GuatemaHOWJOmaggetwameerzijn?

Ik heb nu al veel diepzinnige blogposts geschreven over bomen knuffelen en kokosnoten. Het wordt tijd dat ik dus eens een snelle update schrijf over de mannelijke bevolking. Geef toe, u zit er al weken op te wachten.
Allereerst wil ik beginnen met het feit dat kinderen hier op een compleet andere manier benaderd worden dan in België. Als een kind hier met een machete op wortels loopt te hakken krijgt hij hooguit een ‘cuidado’ van zijn moeder. Wat niet wil zeggen dat de kinderen aan hun lot overgelaten worden, ze krijgen hier simpelweg veel meer ruimte om te exploreren en te experimenteren. De sociale controle is hier veel hoger dan in België omdat gezinnen vaak met meerdere kerngezinnen bij elkaar leven, iedereen houdt de kinderen dus een beetje in het oog. Inclusief de andere kinderen. Persoonlijk sloeg mijn hart al enkele keren over wanneer ik kleine Tsjecho naar de warme oven zie lopen of wanneer Carla met een machete haar mandarijn pelt. Toegegeven, de mandarijnen zijn hier een pak groter dan in België. Anyway, ik leerde mijn hartkloppingen onderdrukken want dit is simpelweg de manier van leven. Ik heb hier nog geen enkel kind met gebroken ledematen of missende vingers gezien dus het blijkt ook nog eens een effectief systeem. Gelukkig maar want het dichtsbijzijndste ziekenhuis is drie uur van ons verwijderd. Dat ik die vrije opvoeding niet genoten heb en niet weet hoe ik met een machete moet omgaan wordt elke keer pijnlijk duidelijk wanneer ik er een vastneem. Op minder dan dertig seconden is er dan plots iemand tevoorschijn gekomen om me te helpen. Na mijn zakmesincident in België (serieuze gewonden gevallen en een litteken dat ik nu nog trots toon) geef ik de messen met plezier af. Kleine Carla is er immers kundiger mee dan ik dat ben.
Kinderen zijn hier dus heel vrij. Zo vrij zelfs dat, wanneer ik in de plaatselijke winkel een plaatselijke cola koop, er een van deze dreumesen het leuk vindt om in mijn borst te komen knijpen. Ik zweer dat ik hem bijna een draai rond zijn oren gaf. Maar de winkeluitbaatster en tevens moeder van het negenjarig kind met toch wel deviant gedrag, stond het glimlachend te bekijken. Een blauwe plek (ik zweer dat de kinderen hier sterker zijn dan in België) en een beschuldigende vinger later wandel ik dan maar weer weg. Achja, het hoort er bij.
Wanneer die kleine dreumesen groter worden werken ze mee op de milpa, tenminste als het jongens zijn. Omdat de school niet duur is en er slechts enkele kinderen naar school kunnen per gezin werken velen dus vanaf hun 12 -13 jaar mee op het veld. Vanaf die leeftijd beginnen ze ook heel hoge ‘ooeeeeeeh’- geluidjes te maken. Geen idee wat dat wil zeggen maar het is iets wat alle mannen hier doen als ze enthousiast zijn. In het begin deed het mij twijfelen of het wel allemaal mannen waren maar ook dit blijkt, na nader onderzoek, perfect normaal voor de mannelijke populatie hier.
Het komt vast door al die lichamelijke arbeid hier maar de heren zien er hier niet hun leeftijd uit. Wegens het warme weer worden de tshirts en hemden regelmatig uitgegooid. Mijn hersenen maken een mental picture van het aantal wasborden dat hier in huis rondloopt, om over de armen nog maar te zwijgen. Geen wonder dat ze hier geen wasmachines gebruiken.
Ik besluit mijn was toch maar flink zelf te schrobben en niet het wasbord van de buurman te vragen. De heren in ons gezin zijn immers allemaal minderjarig, al is dat moeilijk te geloven. Tot ze hun hoge ‘oeeeeh’- geluidjes maken natuurlijk, dan besef je weer dat ze slechts vijftien zijn.
Zo is er een van de heren, wegens deontologische redenen zal ik zijn naam niet vernoemen, die behoorlijk doet denken aan Taylor Lautner. Ook op vlak van wasbord dus. Mijn mantra is ondertussen “minderjarig minderjarig minderjarig ooooooohmmmm minderjarigminderjarigminderjarig, etc”. Soit ik heb met Inneke besproken dat, wanneer hij meerderjarig is, ik hem mag hebben. Hij spreekt Q’eqchi dus ik kan hem niet vragen of hij het daarmee eens is. Zwijgen is toestemmen, ik ben er zeker van dat dat een universele regel is die iedereen toepast. Inneke krijgt op haar beurt de iets minder hete hottie van het gezin. Hij is wel meerderjarig dus op dat vlak wint ze. Hij is zelf meerderjariger dan haar huidig lief maar ik ging daar geen mopjes meer over maken. Ondertussen wassen we gewoon heel vaak onze handen wanneer de heren in kwestie hun tshirts staan te schrobben. De mopjes over wasborden en schuren hou ik voor mezelf. Dat is immers niet gepast (minderjarig minderjarig minderjarig ooooooohmmmm”) om tegen leden van je gastgezin te zeggen. Kijken en een blogpost dus, ik voel me weer helemaal vijftien.

Wanxik! (Tot de volgende, ik ga mijn was doen).

Sa lincho’ol

Ik hak met een machete van een halve meter bijna in mijn duim, “Cuidado!”, gilt Anna naast me. Ik blijk niet zo handig in het snijden van kokosnoten maar het expeditie-Robinson-gevoel is er al wel. De groene kokosnoten die in de tuin voor het rapen liggen worden, na het betere hakwerk, plots herkenbaar. Wanneer ik met een kokosnoot in mijn handen, tussen de rode mieren en mijn Indigena-familie zit besef ik: dit is nog maar het begin. Ik ben hier ondertussen drie weken maar het lijkt al veel langer. Of het door de stilte temidden van deze natuur komt weet ik niet maar ik voel me een stuk kalmer. Het leven draait hier niet op tijd dus dat geeft ruimte om na te denken. Zelfreflectie met een kokosnoot in de hand, het gaat simpelweg beter. Voor je het weet ga ik bomen knuffelen en ‘ohm’-geluiden maken. Een mens moet er wat voor over hebben om zijn plekje in het Nirvana te verkrijgen niet waar? Wanneer ik dan ook nog eens een smsje krijg van het thuisfront om te zeggen dat de vakantie aangevraagd is en enkel de tickets nog geboekt moeten worden kan mijn dag helemaal niet meer stuk. Ik plan alvast mijn reis!

