, het is hier vandaag met allerhande vergelijkingen, lees er maar door.

Het is niet dat ik in Nimlaha’kok antwoord heb gevonden op mijn prangende levensvragen. Dat ik weet wat ik wil worden als ik groot ben of dat het allemaal met plannen gaat gebeuren. Misschien met ik daar eens een eightball voor kopen. Staat trouwens ergens vanboven op mijn verjaardagslijstje, 21 april ik meld het maar. Neen dat plannen dat heb ik opgeven, het leven blijft daar steeds maar tussenkomen. Ik laat los en ik laat leven. Afgezien van de spinnen althans. Af en toe moeten dingen gewoon niet mijn probleem zijn maar het uwe. Loslaten, dat is eigenlijk zo moeilijk niet. Zes maanden en zeeën van tijd, dat is veel nadenken. Dus ik heb het even gehad met de zelfreflecties maar de eindconclusie is dat ik toch wel ergens een paar ballen heb zitten (neen niet daar, zég). Dat ik bijvoorbeeld wel op mijn eentje de wereld zou kunnen ontdekken, want dat ik mijn plan wel trek. Al helpt blond zijn in Latijns- Amerika wel, benieuwd hoe dat op andere continenten zit. Al hou ik het de komende maanden toch zeker nog even bij België. Of Amerika, soit dat zien we wel.Maar bovenal heb ik ondervonden dat België meer te bieden heeft dan ik dacht. Dus sorry België dat ik u zo ondergewaardeerd heb. Ik zal het niet meer doen, samen op café en we spreken er niet meer over oké? Over café gesproken, maak al maar tijd in uw agenda’s. Alléz ik moet wel een thesiske schrijven maar een mens moet toch zijn schade inhalen hè. Of een koffieke, dat mag ook. Voor het land van de koffie te zijn heb ik daar hier toch niet veel van gemerkt. Duidelijk een exportproduct.

Om te acclimatiseren gaan we dus na het dorp (dat we twintig april verlaten) naar Lago de Atitlan. Typ dat in op Google en ge gaat groen zien, ik zeg het u. Met een temperatuur van rond de dertig, dat is dus zonder winterjas. Weet ge nog hoe dat voelt? Sorry, niet schoon van mij. Maar dus eerst even bijbruinen zodat ge ziet dat ik zes maanden in een warm land heb gezeten en daarna de ultieme cultuurschok: New York. Mijn nek gaat zeer doen van in de hoogte te moeten zien, dat weet ik nu al. Als er nog tips zijn voor mijn shoppinglijstje zijn die welkom (en neen ik neem niets mee voor u, ik zeul al een rugzak Maya- souvenirs). Donaties trouwens ook.

Bon, een dikke lebber en een natte vinger in uw oor. Hasta la proxima!
Ah ja, Spaans, dat kan ik nu ook. En uw moeder beledigen in het Q’eqchi, dat ook.

Het gevoel van de gelukkige mens.

Stoppen bij een self-made tankstation dat oude flessen cola omdoopt tot benzinepomp. In de zon staat de Diesel naast de benzine, die in de oude colafles verassend veel op frisdrank lijkt. Even met een trechtertje bijvullen, morsen op handen en op benen maar toch voldoende in de tank om even verder te kunnen. In het midden van de weg rijden en toeteren in de bochten om eventuele tegenliggers te waarschuwen dat we er zijn.
Aan duizend per uur langs de maïs vliegen en hopen dat je niet uit de laadbak valt, mijn achterwerk kreeg het al behoorlijk te verduren. Kinderen van drie die op de reling staan maar zich met gemak vastklampen aan een stukje touw. Ik at al menig insectenkolonie. Met de mannen van de politie een stukje meeliften en daarbij telefoonnummers uitwisselen, want ja “estamos a la orden” en “Que te vaya bien”, wij mogen altijd even bellen als we de lamp niet ingedraaid krijgen. Dankuwelmercimijnheerpolies. En of er misschien een fotootje afkan? Kunnen we dat doorsturen via Facebook? Oké maar enkel als ik uw machinegeweer mag vasthouden.

Al gillend en al zingend, met hoog wapperende rokken hele mayadorpen in rep en roer brengen of samen met het halve dorp in de laadbak naar een ceremonie. Met de plaatselijke playboy naar Coban en hopelijk niet overgeven in zijn auto. Op een zak kardemom door elkaar gehotst worden en een praatje doen met de mompelende boer die zijn waar gaat verkopen in de volgende stad. Te voet vertrekken naar het dichtsbijzijnde dorp drie uur verder in een klimaat van 37 graden. Om dan toch maar die ene passerende auto te doen stoppen na een uurtje zweten. Liften bij de maya’s, ook dat is interculturele uitwisseling.

