Hellaaaaaaa duuuude.

“Woah that’s hella-sweet dude!” Ik giechel me hier een maagbreuk want echt, whaddup met die Amerikaanse taal? Gisteren gingen we uit eten in een van de hipste restauranten van het dorp. Meteen ook mijn eerste keer in een ‘booth’. Geen laars maar een hoektafel met zetel. Ge kent dat wel, gelijk in Grease. Na een halfuur heb ik nog geen woord gezegd. Mijn verwarring moet duidelijk zichtbaar zijn want ons gezelschap vraagt me of alles wel in orde is. Waarop ik moet bekennen dat ik misschien toch geen Engels spreek, gezien ik van het afgelopen halfuur niets van de gevoerde conversaties had begrepen. “Dat is niet zo vreemd want we verzinnen de helft van onze woorden zelf”, zo klinkt het. Er blijkt een hele taal vast te hangen aan deze subcultuur, wat vanuit antropologisch standpunt ontzettend boeiend moet zijn maar mij helaas niets wijzer maakt. Waarop het gesprek zich meteen haat focussen op taal. Want ik spreek dan wel Engels, taal is meer dan dat. Dat blijkt bijvoorbeeld tijdens een van mijn yoga lessen wanneer de lesgeefster me vraagt wat ik van de les vond. Goudeerlijk als ik ben zeg ik haar dat ik me behoorlijk stom voel wanneer ik de houdingen niet uitgevoerd krijg maar dat het me helpt ontspannen. Ze kijkt me een beetje verbaasd aan en zegt me dat ik veel te hard ben voor mezelf, ik deed het namelijk heel goed. Mijn lief leek al net zo geschokt van mijn uitspraak. “Wat zeg je nu van jezelf?”, vraagt hij me. Ik snap niet zo goed wat het probleem is want ik bedoelde het helemaal niet zo dramatisch. Ik vind mezelf toch helemaal niet dom, ik voelde me enkel onnozel. Oef, onnozel is oké. Van jezelf zeggen dat je je stom voelt is echt not done en dan lijkt het alsof je een ontzettend laag zelfbeeld hebt. Onnozel mag dan wel weer. What’s in a name nietwaar? Naar Amerikaanse maatstaven ben ik dus een tikkeltje té eerlijk. Soit, dat ben ik naar Belgische maatstaven misschien ook wel.

Om maar even te melden dat ik het verwonderlijk vind dat ik hier toch nog zoveel taalbarrieres ontdek. Dat ik dat in Guatemala zou hebben, waar ik de taal aanvankelijk niet sprak, had ik verwacht. Maar opgegroeiend met mijn neus in Engelstalige boeken had ik gedacht dat ik de taal wel beheerste. Ik zal er nog wat “duuuuuudes” en “hellaaaaa’s” moeten tussen smijten me dunkt. Er is nog wat werk aan.

Manneke, dat reizen dat is nogal eens iets he zeg. Ik ben hier de continenten aan het afgaan dat het gene naam heeft. Mijn moeder gaat het vreselijk vinden maar ik hoop dat ik dit kan blijven doen. Ik ben totaal over mijn alleen reizen stresske heen trouwens. Hoewel het werk en het stadje top zijn kijk ik er nu al naar uit om te gaan roadtrippen. Tot zolang ben ik tevreden met de koffiebars met live jazzzz. Za-lig.

XoXo

Zeg nooit nooit.