Gek hoe België al zo ver weg lijkt, net als alles wat daar bij hoort. Al worden vrienden en familie gemist, ik zit hier goed. De bonen en de tortilla’s wennen, evenals de douches en de hudo. Ik gaf zelfs mijn dagelijks laagje foundation en mascara al op. De vleermuizen op het toilet en de prachtige uitzichten vanuit de vergaderzaal daarentegen, die blijven me verbazen. Mensen zijn hier behulpzaam, warm en vrolijk, ondanks de recente drama’s. Maar bovenal verloopt het leven hier ‘tranquillo’, zonder de druk van alle dag, zonder stress en deadlines. Men leeft hier op het ritme van de zon. Toegegeven, dat opstaan om zes uur had ik de eerste weken nog niet echt onder de knie maar ondertussen word ik spontaan wakker om tien na zes. Alles went dus.
Deze week werkte ik mee bij de lokale radio. Dat klinkt waarschijnlijk veel hipper dan het in werkelijkheid is, ik draai immers geen liedjes of praat geen programma’s aan elkaar. Deze week denk ik, samen met Inneke, mee na over de structuur van het team, hoe de radio zich beter kan organiseren, hoe we het team kunnen motiveren en hoe de programma’s inhoudelijk beter kunnen. Oké, het is wel hip.
We vergaderen in een open gebouw met zicht op de jungle en met een kop gloeiend hete koffie in onze handen. Dat de koffie een beetje waterachtig is doet het uitzicht me volledig vergeten. Dat hij aan de hete kant is ook, daar gaan mijn smaakpapillen voor de komende twee dagen.
Sergio staat enthousiast zijn verhaal te doen in geanimeerd Spaans. Hij is een van de drijvende krachten achter de radio en stopt veel van zijn vrije tijd in de werking ervan. De motivatie in het team is een van de dingen waarbij hij onze hulp inroept. Geen eenvoudige taak om een groep mensen motiveren die elke dag twee uur wandelen om naar de radio te komen en daar gratis te werken. Ik kan maar al te goed begrijpen dat ze afhaken, ze werken immers allemaal dagelijks op het land en hebben bijna allemaal een gezin om voor te zorgen. We beginnen alvast met een vergadering om de organisatie en structuur van de radio in kaart te krijgen. Tot dusver is er niet echt een hiërarchie of duidelijke taakverdeling. We hebben met Sergio al enkele problemen in kaart gebracht en toetsen die nu bij de rest van het team. Sergio legt geduldig uit wat wij niet in woorden kunnen omzetten. Fantastisch hoe hij ons met twee woorden begrijpt en onze ideeën en concepten zo kan vertalen naar het Spaans op een manier waardoor de rest van het team begrijpt wat de bedoeling is. Sergio is een held, dat is de conclusie die ik maak. Altruïstisch en vol enthousiasme houdt hij iedereen bij de les.
Langzaam maar zeker worden de hoofdproblenen in kaart gebracht, stellen we functies op en wordt er bepaald wat dit inhoudelijk betekend. De rollen worden verdeeld en we zijn klaar om deze werking uit te proberen. ‘Sa lin cho’ol’, mijn hart is gelukkig. Ik draag bij, ik help, ik ben nuttig en ik vind het helemaal geweldig.

China us! (Vind ik leuk!)

Over zittend nr. 2 doen en katten die Q’eqchi spreken.