Er zijn niet zo veel dingen die mijn tenen doen jeuken maar het met gierende banden door de brousse scheuren in de laadbak van een 4×4 is er een van. Kent ge dat? Dat gevoel in uw tenen, die gaan tintelen en jeuken, dat door uw hele lijf gaat borrelen tot je bijna wil gaan gillen? Dat is het gevoel van de gelukkig mens. Ik weet alvast wat ik ga missen als ik weer eens sta te klagen omdat de trein vijf minuten te laat is.

“Toen ik bij de maya’s woonde moesten we soms een uur stappen zonder dat er een bus kwam. Dat was bij meer dan dertig graden e manneke.” Mijn kinderen zullen het geweten hebben. Ik hoop dat ik niet te snel weer verwester. Dat ik, ook opnieuw in België, toch een beetje tijd overhoud. Want tijd, dat hebben ze hier met hopen. Waar staat ge dan, met uwe flatscreen en uwen high-tech mixer waarmee ge de bomma kunt bellen? Juist ja. Dat ik, wanneer ik op het punt sta om me druk te maken in dingen die er niet toe doen, kan terugdenken aan de ritten in de laadbak. Of aan die tijd dat ik drie uur zat en enkel denken kon bij een mayaceremonie waarbij ik liters cacao moest drinken. Aan die tijd dat ik mezelf moest bezig houden omdat er niets te doen was. Dat ik dagen vulde met huisbezoeken en tortilla’s maken. Van handjeklap met Carla en “broeder Jacob slaapt gij nog?” met Gustavo. Van in den tijd dat ik nog met machetes kokosnoten hakte of frieten ging halen bij de buurvrouw. Al was dat laatste weliswaar zonder machete.

België, het gaat nog wat geven jong.

Of hoe mijn naam plots een hele andere betekenis kreeg.

Mijn verhaal in Guatemala loopt stilaan op zijn einde. Nog een maand en ik verlaat het dorp waar ik zes maanden verbleef. Vijf maanden lang liep ik te mompelen dat het heus niet zo erg zou zijn, dat ik niet zo veel zou missen maar dat het een mooie tijd was. De laatste week ben ik echter steeds meer gaan beseffen dat ik hier meer heb opgebouwd dan ik dacht. Dat ik zal missen, dat er in Guatemala toch iets van mij zal achterblijven. Ik ben nog niet klaar met Guatemala maar dat ik uitkijk naar België is zeker. Want, laten we wel wezen, met de bonen heb ik het ondertussen wel gehad.

Maar het moet gezegd, de mensen in het dorp komen steeds meer los. Nog niet in die maten dat we allemaal dansend de zonsondergang tegemoet gaan maar daar komen we wel. In elk geval verschuilen de mensen zich steeds minder achter armen, palmbomen of omstanders wanneer ik hen een directe vraag stel. Ik kies ervoor om dat als een persoonlijke overwinning te zien. Als ik hier iets geleerd heb dan is het wel gelukkig zijn met de kleine dingen. Zoals getrakteerd worden door de plaatselijke frietkotmadam en haar daarbij vergeven dat ze nog steeds niet weet wat mijn naam is. Eerlijk is eerlijk, ik heb geen idee wat de hare ook alweer is. Ik kan de meeste mensen in het dorp ondertussen al uit elkaar houden, slechts vijf maanden heeft me dat gekost. Gezien het hele dorp op de een of andere manier familie van elkaar is vind ik het niet zo verassend dat ik daar moeilijkheden mee had. Dat klonk misschien iets incestueuzer dan ik bedoelde. Laten we het gewoon houden bij het feit dat elk gezin heel wat kinderen heeft.

Bon, de kleine dingen dus. Zoals het feit dat kleine Chejo eindelijk mijn naam correct uitspreekt. Wat blijkbaar behoorlijk belangrijk bleek want ‘mie’ betekent vagina in het Q’eqchi. Dat verklaarde de vijf maanden van gegiechel. Of het feit dat het meisje van de winkel al weet wat ik graag eet (Lays chips, cola, watermeloen en mango, mocht het u interesseren). Of dat mijn gastgezin, in plaats van mij angstig aan te staren als ik een machete opneem, me ondertussen gewoon gepelde kokosnoten aanbiedt. Mooie momenten in een mayadorp.