Het is eigenlijk aandoenlijk hoe ik steeds weer denk “dit ga ik echt nóóit meer doen”. In mijn eigen valkuilen lopen bijvoorbeeld. Of pindakaas en choco mengen op dezelfde boterham. Belachelijk veel geld uitgeven aan een paar schoenen. Of de halve rommelmarkt leeg kopen voor tien euro. Elke keer opnieuw herhaal ik mezelf, om er meteen een “maar dit doe ik echt nóóit meer” op te laten volgen. De enige die mijn “nooit meer” nog serieus neemt ben ik waarschijnlijk zelf.
Me druk maken in de luiheid van anderen bijvoorbeeld, me frustreren in mijn eigen grenzen. Mira zingt het schoon: “Grenzen zijn voor mensen die niet weten waar naartoe”. Pijnlijk waar. Hoewel ik dacht dat ik mijn grenzen achtergelaten had in een jungledorp in Guatemala bleek niets minder waar. Ook hier bots ik op mezelf. Dat ik niet snel genoeg ben, niet lenig genoeg, of dat mijn Engels toch nog wat mankementen kent. Miljaardedju ik ging mij nooit meer zo opboeien in mijn eigen grenzen. Ik ging mezelf ruimte geven om te groeien en te leren. Ik ging nooit meer. Wel dus. Want het is hier van nieuwe dingen leren, op uw hoofd staan in de yogales met de elegantie van een panda met aambeien, organisch en gluten-vrij koken, alles leren over gezonde bodem, composteren, snoeien, oogsten, knippen, drogen en mezelf de beginselen van het muurklimmen eigen maken. “What in the hayyyyyyy?” Te veel hooi dus, wat resulteert in frustraties en het gevoel hebben alles te moeten leren, niets te kunnen en constant op anderen aangewezen te zijn. Zuchten en blazen, aanpakken en doorgaan dus. Maar soms wil ik eventjes een goed pak friet met mayonaise.
Ik blijf zoeken naar wat ik wil worden en wil doen. Op dit moment hou ik het bij rentenieren, ik Laar het u weten mocht daar verandering in komen.

Ondertussen ben ik ook een keer wezen klimmen. Meteen ook tot de conclusie gekomen dat mijn armspieren onbestaande zijn maar dat dit niet wil zeggen dat ze geen hele week zeer kunnen doen. Klimschoenen zijn niet comfortabel. Als in: echt wel auw. Mijn voeten staan vol bleinen maar eigenlijk vond ik het wel echt tof. Enkel nog over mijn hoogtevrees geraken. Dat omhoog geraken is niet echt een probleem, dat naar beneden komen daarentegen… Maar soit er wordt aan gewerkt. Verder had ik ook een zeer luide giegel-uitbarsting in een doodstille yogazaal. De houding “happy baby” was daar de aanleiding voor, samen met de oudere dame naast mij. Tot slot moet ik nog steeds wennen aan het hele chakra-gedoe en drie ogen en de energie langst uw staartbeen en uw hemeloog laten stromen. Whatever that may be.

XoXo

Zeg, hoeist?