Na twee weken back to basic is het tijd voor een beetje luxe. Let’s face it: na veertien dagen staand nr. 2 doen boven een gat in de grond wil een mens al eens een deftig toilet. Of een douche met warm water. Of Wi-Fi. Ik geef het toe, ik ben verslaafd. Al is het vooral mailen en bloggen dus er is vast nog hoop voor mij.
De avond voor ons vertrek worden we onverwachts uitgenodigd voor de inzegening van een nieuw huis in het dorp. Om zeven uur zitten we flink op een stoeltje en volgen we drie uur lang de mis in het Q’eqchi. ‘El palabre de Dios’ is hier behoorlijk belangrijk en aanwezig. Met veel zingen (behoorlijk nasaal naar mijn mening) en marimba’s. Al blijft het een gestructureerde en ingetogen bedoeling. Na de mis start het eigenlijke indiaanse gedeelte waarbij men het voedsel gaat inzegenen. Na enkele gebeden gaan de ouderen die de ceremonie leiden het huis rond. In elke hoek van het gebouw en op elke deur en elk raam worden met bloed, bonen en tortilla’s een kruis gemaakt. Vervolgens worden er kaarsen aangestoken aan een groot vuur in de tuin, wordt er gebeden en rond het vuur gelopen. Het blijft immens indrukwekkend.
Rond één uur s’ochtends komen ze plots met kip, aardappelen, bonen en tortilla’s aanzetten. Ik denk dat mijn blik te vergelijken valt met die van een doodsbang konijntje op een drukke baan, gehypnotiseerd door de koplampen van naderende auto’s. Mijn maag doet nog een wanhoopskreet tegen de zware maaltijd op dat belachelijk late uur maar het is tevergeefs. Voedsel weigeren tijdens een ceremonie kan niet, overschot wordt meegegeven. Tegen dat ik terugkom zal ik waarschijnlijk twee vliegtuigzitjes nodig hebben.
Na drie uurtjes slaap gaat mijn wekker omdat we op een onzedelijk vroeg uur de bus naar Cobàn moeten nemen. Tot onze enkels in de modder baden we ons een weg naar het busje. Een halfuur later hebben de macho’s van het dorp de bus weer uit de smurrie getrokken en zijn we klaar voor vertrek. Deze keer ben ik blij dat de heren hier het haantje uithangen, ik blijf braaf op mijn stoeltje zitten.Tegen vijf uur beginnen we aan onze hobbelige tocht over een modderweggetje van dertig kilometer. Drie uur later, dat is volgens mij langer dan je er over doet om van Antwerpen naar Brussel te geraken in de ochtendspits, komen we aan in Cobàn.
Arnoldo is zo vriendelijk geweest om ons te vergezellen, hij wilde niet dat we de trip alleen maakte omdat het hem nogal moeilijk leek. Hoewel het ontzettend lief van hem is hebben we echt nood aan een weekendje met ons twee, enkel rekening houden met onszelf en doen waar we zin in hebben: toerist wezen en winkelen. Arnoldo leert ons echter de stad een beetje kennen, neemt ons mee naar een winkelcentrum en showt ons de plaatselijke macdonalds. Wanneer we na een tijdje zeggen dat we toch echt even een dutje gaan doen op onze kamer zet hij ons allervriendelijkst af aan ons hotel. Goed, dan is het nu girl-time!
We winkelen onze rugzakken vol en eten pizza en hamburgers om ons vervolgens vol overgave op het internet te storten. Eindelijk Skype met het thuisfront!
Het hele dorp loopt hier vol met hete dreadlock-types en minder hete, ongewassen types. Blijkbaar is er in de buurt (lees: vier uur rijden verder) een Rainbow-festival aan de gang. Althans dat weet een van de ongewassen types ons te vertellen. Zijn openingszin: “Do you know The Rainbow?” deed ons al vreemd opkijken, zijn “if it is ment to be our energy will find eachother” gaf ons nog twee dagen buikspier-krampen. Sympathiek, dat wel, dat zweverige nemen we er bij. Al maakte hij het me wel moeilijk om niet te giechelen toen hij zei dat zijn kat Q’eqchi spreekt maar dat hij dat aan het leren is.
Het festival is nog tot eind december in Guatemala, hopelijk lukt het me om daar even te passeren want het klinkt bijzonder hip(pie). Ik weet het, flauw.
Wanneer Rainbow-dude ons verlaat doen we nog een danspasje met zijn vrienden Joshua en Elijah. Het is namelijk feest in Cobàn want de plaatselijke clown doet er een optreden. Geen sarcasme, het was echt een clown. Elijah blijkt naast yoga-instructeur ook acteur aan de New Yorkske theaterschool en man met gitaar. Na twee minuten staat hij me al rond te zwaaien met één been in de lucht, jawel, ook professioneel danser. Om me tot slot een van zijn gedichten voor te lezen. Goed dat ik niet snel onder de indruk ben of ik had me voor zijn voeten geworpen. Hij miste enkel nog een schapenvellenfrakske. Ik zal dat regenbooggebeuren toch maar eens moeten bekijken denk ik.

Voor mij ne Spaanse wettekst, pakt u zelf ook iets.

Wakker worden met het geluid van de ‘pagarito’ het is niet iedereen gegeven. Gewoon wel een beetje gek dat dat beest klinkt alsof je nagefloten wordt door bouwvakkers, het heeft menig mannelijk dorpsbewoner alvast een kwade blik van me opgeleverd. Als wekker kan dat echter tellen. Hallo naturalesa, ik ben klaar voor mijn bonen-ontbijt! Nu ja, niet heus, dat warme ontbijt daar moet ik nog even aan wennen. Vooral aan die tortilla’s dan. Gelukkig heb ik op dat vlak het karakter van mijn moeder (eten tot ge er bij neervalt) en het motto van mijn vader (zijnde: “een goed varken eet alles”). Inneke is een beetje ziek vandaag, pobrecita, dus laten we wat meer staan dan gewoonlijk. Deze ochtend krijgen we trouwens een verdunde havermout-brij. Ik hoef verder vast niet te verduidelijken dat ik geen echte fan ben. Wel rollen we onze derde baksel tortilla’s, stilaan zie ik vooruitgang. Althans, ze zijn dun en redelijk rond. Ovaal is bijna rond, toch?

Na het eten is het een beetje rondhangen en wachten tot er zich iets aanbiedt om te doen. Santiago komt echter al snel een babbeltje slaan. Het regent pijpenstelen dus is hij nog niet naar zijn werk vertrokken. Net zoals zo velen hier, vertelt hij, werkt hij immers op de ‘milpa’. Het is destijds van het jaar om de kardemom te oogsten dus is het er behoorlijk druk. De meeste mensen staan hier op tussen vijf en zes, dan vertrekken ze naar hun akker. Er zijn er echter ook die op een verder gelegen akker werken. Die is twee uur rijden met de wagen want omdat er geen brug is moeten ze rond de rivier rijden. Zij vertrekken dus om vier uur naar hun lapje grond. Goed zot denk ik dan, want wij kwamen vanmorgen pas om zeven uur ontbijten. Niet dat zij veel andere keus hebben natuurlijk. Santiago praat erg open over zijn leven, hij vindt het oneerlijk dat zij zo weinig krijgen voor hun kardemom. Ze kunnen deze zelf immers niet verwerken dus moeten hem doorverkopen naar grote bedrijven die dat voor hen doen. Uiteraard zijn het dus ook deze bedrijven die de winst krijgen. De boeren krijgen, zoals zo vaak het geval, veel minder dan hen toebehoort. Ik word er, ongeacht het onderwerp, echter behoorlijk vrolijk van. Het doet me deugt dat er al zulke open gesprekken voorvallen, na slechts twee dagen voel ik me al een beetje deel van de gemeenschap. Een heel klein beetje dat wel, maar het is een begin!