Om maar even te melden dat ik het toch zal missen. De mango’s, de natuur, de puppies, de mensen, de rituelen en het douchen in open lucht. De muizen in onze kamer daarentegen, not so much.

Censuur bij de gebuur

Ik lijk in mijn blogposts de laatste tijd wel vaker ‘nooit gedacht dat ik…’ te zeggen, zal vast te maken hebben met dat alleen in de brousse zitten. Vergeef me maar ik had ook nu nooit gedacht dat ik dit zou zeggen: ik mis het om aangeraakt te worden. Klinkt een beetje gek maar geef me een paar alinea’s en u begrijpt het vast.

Voor ik vertrok had ik een persoonlijke ‘bubbel’ ter grootte van de zwarte markt van Tessenderloo, wat toch al behoorlijk is. Trouwens fantastisch om eens heen te gaan en een middag mensen te kijken, geweldige exemplaren er lopen daar rond.
Ik ben nooit een zoener geweest, zoenen bewaar ik strikt voor ouders, oma’s en liefjes. Al is er weliswaar een verschil in de aard van de zoenen. Zij die niet tot deze drie categorieën behoren moeten het met een enthousiast handgebaar stellen (respectievelijk onder te verdelen in: vuistje, high-five, gezwaai, gewapper of een uitzonderlijke middelvinger). Bij onverwachte knuffels sta ik meestal een beetje ongemakkelijk te schouderkloppen en halve kaakslag-zoenen bij de vrienden zijn al helemaal niet aan mij besteedt. Het is dus redelijk accuraat te stellen dat ik nogal op mijn persoonlijke ruimte gesteld was.
Terecht gekomen in een collectivistische cultuur waar je al blij mag zijn als je het toilet niet aantreft met je voorganger rustig kakkend en de deur wijd open (nu ja eigenlijk mag je al blij zijn als er een deur is) had ik me al aan heel wat intimiteiten verwacht. Iedereen leeft hier immers in de zelfde ruimte, hoewel kamers meestal afgebakend zijn waardoor je niet binnen kan kijken, gaan de muren niet helemaal door tot aan het blafond. Je hoort dus alles wat er bij de buren gebeurt. Me verwachtend aan occasioneel gehijg en gekreun deed ik elke avond trouw mijn oordoppen in. Mijn verwachtingen blijven echter, nu bijna drie maanden verder, uit. Ook zonder oordoppen blijft alles zedig bij de buren. God ziet immers alles. Dat de Mayas niet meteen de grootste zoeners zijn bleek ook al snel, niet dat je mij hoort klagen. Een hand van -geeft-de-vod-eens-door- krijg je hier regelmatig, maar daar zal het dan ook bij blijven. Het eerste zoenende koppel moet ik hier nog tegenkomen. Als ze hun trouwringen niet zouden dragen denk ik niet dat het me zou opvallen dat mensen hier getrouwd zijn. Heel gek om te merken hoe weinig men hier publiekelijk affectie toont. Kleine kinderen zijn de enige die hier stevig gekust en geknuffeld worden. Koppels houden het bij samen zedig in de hangmat en af en toe op elkaars schoot gaan zitten.

Affectie en genegenheid worden hier op een veel subtielere manier getoont. Door je man zijn eten te brengen bijvoorbeeld, of goed op te letten op wat je bezoekers niet lekker vinden zodat je hen dat de volgende keer niet meer voorschoteld. Observeren van en anticiperen op behoeften van je medemens zijn hier belangrijke eigenschappen.
Zo komt het dus dat ik af en toe snak naar een schouderklopje, een stevige smakkerd en een hart verwarmende knuffel. Maar het meest van al snak ik naar een oude getrouwe ‘hee ik vind jou écht leuk!’, nu ja met een Facebook-gewijze ‘me gusta’ stel ik me ook al tevreden. Want het is hier behoorlijk zoeken naar die subtiele tekens van genegenheid, dat anders uiten van blijdschap, liefde en genegenheid. Het is een behoorlijk ingetogen volk die Mayas en gezien ik zelf een behoorlijk open (en expliciet) boek ben vind ik dat al wel eens moeilijk. Al leert me dat ook weer grenzen stellen, niet de hele tijd mijn hebben en houden in ieders gezicht te smijten. Een beetje censuur dus, daar zullen er vast wel enkelen verlichte zuchten om slaken.
Dat neemt niet weg dat u zoenen, knuffels en andere tekenen van genegenheid nog steeds naar mijn Guatemalteeks postadres mag sturen. Het eerste enthousiaste kaartje is ondertussen al aangekomen, wat ‘ne mens alleen’ in de brousse toch plezier kan doen. Voor u te enthousiast wordt: naaktfoto’s hoeven niet maar bedankt voor het aanbod. Warm water kennen ze hier niet dus aan koude douches geen gebrek. Soit, ik zal maar wat meer aan zelfcensuur vanaf nu.