Ik ben ondertussen ongeveer een week toerist op Amerikaanse bodem. Meer bepaald in Sebastopol, Californië. Na een dag vliegen, inchecken, aanschuiven en meer vliegen kwam ik (drie uur later dan voorzien) aan in San Fransisco.
De pret kon niet op want na vier maanden kon ik ‘den boyfriend’ eindelijk vastpakken. Hij kwam me trouwens ophalen in de pussywagon. Al jaloers? Dat de pussywagon een multifunctionele brooddoos is laat ik even achterwegen. Dat het ‘nen automatique’ is ook. Soit, na het ophalen werd ik afgezet bij een pracht van een huis waar hij een stulpje gehuurd had voor de nacht. Mijn vreugde was groot, het bed zacht en de douche zalig heet. Chocolade en speculaaspasta werden samen met “Dutch for Dummies” en “Nederlands in drie maanden” afgegeven. Kwestie van het noodzakelijke met het aangename te combineren.
Maar bon, ondertussen is me hier al het een en ander opgevallen. Dat Amerikanen knuffelen ter begroeting bijvoorbeeld, of dat ze allemaal uitermate vriendelijk en gedienstig zijn “Hello, how are you?”. Waarop je dan uitermate vriendelijk “fine thanks” antwoord en geïnteresseerd behoort te zijn in hoe het leven van je gesprekspartner verloopt. “Fine thanks, how are you?” Altijd. Overal. Benzinepomp, restaurant, vrienden, familie, mensen op straat. Mensen begroeten gebeurt met een knuffel, ook dat past allemaal in het plaatje van de joviale Amerikaan.
Hier lijkt dat ‘persoonlijke’ erg belangrijk, vreemden worden even uitbundig begroet als oude vrienden, bij het leveren van een dienst is de persoonlijke benadering minstens even belangrijk als de dienst zelf. De supermarkt is daar een mooi voorbeeld van. Rondlopen en rustig kijken is moeilijk, gezien er om de twee meter wel een medewerker komt vragen hoe het met je gaat en of je alles wel goed kan vinden. Aan de kassa is het om ter eerste vragen hoe het met de ander gaat. Tot slot pak je je boodschappen niet zelf in, neen de professionele boodschappeninpakker doet dat voor je. Om dan meteen ook even te vragen hoe het met je gaat. Persoonlijk vind ik dat behoorlijk taxerend, ik overweeg een t-shirt te laten maken met het opschrift: “I’m fine thanks, how are you?”.
Sebastopol blijkt en stad vol New-Age hippies en zweverige types. Alles is er biologisch, zelf gekweekt en milieuvriendelijk. Iedereen lijkt rond te lopen in katoenen kledij, lange rokken, harembroeken en ergonomische sandalen. De mallerds. Ik had trouwens een eerste kennismaking met Yoga. Er kwamen behoorlijk wat neerwaartse honden, foetale houdingen en chakra’s aan te pas maar ik heb het overleefd. Hoewel ik mijn best moest doen niet te giechelen wanneer het ging over ‘bevrijdende energiestromen’, het wegnemen van ‘innerlijke blokkade’s en het trainen van ‘kegelspieren’ was het een fijne ervaring. Afgezien van de spierpijn de dag erna dan, ik had geen idee dat ik zoveel spieren gebruikte bij het simpelweg in de lucht steken van mijn kont. Nu ja, zo ‘simpelweg’ bleek het nu ook weer niet. Yoga is werken.
Buiten het trachten te perfectioneren van mijn neerwaartse hond vul ik mijn dagen met lezen. Game of Thrones, jawel ik kan het niet laten. Maar ik leer ook voor planten zorgen. Zoals water geven, bespuiten tegen ziektes, het mengen van voedingsstoffen, het verwijderen van overtollige bladeren eeeeeeenzoverder. Trouwens allemaal ecologisch spul dat er gebruikt wordt. Het blijft tenslotte Sebastopol. Trouwens wel zalig hoor, zo uw eigen tomaten enal gaan plukken in de tuin.
Ik tackelde ook het huis met ecologisch kunstmiddel. Want ge kent dat hè “ne vent alleen”. Nee in een huis dat eigenlijk je werkplek is en tot voor kort met allerhande mensen gedeeld werd is netheid duidelijk geen prioriteit. Om niet te zeggen onhaalbaar. Maar zo één keer om de tien jaar mag er wel eens degelijk gekuist worden dus hield ik een geweldige ‘herfstschoonmaak’. Spik, span en huiselijk. Hoezaaa!
Verder kocht ik een boek over rondbreien. Geniaal plan van mezelf om dat in het Engels te doen. Ik snap er dus geen hol van en ben naarstig op zoek naar een breiclubje. Nu ja, een uitdaging mag er zijn.

Voilà, u bent weer mee. Veel boeiends is het niet, dan ga ik nu sapjes maken. “Cleansing” enal, ik ben hier aan het integreren.

Miek in den Ameriek

Maandag is het zo ver: drie maanden Amerika. Dat heeft vermoedelijk weer blogposts tot gevolg dus maak ik uit voorzorg een nieuwe categorie aan: Miek in den Ameriek. Ach de woordmopjes, ik kon het niet laten. Het zijn al geen Maya’s meer, dat is al iets. Ik zal hier waarschijnlijk Astrid Bryan-gewijs, af en toe met een engels woord ertussen gesmeten, vertellen over mijn avonturen met mijnen boyfriend in Californië. Als ik die 15-uur durende vlucht tenminste overleef. Grutjes. Gelukkig staan er boeken op mijn Ipad. En zombiespelletjes. Plants vs Zombies, een heuse aanrader mijn beste vrienden! Tips, tricks, boeken, vragen of leuke weetjes zijn altijd welgekomen.