Arnoldo komt ons vervolgens halen om mee naar de ontmoetingsplaats van de gemeenschap te gaan waar hij werkt. Meteen krijgen we uitleg over het besturingssysteem hier. Dat zij onder de provincie Alta Verapaz vallen waar grote stad Coban deel van uitmaakt. Coban deelt zich dan weer op in acht microregionés waar Nimlaha’kok er één van is. Tenslotte valt Nimlaha’kok dan weer op te delen in andere ‘comunidades’ of gemeenschappen. Nimlaha’kok heeft een verbond met twee andere ‘comunidades’. Soit, kan u nog volgen? We krijgen een dikke wettekst voor onze neus met daarin de werking van Coban (die dus beslist en bestuurt over Nimlaha’kok ). Jep, in het Spaans, we maken het ons graag moeilijk. Zei ik al dat hij 50 pagina’s dik is? We weten ons dus wel een hele dag bezig te houden. Mijn Spaans is niet zo vlot en de tekst niet zo boeiend dus ik denk dat ik mijn bezigheid voor de volgende dagen wel zal hebben. Maar wel boeiend om te lezen hoe het allemaal op papier mooi staat te wezen waar het in werkelijkheid volledig anders loopt. Want in tegenstelling tot het papier is er weinig respect of aanvaarding voor de Indigena-bevolking. Laat staan dat ze veel inspraak krijgen.

Hierna kan ik wel een koude douche gebruiken dus spring ik onder het zelfgemaakt vehikel dat hier in de keuken staat. Niet met veel goesting, want ‘eikes dat staat hier in de keuken’. Tot ik eenmaal onder de, ietwat frisse, straal sta. Douchen in open lucht ons begeleiding van vogels en krekels is de max! Bovendien ook bijzonder verwikkend, want ondanks dat de bevolking het hier maar ‘frio’ vindt, ben ik meer dan tevreden met de 20 tot 25 graden.
Het avondeten is vandaag bonen met tortilla’s maar ze hebben erl water bij gedaan. Het is dus eigenlijk soep. Ik verbaas me telkens weer over de vindingrijkheid die men hier heeft wanneer het bonen betreft. Bovendien kan ik ze best wel smaken. Wanneer we na het eten foto’s van de familie bovenhalen komt het hele gezin meekijken. De interesse doet deugd en ik word spontaan gelukkig van het feit dat taal niet altijd nodig is. Gelukkig maar want dat is tot hiertoe mijn grootste frustratie. Zei ik trouwens al hoe vriendelijk en warm ze hier zijn? Spinnen verwijderen ze hier spontaan wanneer ze doorhebben dat ik de spin ook zag, of ze zetten de radio hier prompt stiller omdat ik door hoofdpijn over mijn hoofd wrijf. Toppertjes! Ik vraag me wel af of ze doorhadden dat ik de havermout-brij stiekem in de goot kieperde.
Gek hoe de dag hier zo anders loopt, om negen uur lig ik hier al in mijn bed. Alles gaat hier opzet gemak en niets moet. Nu ja, niet van hen, ik leg mezelf natuurlijk nog steeds onhaalbare doelen op. Maar goed, daar werk ik aan.

Een late eerste indruk van Guatemala City

In overdrive zegt u? Ach ja, het is dat ik het de volgende maanden met weinig tot geen internet zal moeten doen. Niet dat ik al bijster veel te vertellen heb na een dag Guatemala City maar ik wil al even mijn eerste indruk weergeven.
Het feit dat iedereen de je tegenkomt, inclusief lectoren en bewoners, je afraden om naar Guatemala City te reizen is misschien al een indicator dat het er niet echt zo geweldig is. Omdat het gewoonweg eenvoudiger voor ons is om van hieruit naar Coban te reizen blijven we hier, rebels als we zijn, een nachtje slapen. Tegen beter weten in dus, want ook de reisgids (in ons geval de Rough Guide van Guatemala) stelt dat er hier weinig te beleven valt. Het is hier dus vooral ‘peligroso’. Gelukkig hebben wij een geweldige gids. Namelijk Peter, die al van 1996 in Guatemala woont en alle hoekjes van de stad kent. Hij is ons komen ophalen van de luchthaven en biedt ons bed, bad, brood en bezigheid aan. Geweldig boeiend om zijn ervaringen te weten te komen en de stad toch een beetje te leren kennen. Bij deze: Adriaan, bedankt, wat een top-oom!

Sofia, zijn dochter, laat ons de winkelstraten zien. Buiten Mac Donalds en Burger King vind ik er niets herkenbaars. Wat me meteen opvalt zijn de mannen met geweren die deel uit lijken te maken van elke etalage in de straat. Ze glimlachen vriendelijk maar dat doet de loop van hun geweer er niet minder op blinken. Een gevoel van onveiligheid weet zich dan ook snel tussen mijn oren te nestelen. Ik probeer krampachtig elk gezicht te memoriseren dat zich iets te lang in mijn persoonlijke ruimte bevindt en ben me bewust van elke voorbijganger. Sofia loopt rustig door, zonder zorgen en luid kwetterend met vriendin Aleksandra. Ik schaf me een Guatemalteekse simkaart aan en sus mijn angstgevoel met een Whopper.
Het fijne is wel dat niemand me hier aanspreekt, geen ‘senorita por favor’ om mijn oog te doen vallen op de nieuwste jurkjes uit de jaren ’90, geen ‘adelante’ om me een winkel binnen te lokken. Het staren daarentegen is nog nooit zo erg geweest. Peter vertelt me achteraf dat vrouwen met piercings en een tattoo niet zo gewoon zijn in Guatemala. Bovendien loop ik wulps gekleed. Guatemala blijkt meteen het enigste land waarin de mannen wild worden van een t-shirt en een roze harembroek met bloemmotief.
Maar goed: Sofia vindt de stad niet zo gevaarlijk. Toch brengt Peter haar vaak met de auto naar de plekken waar ze heen moet. Horrorverhalen van gewapende overvallers doen me begrijpen waarom.
De stad zelf heeft me op het eerste zicht weinig te bieden. Ze geeft eerder een vuile en vervallen indruk. Al bevind ik me wel in een minder rijk gebied en zag ik enkel zone 1 en 4. Ik vind Guatemala City echter niet erger dan een andere hoofdstad. Net zoals in Lima en Buenos Aires willen ook hier de mensen dat je veilig bent. Ze uiten dit helaas door je te wijzen op alle gevaren, waar ik eerder nerveus dan voorzichtig van word. Ook hier staren de mensen je aan en lijken de huizen vaak niet in perfect staat te zijn. Echte liefde is het voor mij dus niet. Morgen reizen we verder naar Coban en ons dorp Nimlaha’kok. Voor de eerste keer kennis maken met de dorpsbewoners , spannend!