Schouderklopjes voor allen! Wat zeg ik, een dikke natte smakkerd (op uw kaak welteverstaan, er zijn nog steeds grenzen)!

PS: Excuses voor de titel, het deed me denken aan het echt Antwerps theater. De brousse doet gekke dingen met een mens.

Guatemacrushke

Na een week Antigua wordt het nog eens tijd om de stand van zaken op te maken. Het nieuwe jaar is met toeters en bellen komen aanzetten en we hebben de achterstand van twee maanden sociale deprivatie een beetje ingehaald. Plots kan er weer ingecheckt worden, is er ruimte om te skypen en te facebooken en kan ik mijn updates eens uitvoeren. Veel hou ik me daar echter niet mee bezig want Antigua is veel te gezellig om achter een scherm door te brengen.
De stad werd in 1543 door de Spaanse kolonisten als hoofdstad van Guatemala opgericht. Doordat 3 echter meermaals verwoest werd door hevige aardbevingen werd er besloten dat het veiliger zou zijn om een andere hoofdstad te kiezen. Zo kreeg de stad de naam Antigua Guatemala en werd Guatemala City prompt tot hoofdstad gebombardeerd. Met zijn prachtige koloniale bouwstijl staat Antigua ook op de UNESCO werelderfgoed-lijst. Ik word dan ook spontaan een beetje verliefd op de gezellige straten met kleurrijke huizen en goedkope marktjes. Antigua is een toeristische trekpleister, duidelijk merkbaar aan de talrijke bejaarden die met witte sokken in de sandalen en afritsbroeken tot onder hun oksels doorheen de straten kuieren. De ene Spaanse school wisselt hier de andere af, wat de stad een ideale plek maakt om Spaanse lessen te nemen. Dat de prijzen naar behoren zijn hoef ik vast niet te zeggen. Mijn budget keldert faliekant wanneer ik de verschillende marktjes ontdek, vooral die van Chichicastenango laat een behoorlijk gat achter. Maar ik hou er gelukkig een rugzak vol souvenirs aan over. Ik kon er niet aan doen mama, het is voor de vrienden!
De uitstap naar de Pacaya- vulkaan vergaten we stiekem een beetje te boeken en te betalen waardoor we dus geen vulkaan- ervaring aan ons tripje overhouden. Gelukkig kom ik nog eens terug.
Sandrine, een van de guatemadammen, leidt ons rond en toont ons de beste plekken om pupusas te eten, souvenirs te scoren en de allermooiste McDonald’s van de wereld. I kid you not, het is een officiële titel en ik zag hem. Weer iets om van mijn bucketlist af te strepen. De Spaanse ambassade heeft een pracht van een fototentoonstelling hangen die me kippenvel geeft. “La realidad y otros asuntos” van Rodrigo Abd geeft op een confronterende manier weer hoe dood en armoede een plaats krijgen in het leven van de Guatemalteken. Een dikke aanrader dus als je binnenkort naar Antigua moest trekken.

Nieuwjaar wordt hier uiteraard ook stevig gevierd. Volgens De Standaard staat Antigua in de top tien van plekken waar nieuwjaar het fijnst om vieren is. Bij mij staat de stad met stip op één. Al is het natuurlijk geen eerlijke vergelijking gezien ik normaal nieuwjaar in Antwerpen vier. Bon, rum en cola om ons op te warmen, dansen op de bar met tequila in je keel gegoten en Rihanna op de achtergrond. Het kon erger. De massa aan toeristen gaat helemaal los en zorgt voor een uitbundige feestsfeer tot ‘s ochtends vroeg. Het aftellen doen we in het Parque Central met sterretjes en een hoop vuurwerk. Ook op een ander continent blijk ik geen fan van harde knallen en gevaarlijke vuurvonken maar soit. Buiten het feit dat mijn handtas stiekem gestolen werd was het behoorlijk top. 2013 gaat nog behoorlijk zijn best moeten doen om beter te worden!
Verder maakte ik, om het met de woorden van Sandrine te zeggen, ook behoorlijk wat vriendjes. Colin, Neesha, Amy en Aj van Amerika, Alexander van Zweden, wat fijn de bewoonde wereld!
Ik denk dat het wel duidelijk is, I love Antigua. Duidelijk een Guatemacrushke.