XoXo

Recapituleren en hoe ge in de Delhaize niet zomaar eender welke citroenen moet kopen.

Recapitulatie. Daar werd het eens tijd voor. Zes maanden brousse en hoe ik daar na bijna twee maanden België tegenover sta, dat krijgt u vandaag van mij. Zomaar zonder meer, omdat het u gegund is. Maar misschien ook omdat ik mis. Misschien.

Zes maanden brousse lijken soms zo lang geleden. Maar wanneer ik de kraan opendraai denk ik steeds terug aan de weken zonder water en het douchen met een bakje. Na maanden van bonen en tortilla’s kan ik de keuze in de winkel, op restaurant of op café nog steeds niet de baas. Dat Guatemala een fundamenteel iets in mijn wezen heeft veranderd staat vast. ‘Wezen’ schoon woord feitelijk, lichtelijk poëtisch maar toch zo alledaags vergeten. Ik haal het speciaal voor u vanonder het stof in mijn archief. Mijn wezen, te uitgebreid om hier even snel te definiëren eigenlijk maar ik voel dat er iets fundamenteel anders is. Mijn oren kijken tegenwoordig. In mijn België, waar ik taal herontdekte kom ik nu tot de conclusie dat taal-loos heerlijk is. Of dat ik het productiever vind om te vertrekken vanuit gelijkenissen, eerder dan verschillen. Zodat ik niet meteen een waardeoordeel vel en het gras overal groen blijft. Ik zing mee op de trein en op de bus met de reggaeton die nu standaard in mijn oren galmt. Om nog maar te zwijgen van mijn heupen die bij elke zuiderse noot in overdrive gaan. Of mijn plotse voorliefde voor pikant. Koriander daarentegen heeft mijn hart nog steeds niet gewonnen met zijn zeepsmaak.

Het is mooi om zien hoe je met volslagen vreemden zo intens verbonden kan zijn. Hoe die gigantische verschillen plots verdwijnen wanneer je tegelijkertijd naar een huilend kind snelt. Dat er iets fantastisch universeel schuilt in ieder van ons waardoor je ook taal-loos aansluiting kan vinden. Gek eigenlijk want ik had het zo ontzettend moeilijk met die cultuurverschillen. Ik mocht daar van mezelf geen kritiek op geven maar deed dat uiteraard toch. Want kijk het is cultuur en daar hoor je respect voor op te brengen. Dus werd de vervelende buurman een cultuurverschil, evenals de rotgewoonte van de Guate-broeren om hun muziek om zes uur open te draaien. Na elk streepje sarcasme voelde ik me schuldig, want cultuur is heilig niet waar? Na enkele maanden gaf ik dat op. Gelukkig. Soms zijn mensen gewoon echt ambetante rotzakken, dat is multicultureel. Dat mag dan ook gevonden worden, zonder schuldgevoelens. Maar kaderen, dat is belangrijk. Ambetante rotzak of niet.

Ik ben ook een stukje van mijn naïeve wereldbeeld kwijt. Discriminatie is echt, maar ik stond er plots ook regelrecht met mijn neus bovenop. Geen ontkomen aan. Mijn oogkleppen zijn af, de wereld zit niet over zo prachtig in elkaar. Geld is macht en macht is geld. Bloed doet ertoe en bepaald op sommige plekken je kansen en je rechten. Dat lezen is iets helemaal anders dan dat werkelijk zien en voelen. Blond, blauwe ogen  en vrouw? Dat creëert kansen, rechten en een stem.