Mayamail.

Ondertussen heb ik al ettelijke blogposts geschreven op mijn, o zo handige, Ipad. Helaas voor mij is dat verspilde moeite want er is hier uiteraard geen Wi-Fi te vinden. Ik zou mezelf niet zijn mocht ik daar niets op voorzien hebben natuurlijk, dus zeulde ik een modem mee naar de Mayas om een draadloos network te kunnen maken. U kan zich mijn teleurstelling vast inbeelden wanneer ik zag dat het internet hier niet met de kabel maar met een USB-stick tot stand komt. Duizend bommen en granaten dus want daar heeft noch mijn Ipad, noch mijn modem aansluiting voor. Helemaal cold turkey hoef ik gelukkig niet te gaan want er zijn hier enkele laptops aanwezig. Aan de documenten op mijn Ipad kan ik helaas niet aan. Soit, ik roei met de riemen die ik heb en ik pas me, zoals zo vaak de afgelopen week, wel aan. Die blogposts volgen ooit nog wel eens.

Nimlaha’kok is een dorpje dat in prachtige natuur gelegen is, het heeft de charme van het Mayavolk nog door zijn straat (ik zou liegen
mocht ik straten zeggen) heeft vloeien. De mensen zijn er hartelijk en staan meteen voor je klaar. Klinkt mooi, toch? Is het ook. Al is het
ook al stevig aanpassen geweest. Van water uit de kraan en altijd elektriciteit en internet naar een hudo en water uit de beek. Wassen
is onder een douche die zijn water uit die zelfde beek haalt, in het open deel van de keuken. Een beetje gek maar eens je went aan de koude van het water blijven enkel de prachtige vogelgeluiden bij.

Het eten is bijzonder uiteenlopend, ik rekende op alle dagen bonen met tortillia’s maar er zijn ook paprika’s en bloemkool. De tortillia’s
zijn, in tegenstelling tot de chipjes-variant, niet echt geweldig. Al is het elke keer opnieuw fijn om ze te maken. Je kneed ze immers zelf, al is een behoorlijk moeilijke techniek om onder de knie te krijgen. Binnen zes maanden beloof ik prachtige tortilla’s te produceren als u belooft ze op te eten. Water drinken is hier niet de gewoonte, meestal is het Cacao (warm water met gemalen cacaobonen, proeft niet naar chocomelk) of verdunde havermout. Niet mijn meest favoriete dranken maar mijn moeder leerde mij alles eten dus is het, om het mooi te verwoorden, een kwestie van ´slikken en gaan’. Ik vermoed dat er binnenkort wel prikkelgewenning op zal treden waardoor ik het vlot naar binnen krijg.
Het gezin waar ik terecht gekomen ben is behoorlijk uitgebreid gezien er ongeveer vijf gezinnen in hetzelfde huis wonen. Allemaal kinderen van Santiago en Bartola die zelf ook al aardig hun best deden waardoor we erg veel kleine zusjes en broertjes hebben. Verassend veel mensen spreken een woordje Spaans in ons gezin, al is het met haar op, Mijn Q’eqchi en Spaans zijn ook harig dus het is niet altijd eenvoudig communiceren hier. Gelukkig heb ik Inneke voor het Spaans en oefenen we dagelijks ons Q’eqchi.
We woonden hier al missen en feesten bij, vergaderingen en hadden zelfs onze eerste aardbeving. Die laatste was trouwens wel eventjes
schrikken. We voelden niet veel maar plots liep iedereen naar buiten om er te staan lachen met de wiebelende antenne van de buren, Daaruit concludeerden ze dat het best een hevige aardbeving was. Op onze televisie (I kid you not, er zijn drie lampjes om het huis te
verlichten maar als de zonnecellen opgeladen zijn is er s’avonds televisie) zagen we dat het een serieuze aardbeving was met veel doden en gewonden, jaiks. Dan ben je blij dat je je niet in een drukke stad begeeft.

De tweede dag dat we hier waren woonden we een ritueel bij om de doden te herdenken van de burgeroorlog enkele jaren geleden. Het was voornamelijk in Q’eqchi dus veel verstond ik niet. Meteen vallen de Christelijke invloeden op door de manier waarop de dienst verloopt. Er worden hosties uitgedeeld (kijk mama mijn eerste hostie ooit!), veel hymnes gezongen en het verloopt allemaal bijzonder serene. Tot we plots de berg beklimmen tot aan het kruis waar alle namen van de gesneuvelden opstaan. Er word teen vuur aangestoken en iedereen krijgt een kaars die hij bij zijn buurman of –vrouw aansteekt. Iedereen gaat op in zijn eigen gebed. Ik sta een beetje verdwaast te kijken tussen de geluiden van gebeden die ik niet versta. Het is ontzettend bevreemdend maar meteen ook erg emotioneel om daar zo deel van uit te maken. Het begint door te dringen dat ik hier echt ben. Te midden van niets en alles. Dus bid ik mee. Dat ik mezelf mag vinden en uit mijn knopen geraak, dat het hier allemaal een beetje goed zal lopen, Amen en een kruisje. Ze zouden eens moeten weten dat ik niet gedoopt ben, ketter. Wij worden formeel welkom geheten. Zo lopen ze drie keer met ons rond het vuur en zingen ze een lied voor ons. Ik sta een beetje te tranen, of het komt door de rook van het vuur of door de emotie die hier hangt weet ik niet. Mijn avontuur staat op punt te beginnen.