En dan nu weer terug naar Nimlaha’kok!

20130104-110452.jpg

20130104-110511.jpg

20130104-110523.jpg

Witte sokken in sandalen zijn zooooo Antigua.

Vol enthousiasme sta ik aan de modderweg van ons dorp om vier uur in de ochtend met mijn gsm te zwaaien. De bestuurder van het microbusje laat ons gringas snel instappen. Met vieren op de achterbank, ik heb al slechter gezeten. De drie uur durende rit naar Cobàn wordt ondertussen al een gewoonte. Met muziek in de oren en af en toe een dutje zijn we er snel.
Even mijn schoenen laten poetsen in Cobàn en dan richting ons favoriete hostel. Bij gebrek aan kleiner geld geef ik de man een briefje van honderd quetzales een tiental euro). Dat ik iets te veel vertrouwen heb in de mensheid wordt opnieuw duidelijk, mijn wisselgeld noch de schoenenpoetster zie ik terug. Eigen stomme schuld natuurlijk, ik had het kunnen weten. Denkende dat ik dan toch maar mooi de plaatselijke economie gesteund heb en de man een dag betaalde vakantie bezorgt heb kan ik er toch een beetje om glimlachen.
Hostel Luna heeft ondertussen, net als het team, al een plaatsje in mijn hart verworven. Jeorge staat ons al op te wachten, we hadden hem al gesmst dat we onderweg waren. We krijgen een sleutel van de voordeur waardoor we niet moeten aanbellen. Wat een helden. De uitbaters van het hostel, Lionel en Claudia, zijn altijd enthousiast als ze ons tegenkomen. Dat we altijd welkom zijn en dat dit onze tweede thuis is. Warme woorden die we graag horen. Meteen wordt er een busje naar Antigua geregeld en omdat wij het zijn doen ze er een derde van de prijs af. Vrienden maken was hier duidelijk een goed idee.

In het busje kom ik voor de eerste keer na twee maanden weer in contact met toeristen. Amerikanen en Nederlanders, wat gek om plots iets anders te horen dan Spaans. Om eenvoudigweg Nederlands of Engels te kunnen spreken zonder een halfuur mijn zinnen te vormen in mijn hoofd. Zalig. Gek hoe ik me eigenlijk geen toerist meer voel. Want ja, ik spreek ondertussen al een mondje Spaans, ken de gebruiken van de bevolking en heb niet de behoefte om van elk kwijlend kind een foto te nemen met mijn telelens. Gelukkig maar want die tele-lens bezit ik immers niet. Ik tel zes iphones in het busje waar elf mensen inzitten, niet dat ik moet spreken met mijn iPad maar het valt toch maar op. Verwende westerlingen die we zijn. Ik schaam me zelfs een beetje. Nu ja, tot ik het volgende marktje tegenkom, dan ga ik in afding-modus zoals elke toerist. Schaam op mij maar als ge uw souvenirs ziet zult ge blij zijn. Of ge doet maar alsof.

Antigua doet denken aan de witte stad van Peru, Arequipa. Zelfde koloniale stijl, zelfde sfeer en afgeladen met bejaarden in sandalen met witte sokken. Het is liefde op het eerste zicht. Wanneer het dan ook nog eens 3Q voor een tequila blijkt te zijn (0.30€) weet ik dat het liefde voor het leven is. Vrienden maken gaat hier eenvoudiger dan de weg vinden (al is dat voornamelijk te wijten aan mijn oriëntatievermogen) dus danspartners zijn er voldoende. De tattooshops blijken spotgoedkoop en ik kom behoorlijk in de verleiding maar ik hou het bij een extra gaatje in mijn oor. Althans voor nu. Morgen naar de grootste markt van Guatemala. Ik hou mijn hart al vast en neem een extra koffer mee. Want dat het veel van ‘China us’ gaat zijn staat al vast.
Maar goed, mijn witte sokken liggen klaar en het wordt tijd dat ik nog eens salsa-gewijs met mijn kont ga schudden. U merkt het, niets diepzinnigs dezer dagen, lekker oppervlakkig toerisme. Zalig!