Guatemala is een land vol tegenstellingen. Van brousse naar caribisch gebied, van ex-militair naar president van de vrede. Een land waarin dagdagelijks geweld de norm is en waar men, zeventien jaar na de lange burgeroorlog, nog steeds op rechtvaardigheid wacht. Aan het proces van Rios Montt te zien kan daar trouwens nog even op gewacht worden. Het is verdomme allemaal zo ontzettend oneerlijk. Gelukkig is er het internationaal systeem dat zijn mond houdt en zakken rijst stuurt. Of was het zilverpapier? Dweilen met de kraan open. Na het lezen van Dambisa Moyo’s ‘Dead Aid’ en zes maanden Guatemala vraag ik mij af waarom wij in godsnaam geld pompen zonder op vingers te tikken. Het wordt tijd dat er in Guatemala iemand verantwoordelijkheid opneemt in plaats van ontwikkelingsgeld. Met zakken rijst op te sturen leren de boeren niet hoe ze zelf rijst kunnen planten. Rijst, patatten, poedermelk, ik weet niet wat het allemaal is maar het is geen oplossing. Bon, dit is niet nieuw. Dit weet u al, dit is een opfrissing. U trekt immers zelf massaal te velde om het onrecht aan te gaan en waterputten in Roemenië te gaan fabriceren met Bouworde. Niets tegen bouworde natuurlijk, of tegen waterputten. Maar het gaat dieper en breder en dat lijkt de algemene eco-toerist al eens te vergeten. Dat is zoiets als in de Delhaize bio-citroenen te kopen uit Argentinië omdat die van Spanje niet Bio zijn. Dweilen met de kraan open, een goede poging maar het mist zijn doel. Maar allez, het is u allemaal vergeven zolang ge geen twintig foto’s van uzelf met lokale kindjes op Facebook zwiert.

Ik dwaal weer af. Guatemala heeft mijn wereldverbeteraar een fikse tik op de vingers gegeven. Een realistischere, kritischere kijk naar ontwikkelingswerk en intercultureel werk gebracht. Ik zeg u, lees Dambisa maar eens. Met mijn complimenten. Zeer verstaanbaar en verfrissend. Of bekijk dit eens even snel. [youtube=http://www.youtube.com/watch?v=dyf2Cf5GkTY] Guatemala heeft me nog tal van andere dingen bijgebracht maar die schieten even niet te binnen of doen er nu niet toe. U krijgt het nog.

Ik wil trouwens nog steeds de wereld verbeteren. Ze zijn zo lief meneer.

Zeg excuseer dat ik mij verontschuldig om sorry te zeggen.

Drie maanden geleden telde ik de dagen en de uren tot mijn vertrek, vloekte ik menig Antwerps scheldwoord omdat ik niet dieper door kon dringen tot de mensen in Nimlaha’kok. Nu plan ik mijn terugkeer naar het dorp waar ik een familie achterlaat.
Op drie maanden tijd is er dus behoorlijk wat veranderd. Het dorp maakte plots plaats voor die gekke grieten uit België die zo graag de vuile straathonden aanhalen. Niet dat er daarvoor geen plek voor ons was, het bleef gewoon allemaal erg oppervlakkig. Maar na drie maanden werd er minder gestaard, kijken mensen ons aan als we hen iets vragen en voeren we plots gesprekken. Nimlaha’kok is opeens toch ook een beetje van ons.
De laatste dagen waren best stevig. Mijn rugzak had ik ondertussen al een week gepakt, gsm’s worden achtergelaten, er wordt een laatste keer gedoucht in de tuin, een laatste keer de was gedaan en dan is het er eindelijk. Zes maanden van aftellen naar het moment waarop je weer bijna thuis bent is aangebroken. Meteen heb ik spijt dat ik aftelde, nu gaat het me toch allemaal een beetje te snel. Misschien nog een extra weekje?