Verder deze week vieren we het afstuderen van de zesdejaars. Dat is redden tot feest dus komt iedereen samen in de kerk, staan de vrouwen in grote potten te roeren en wordt ere en stuk in de nacht gedanst. Gek om plots de attractive van het dorp te zijn, plots start iedereen je aan en giechelt je toe. Ik hoop de hele tijd dat ik geen blunders bega maar wanneer mijn gegil om een spin de hele keuken doet gieren weet ik dat die blunders zo erg niet zijn. Het is een beetje vallen en opstaan, want echt zeggen wanneer je iets fout doet doen ze hier niet. Zo waste ik met Inneke de eerste dag af in de grote waterbak. Het is eigenlijk de bedoeling dat je met een bakje water uit de grote bak neemt en zo afwast. Later zien we dan dat iemand de hele afwasbak laat leeglopen en schoonmaakt, woeps. Maar niemand die iets zegt. Dat maakt het een beetje moeilijk voor mij want ik wil graag social wenselijk doen maar hier weet ik niet hoe dat hoort. Gelukkig helpt Inneke om me daar wat over te zetten of ik zou niets meer durven doen uit angst iemand te beledigen.

We adopteerden hier trouwens ook een hond. Wit met bruin en hij heet Freddy. Hij is altijd enthousiast als hij ons ziet waardoor hij
uitgebreid aan zijn piemel gaat likken. Dat proberen we hem wel af te leren want dat is een beetje goor. Maar wel fijn dat we een huisdier hebben dat geen acht poten heeft. Dat we honden aaien vinden ze hier allemaal ontzettend bizar. Honden moeten vooral uit huis blijven en krijgen eerder een por dan een aai. Niet dat iemand er ons op aankijkt, ze vinden het voornamelijk grappig. Wij oefenen met Freddy alvast op pootjes geven en flink opzitten.
Zo België, dat was het voor nu. Hoe vlot het daar met de wintermaanden? Zei ik al dat het hier minstens 21 graden is en dat de mensen dat hier koud vinden? Gekke Mayas.

Zoenen en tortilla’s.

Nu is het voor echt.

We zijn vertrokken. Na twee zenuwslopende maanden zit ik eindelijk op het vliegtuig. Met fancy mister IPad typ ik rustig een blogpostje waarbij ik ondertussen de series bekijk die zich op het scherm voor me afspelen. Want ja, bij United Airways krijgt iedereen zijn eigen beeldbuis. Dikke, vette BOOYAH! Heb ik trouwens al gezegd dat de raampjes hier warm zijn? Geen schrikbewegingen dus wanneer je in je slaap plots met je kaak dat ijskoude raampje raakt. Dat bespaart me op zijn minst een stijve nek van de pogingen om die ervaring te vermijden. Heerlijke dutjes doen hierzo. Na twee vluchten met Iberia (let’s face it: there’s only so much free wine can do) is dat best wel een verbetering. Het eten is zowaar herkenbaar als kip met boontjes dus ik ga helemaal uit mijn dak. Dat is trouwens meteen ook mijn ontbijt, al blijkt dat geen strak plan te zijn. Mijn verteringsstelsel en ik zijn op deze hoogte niet zulke beste maatjes. Met zes maanden bonen en maïs in het vooruitzicht kan ik me dat echter niet aan mijn hart laten komen.

Het vertrek is, hoe kan het ook anders, behoorlijk emotioneel. Veel gesnotter, al heb ik het lang droog kunnen houden. I blame Joke, anders had ik het wellicht zonder tranen kunnen doorstaan. Het idee om mijn Buffel in crime zes maanden niet meer te zien is echter genoeg om me prompt tot een panda om te toveren. Jawel, waterproof mascara had een strak plan geweest. Volop ‘Een Simonneke’ gedaan dus, met dank aan Bert voor de woordkeuze. Een hele delegatie had ik mee om me uit te wuiven: Bert, Joke en een resem aan familieleden. Heel fijn maar wel aardig slikken wanneer je de gate doorgaat. Zes maanden lang wachten op weerzien. Zes maanden lang zijn de Guatemadammen mijn stukje familie ver van huis. Er zullen dus vast weer tranen vloeien op het moment dat ik ook van hen afscheid neem, straks in Guatemala City. Acht uur zullen we dan van elkaar verwijderd zitten, gek idee. Nieuwjaar brengen we alvast samen door, wie weet kunnen we zelfs regelmatig afspreken, maar dat zijn zorgen voor later.

Momenteel voel ik me licht als een veertje, al het drama laat ik achter in België, tijd voor verandering. Al durf ik zulke slogans niet echt meer te gebruiken, uit angst dat er iemand me vraagt wanneer ik nu godverdomme eindelijk mijn plaat ga afzetten. Nog niet meteen dus. De laatste weken voor vertrek waren nog even hevig. Diepe gesprekken, lastige ontmoetingen en andere dingen die ik liever vermeden had. Voor het komende halfjaar verwacht ik van Karma alvast enkel goede dingen (seriously, you owe me). Maar wanneer ik de kaartjes en de briefjes bekijk die ik meeneem op de vlieger besef ik maar al te goed dat ik terug wil komen. Want met zoveel mensen die hier op mij wachten en zoveel lieve dingen over mij schrijven kan ik niet anders. Ik moet immers nog Duvels drinken, brunchen, dansen en Bicky’s eten. Ik ben ontzettend benieuwd hoe jullie wereld zich zal ontwikkelen en wat er allemaal veranderd zal zijn wanneer ik terug ben.

Ik sta mezelf toe om volledig voor euforie te gaan de eerste weken. Ongetwijfeld zal er nog een weerbots komen met zielige blogposts tot gevolg (ik bereid jullie alvast voor) maar nu nog even niet. Nu is alles spannend en geweldig, nu stop ik met dagen tellen en met moeten. Vanaf nu staan mijn zintuigen op scherp en ben ik klaar voor avontuur. Met een zonnecel en een batterij aan chloortabletten komt dat allemaal in orde. Ik kijk er ontzettend naar uit om het dorp te zien waar ik al die tijd zal verblijven. Om nog maar te zwijgen van alle mensen waarmee ik lief en leed zal delen. Benieuwd ook naar het comfort. Zal het echt zes maanden boskakken zijn en water halen zoals ik het me voorstel? Of is er een kraantje en een hudo? Spannend! Op de foto’s die ik zag vond ik het dorp er eigenlijk erg stedelijk uitzien. Met gebouwen uit steen en prachtige natuur, maar goed dat zie ik dan nog wel. Foto’s en updates volgen hopelijk snel.

