Tussen (lucht) haven en hel.

De luchthaven van Cancun is duidelijk dé hotspot voor dikke Amerikanen en over enthousiaste cheerleaders. Ik mompel wat shanti-ohms zodat mijn derde oog zich niet te pletter draait in mijn zevende chakra.

Ik heb het geluk om tijdens mijn eerste vlucht (richting New York JFK) naast twee bijzonder zwaarlijvige exemplaren te mogen plaatsnemen. Voor de zekerheid (je kan immers nooit vertrouwen op dat vliegtuigvoedsel) hebben ze een hele resem gefrituurde kleinigheden mee. Ik tel alvast twee broodjes pulled chicken, een zak warme onion rings en french Fries. Die ze smakelijk/ smakkend naar binnen werken. Dat ik me eigenlijk tussen het raam en een van de beenhespen van mevrouw moet nestelen, prevel ik. Maar dat ik gerust aan het gangpad wil zitten zodat ze niet moeten opstaan glimlach ik er met mijn liefste tandpasta-smile achteraan. 

Hoera voor glimlachen en onschuldige Bambi-blikken want ze schuiven braafjes op. Dat mijn zetel al bij voorbaat kleeft van vet en onionrings laat ik -ohm shanti ohm- rustig passeren. Drie uur en zes minuten tot landing. Check. 

Mijn connectie in JFK haal ik nipt maar vrijwel zonder stressen. Ik had zelfs nog de tijd om mijn favoriete lippenbalsem in te slaan (hoera voor Burt’s Bees). Met mijn tweede vlucht heb ik meer geluk: plekje aan het raam en niemand naast me dus extra veel ruimte de komende zeven uur. 

Bon, ik ben klaar voor mijn ouwe getrouwe zetel en een knuffelig weerzien met Dolly, kat der katten.

Also, hallo jetlag. Dit gaat een stevige werkweek worden.