We beginnen met een laatste reünie. In een cirkel gezeten zegt iedereen een laatste woordje. Al is die ‘-je’ er misschien te veel aan. “Tengo que disculparme porque…..” De ene na de andere start met verontschuldigingingen. Omdat het eten misschien niet altijd was wat we gehoopt hadden, omdat ze meer tijd met ons hadden kunnen doorbrengen, omdat er niemand was om ons te begeleiden, omdat ze geen Spaans spreken, omdat de communicatie moeilijk ging, omdat ze al eens slecht gezind waren, omdat ze niet elke dag verse sokken aantrokken, omdat het gras misschien te groen was,… duizend en een verontschuldigingen vliegen ons om de oren. Dingen waarvoor ze zich, naar onze menig, absoluut niet voor hoefden te verontschuldigen, dingen waarvan we zes maanden lang niet eens van wisten dat zij ze ook als een probleem zagen. Enfin, dat het hier een schaamteculruur is, dat hadden we al min of meer begrepen. Dat men vooral respect wil hebben voor anderen en hen niet wil beschamen, dat ook. Maar dat iedereen zich daarom gaat verontschuldigen voor gemaakte fouten, dat had ik niet zien aankomen. Ik doe dus flink mijn best om Maya-gewijs mee te doen en steek dus een lange monoloog af, bedank, verontschuldig en smijt er wat standaard uitdrukkingen tussen zoals “estamos a la orden” en “asi es verdad”. Het schouderklopje en de “precies ne Maya Miek!” van Inneke zeggen me dat ik in mijn missie geslaagd ben. Zes maanden van succesvolle inburgering me dunkt.

Vervolgens wordt er samen gegeten en nemen we afscheid van het gezin. We moeten in het midden van de kamer komen staan, ogen dicht en handen open. Met veel gegiechel legt Ana een pakje in onze handen: een felgekleurd hemdje voor elk van ons. Met als klap op de vuurpijl: een prachtige gewoven tas. Heel grappig trouwens hoe je dingen mooi gaat vinden als je er lang genoeg aan blootgesteld bent. De druk versierde tasjes met floshen konden me bij aankomst niet echt bekoren. Na het weefproces bekeken te hebben snap ik echter pas hoe veel werk er in zo een tasje kruipt. Bovendien zijn ze speciaal voor ons gemaakt. Ik vind ze helemaal prachtig dus!

Wisten wij veel dat het beste nog moest komen. Santiago zegt enkele mooie woorden en geeft ons de warmste knuffel die ik ooit al in een Mayadorp kreeg. Meteen gaan mijn traankanalen in overdrive en sta ik samen met hem te snotteren. Een voor een komen de familieleden ons een ontzettend dikke knuffel geven en een paar warme woorden in onze oren fluisteren. De meest stoïcijnse mannen snotteren zichzelf in onze armen, ik sta met open mond te kijken. Ik had niet gedacht dat ik zoveel voor deze mensen betekende. Het is moeilijker dan gedacht om te vertrekken en deze warme familie achter te laten. Maar zoals ze zelf zeiden: “jullie zullen altijd een stukje van onze familie zijn, jullie hebben een familie in Guatemala”.

I’ll be back.

Over hoe imker wezen in Nimlaha’kok een behoorlijk warme bedoeling is.

Vandaag is een hoogdag waarop mijn innerlijke landbouwvrouw (ik vind ‘boerin’ nogal platvloers klinken) zich helemaal kan uitleven. Het is tijd om de honing te, euhm, oogsten? Verzamelen? Winnie de Poeh- gewijs in potten stoppen? Bon, u snapt waar ik naartoe wil. De vader des huizen (Santiago) heeft een veertigtal kasten staan die allemaal leeggemaakt moeten worden. Gezien ik al van dag twee sta te springen om zijn bijen eens te zien sta ik om zeven uur al hyper te springen aan de auto. Al had ik die twee dagen wel nodig om het verschil tussen ‘abejas’ en ‘ovejas’ te begrijpen. Al vind ik schapen ook wel gezellige dieren, het had wel minder spannend geweest.

Jeans, dikke trui en geen deodorant: check! De bijen zijn hier, zo waarschuwen ze mij, ‘muy agresivo’. Ik doe alsof ik niet een heel klein beetje bang ben. Een bij, dat kan maar één keer steken toch? Boeien dat ze met veel zijn.
We stappen uit in de middle of nowhere en stappen nog een eindje door de jungle en de kardemom. Ik ga dit missen, een stuk jungle naast de deur.Een eindje voor de kasten zetten we een tent op, nu ja een soort gaas waarin we alles klaarzetten om de raten leeg te halen en de honing te verzamelen. Vervolgens moet ik nóg een broek aan en een regenjas met fleece voering. Plus een strohoed met imker-netje. Gelukkig dat het in Guatemala nooit zo erg warm wordt. Al lekkend en met fototoestel in de hand bekijk ik het openen van de eerste kasten. Ze worden eerst met rook verdoofd, al houdt hen dat niet tegen om boos boven onze hoofden te zoemen. Je zou van minder als er een stel marsmannetjes je levenswerk komt stelen natuurlijk. De bijen zijn nog rustig,bij de eerste kasten lijkt het hen nog niet helemaal door te dringen wat er allemaal aan de hand is.