Eerst deze vliegtuigreis zien te overleven. Straks een overstap in Chicago waar we onze bagage zullen moeten zoeken en op twee uur weer ingecheckt moeten zijn om naar Houston te vliegen. Van daaruit nemen we dan eindelijk de vlieger naar Guatemala City waar ik mijn beste Spaans boven haal. Het is voor echt jongens, tijd voor avontuur!

À la proxima,

Besos y breezers por todos!

Koude voeten en drie kussen voor uwe nieuwjaar.

Ere wie ere toekomt, de nieuwe schijf van The XX is top, zowel van tekst als van muziek. Met dit lied op de achtergrond een schrijfsel produceren bijvoorbeeld. Vooral in combinatie met een pak dinokoeken en een lijf vol zenuwen. Vandaag werd het me tussen de bonen en de debatten (het leven van een BanaBa-student internationale samenwerking) duidelijk dat het er hier in België echt bijna op zit. Crazy bananas dus want dan neem je plots afscheid van de mensen waar je de afgelopen twee maanden mee in de les zat. 20121024-231422.jpg

(vlnr Chelsey, Sietske, ik, Inneke en Jennifer)

Met de ene had ik een iets intiemer contact dan met de andere maar ik denk toch dat ik eerlijk kan zeggen dat ik ze zal missen. Straffe madammen en mijnheren die elk een ander avontuur tegemoet gaan en binnen zes maanden als andere mensen zullen terugkomen. Zullen de madammen van Brazilië met een lief terugkomen? Kunnen de Senegalezen na zes maanden nog maniok zien? Of hoe is dat nu eigenlijk, -24 graden in Ladakh? Ik hoop het u na zes maanden te kunnen vertellen na een warm weerzien.
Ik zal in elk geval de dansmoves en de mopjes missen. Dat ze dat allemaal zot goed gaan doen, occasioneel zwaar op hun gezicht zullen gaan en triljoenen verhalen te vertellen zullen hebben staat al vast. Succes en tot Skype denk ik dan.
De Guatemadammen daarentegen, dat is iets helemaal anders. Plots zit ik minstens acht uur verwijderd van de meerderheid van de chica’s. Die chica’s dat zijn respectievelijk Sandrine, Sietske, Chelsey, Jennifer, Inneke, en uiteraard mezelf. Sandrine zal zich in haar eentje naar Ciudad Vieja begeven om daar met de organisatie Niños de Guatemala te werken. Sietske, Chelsey en Jennifer zitten samen in San Juan Del Obispo, een dorp dat een tiental minuten van Antiguia (de voormalige hoofdstad) ligt. Ze zullen de handen uit de mouwen steken bij Familias de Esperanza. Inneke gaat met mij naar het dorp Nimlaha’kok , acht uur verder van iedereen. Samen gaan we de uitdaging aan om zes maanden lang de wereld vanuit Maya-perspectief te bekijken, of dat hopen we in elk geval. Ik vermoed dat we best wel twee handen op een rommelende buik (die bonen weet u wel) zullen worden, als twee vreemde eenden in de bijt. Het zal gek doen om die Guateguapas plots achter te moeten laten, na hen elke dag te zien de laatste maanden. Goed vastpakken voor vertrek dus, want een personal zone dat is voor watjes.

20121024-232112.jpgs (deze keer met Sandrine).

Last van koude voeten heb ik wel een piepklein beetje. Want een dorp zonder alle dagen internet, elektriciteit of stromend water, dat is toch best spannend. Om nog maar te zwijgen van het feit dat de meerderheid van het dorp Q’eqchi spreekt, wat ik tot op heden onverstaanbaar vind. Challenge accepted, dat natuurlijk wel, al gaat het met bibberknieën. Ik geef toe dat ik al meerdere keren gedacht heb om het toch maar allemaal snel af te blazen. gewoon omdat ik het dan doodeng vind om een halfjaar lang ergens anders een nieuw leven op te bouwen. Niet dat ik dat echt zou doen natuurlijk, maar het wordt tijd dat ik vertrek, dat ik met eigen ogen kan zien waar ik zal belanden en wat ik zal doen. Dat praten, lessen volgen en taken maken is nu even genoeg geweest want ik wil er met mijn twee voeten middenin staan. Ik wil van ‘Que Tal?’ en ‘Que linda’, af en toe heel hard om mijn mama wenen en mijn dubbel bed missen, maar vooral ruiken, proeven en zien wat het daar allemaal is. Beam me up Scotty want ik wil knallen.
Ik kijk uit naar het vinden van rust, in mijn hoofd en in mijn hebben en mijn houden. Ademen, leven en laten leven. Loslaten en opbouwen. Niet meer vallen over voeten die niet de mijne zijn, of dat nooit waren. Dansen door de wildernis van kunnen, mogen en proberen. Anders kijken naar wat is en wat zal zijn. Voor een keer zonder woorden maar met zintuigen op scherp. Back to basic en ‘alles opternief’. Omdat het kan, omdat het moet, of gewoon omdat ik dat doodgraag wil. Lenzen uit en kijken door een nieuwe bril, soit u begrijpt het wel.
Ik plan om terug te komen. Liefst met bredere schouders en naar minder woelig water. Anders hoop ik tegen dan mijn sjorkunsten wat verbeterd te hebben zodat ik mij een vlot kan construeren.

Ik zoen u alvast voor uwe nieuwjaar, verjaardag en pasen. Stel het wel, vergeet me niet en tot de volgende keer maar weer!

Miek Goes Maya

Net zoals Suske en Wiske blijf ik nieuwe avonturen opzoeken en als dat in de vorm van een alliteratie kan dan sta ik meteen te springen. Dat verklaart meteen de titel van deze blogpost.

Ik denk dat het ongeveer een jaar geleden moet zijn dat ik eens een hele blogpost vol ratelde over wat ik met mijn leven wilde. Iets met zingen, reizen, schrijven en bijdragen aan de maatschappij, daar kwam het enigszins op neer. Ondertussen werd ik toegelaten aan de Katholieke Hogeschool Leuven (KHL voor de vrienden) om er de BanaBa Internationale Samenwerking Noord-Zuid te volgen. Dat houdt in dat ik twee maanden intensief les volg in Leuven. Over globalisering, politiek, economie, methodieken, cultuur en religie en af en toe een streepje Spaans. Soit, u kan er zich vast een beeld bij vormen. Deel twee van de opleiding speelt zich af in het buitenland, in mijn geval in Guatemala. Waar ik zes maanden lang ga stage lopen in een organisatie en er een thesis schrijf.
Binnen twee weken vertrek ik dus, een halfjaar lang laat ik België, mijn vrienden, familie, drama en leven voor wat het is en trek ik naar de Maya’s in Nimlaha’kok.

De Indigenabevolking in Guatemala wordt zwaar gediscrimineerd. De Mestiezen of Ladino’s (het resultaat van Maya’s die zich ten tijden van de Spaanse kolonisatie vermengden met Spanjaarden) zien de Indigena’s (of ‘inheemse bevolking’) als minderwaardig. Deze laatsten spreken immers zelden Spaans maar een, volgens hen, minderwaardig dialect. Theoretisch gezien behoren de grootste Maya-talen tot landstaal, hiertoe behoren het Q’eqchi, het K’iche, het Mam en het Kaqchikel. In het dagelijks leven wordt de Spaanse taal gebruikt. Ook op vlak van bestuur en organisatie, wat tot gevolg heeft dat de gemiddelde Maya niet kan communiceren over deze onderwerpen in zijn eigen taal. Het verschil tussen Ladino’s en Indigena’s is in Guatemala nog erg duidelijk aanwezig.

Slechts een tiental jaar geleden leidde deze discriminatie tot een burgeroorlog. De guerrilla beweging, gesteund door de Indigena’s verzette zich tegen de overheid en het leger. Met bloedbaden tot gevolg. Het Guatemalteekse leger hanteerde een erg brute, gewelddadige techniek. Alles wat hen pad kruiste werd verbrand, ook het land. Doden werden niet begraven maar bleven liggen waar ze gestorven waren. Als je bedenkt dat het geloof van de Indigena’s draait om de natuur, het evenwicht tussen geven en nemen en het respect voor voorouders en gestorvenen kan je pas deels begrijpen hoe ingrijpend dit was. Vele Indigena’s zijn gevlucht naar het woud en hebben daar, in het beste geval, jaren moeten overleven. Vele ouderen stierven tijdens het vluchten of werden gedood in de oorlog, een ramp voor het doorgeven van tradities, riten, normen en waarden. Nog steeds is er dus spanning tussen de Indigena’s, die streven naar autonomie, recht op eigenheid en bestaan en de Ladino’s die hen dit niet geven.

In Nimlaha’kok, het dorp waar ik zal verblijven, trachten de bewoners zich te organiseren, hun stem te uiten en iets te doen aan hun situatie. Ze leven er voornamelijk van landbouw maar proberen een economie uit te bouwen. Ze worden daarin onder andere bijgestaan door de gemeente Herent die een stedenband met hen uitbouwde doorheen de jaren. Het is door deze stedenband dat ik voor het eerst met deze mensen in contact kwam. Een week geleden kwamen ze naar de KHL om mij en de Guatemadammen te vertellen over hun dorp en hun leven. In het Q’eqchi uiteraard, wat voor mij momenteel nog onverstaanbaar is. Laten we hopen dat daar snel verandering in komt. Gelukkig hadden ze vanuit Herent Bernard Dumoulin mee, vertaler van dienst en medewerker op de Noord-Zuiddienst in Herent.
Na een paar uur ben ik er dan ook van overtuigd dat dit is wat ik wil doen. Wat een wijsheid schuilt er in deze mensen, wat een diepgang en sereniteit. Ik word er meteen gelukkig van om hen bezig te zien. Spaans spreken ze echter niet, op drie mensen na dan. De jongeren in het dorp leren Spaans op school, maar iedereen communiceert er in het Q’eqchi. Ja, ik maak het me graag moeilijk. Internet en elektriciteit is er in het dorp zelden en dat is al uitzonderlijk wanneer je de dorpen in de buurt bekijkt. Nimlaha’kok is een onderdeel van Alta Verapaz en ligt drie uur van de stad Coban. Acht uur verder van Antigua dus waar mijn medestudenten zich bevinden en waar ik tot een week geleden ook mijn stageplek had.

Avontuur troef dus, helemaal back to basic in een dorp waar ik de taal niet spreek en de cultuur niet ken. Ik ga het echter niet alleen aan. Want Inneke, een andere Guatemadam, ziet dit project ook helemaal zitten. Zij spreekt al een aardig mondje Spaans dus dat vind ik persoonlijk wel geruststellend. Al blijft het spannend. Ik heb er ongelooflijk veel zin in maar ik vertrek met een klein hartje. Want ontworteld zijn in België is één ding, maar me dan ook nog eens verplaatsen naar een gemeenschap die ik niet ken en begrijp is nog heel wat anders. Uitdagingen genoeg, want dan begin ik nog niet over het feit dat ik een thesis moet schrijven over een onderwerp dat ik nog niet gevonden heb. Op een computer zonder internet en zonder elektriciteit. Soit, het komt goed want ik heb er zin in. Ik ga mij smijten. Bovendien is het zonder taal een hele andere manier van observeren en communiceren, ik ben benieuwd wat dat gaat geven.

Met wat geluk kan ik mijn avonturen met u delen, maar onthoudt dat geen nieuws goed nieuws is. Mail mij af en toe eens hoe het hier allemaal loopt of wanneer er vragen zijn. Ik zie u weer over zes maanden, het ga u goed.