Ik laat de mannen aan het werk en voeg me in de tent bij de anderen, die de honing prepareren. Eerst worden alle raten geïnspecteerd. De stukken die al afgesloten zijn door de ijverige bijen moeten opengesneden worden. Kleverige bedoeling. Vervolgens worden de raten per vier in een soort grote sla-zwierder gestopt om de honing er uit te zwieren. Geen idee hoe zo een ding heet, ik zal het eens Wiki-en. Tot slot wordt de honing gezeefd en in grote jerrycans gegoten. Thuis wordt hij voor drie euro per 600ml verkocht.
Ondertussen ben ik al twee kledingmaten en twintig liter lichaamsvocht kwijt. De eindstand is gunstig: Miek vs bijen: 1-0: veel honing en geen prikken, al zat ik natuurlijk wel in de veilige zone. Achterin de laadbak van de 4×4 rijden we terug naar het dorp. De laatste keer, het begint nu pas door te dringen dat ik hier over twee dagen weg ben.

Thuis trouw ik met Karla, de dochter van Ana, dochter van Santiago. Kan u volgen? Ze trouwt ook met Inneke dus ik denk er serieus over na om de scheiding weer aan te vragen. Het waren echter de mooiste vijf minuten van mijn leven die ik zal blijven koesteren. Ik geef mijn gsm af aan Ana, een van de laatste dingen op mijn lijstje voor ik ga. Uiteindelijk dringt het pas echt door dat het er bijna op zit wanneer we de familie ons afscheidscadeau overhandigen. Enkele fotoalbums met foto’s van hen en ons en een ingekaderde foto van Inneke, Santiago en ik. Die laatste krijgt meteen een plekje naast Guadaloupe (Maria voor de vrienden) op het altaar. Ik doe mijn best om de krop in mijn keel weg te slikken. Ze zijn er allemaal zichtbaar vlij mee en dat doet goed. Nu dringt het echt door: morgen is de laatste dag dat ik hier ben. Binnen twee dagen zal ik ze niet meer terug zien. Al ben ik er zeker van dat ik snel nog eens een bezoekje zal komen brengen.

Miekachu: ik kies jou! Of hoe het een kwestie van evolueren is.

De laatste week in het dorp gaat morgen in. Mijn dagen van veertig graden zon zijn geteld. Niet dat ik klaag want gezien de rivier opgedroogd is, is wassen een luxe geworden. Iets minder warm mag dus ook. Al zou het fijn zijn, allerliefste Frank, mocht je tegen 1 mei de temperaturen in België wat omhoog kunnen trekken. Het is dan dag van de arbeid en dan mag er wel wat gewerkt worden nietwaar? Kwestie van de overgang toch wat vlotter te laten verlopen.
Ik kijk dus wat nostalgisch terug naar de (bijna) afgelopen zes maanden. Ge moogt meekijken, stelletje voyeurs. Mocht ik een Pokémon zijn, ge zou kunnen zeggen dat ik behoorlijk geëvolueerd ben, voldoende XP- punten verzameld enzo. Nu ja, mocht ik geen Pokémon zijn kunt ge dat eigenlijk ook wel zeggen. Volgens mij is het leven van een Pokémon trouwens behoorlijk boeiend, altijd al willen weten hoe de binnenkant van een Pokéball er uit zou zien. Maar goed die bedenkingen laat ik voor een volgend moment (al klinkt Miekachu toch wel schattig, niet?).

Na enkele maanden staan zwieren en zwaaien op de evenwichtsbalk van mijn leven en, laten we eerlijk zijn, af en toe behoorlijk op mijn bakkes te gaan ben ik nu aan de evenwichtige kant. Het is trouwens duidelijk dat ik dat Antwerps al weer aan het voorbereiden ben, mijn “gij’s” en “bakkes” vinden mooi hun weg in mijn kronkels van papier (een twee drie vier….). Alléz, evenwichtig dus. Rust in mijn lijf en tussen mijn oren, het werd tijd. Dat gillende stemmetje in mijn hoofd uitgeschakeld met alles-vermorzelende kokosnoten. Zes maanden zelfreflectie heeft zijn vruchten dus wel afgeworpen (hebt ge ‘m?). Althans in Guatemala, we zullen zien wat dat gaat geven in het land van friet met mayonaise. En Bicky’s, mmmmm Bicky’s….
Ik heb in elk geval mezelf weer gevonden, of iets wat er op lijkt. Ik hoop dat het de nieuwe versie is, waar de bugs uit gehaald zijn. Geen gecrash meer en zo. Al blijft dat Flash-en moeilijk. Ja sorry, het is hier vandaag met allerhande vergelijkingen, lees er maar door.

Het is niet dat ik in Nimlaha’kok antwoord heb gevonden op mijn prangende levensvragen. Dat ik weet wat ik wil worden als ik groot ben of dat het allemaal met plannen gaat gebeuren. Misschien met ik daar eens een eightball voor kopen. Staat trouwens ergens vanboven op mijn verjaardagslijstje, 21 april ik meld het maar. Neen dat plannen dat heb ik opgeven, het leven blijft daar steeds maar tussenkomen. Ik laat los en ik laat leven. Afgezien van de spinnen althans. Af en toe moeten dingen gewoon niet mijn probleem zijn maar het uwe. Loslaten, dat is eigenlijk zo moeilijk niet. Zes maanden en zeeën van tijd, dat is veel nadenken. Dus ik heb het even gehad met de zelfreflecties maar de eindconclusie is dat ik toch wel ergens een paar ballen heb zitten (neen niet daar, zég). Dat ik bijvoorbeeld wel op mijn eentje de wereld zou kunnen ontdekken, want dat ik mijn plan wel trek. Al helpt blond zijn in Latijns- Amerika wel, benieuwd hoe dat op andere continenten zit. Al hou ik het de komende maanden toch zeker nog even bij België. Of Amerika, soit dat zien we wel.Maar bovenal heb ik ondervonden dat België meer te bieden heeft dan ik dacht. Dus sorry België dat ik u zo ondergewaardeerd heb. Ik zal het niet meer doen, samen op café en we spreken er niet meer over oké? Over café gesproken, maak al maar tijd in uw agenda’s. Alléz ik moet wel een thesiske schrijven maar een mens moet toch zijn schade inhalen hè. Of een koffieke, dat mag ook. Voor het land van de koffie te zijn heb ik daar hier toch niet veel van gemerkt. Duidelijk een exportproduct.

Om te acclimatiseren gaan we dus na het dorp (dat we twintig april verlaten) naar Lago de Atitlan. Typ dat in op Google en ge gaat groen zien, ik zeg het u. Met een temperatuur van rond de dertig, dat is dus zonder winterjas. Weet ge nog hoe dat voelt? Sorry, niet schoon van mij. Maar dus eerst even bijbruinen zodat ge ziet dat ik zes maanden in een warm land heb gezeten en daarna de ultieme cultuurschok: New York. Mijn nek gaat zeer doen van in de hoogte te moeten zien, dat weet ik nu al. Als er nog tips zijn voor mijn shoppinglijstje zijn die welkom (en neen ik neem niets mee voor u, ik zeul al een rugzak Maya- souvenirs). Donaties trouwens ook.

Bon, een dikke lebber en een natte vinger in uw oor. Hasta la proxima!
Ah ja, Spaans, dat kan ik nu ook. En uw moeder beledigen in het Q’eqchi, dat ook.

Het gevoel van de gelukkige mens.

Stoppen bij een self-made tankstation dat oude flessen cola omdoopt tot benzinepomp. In de zon staat de Diesel naast de benzine, die in de oude colafles verassend veel op frisdrank lijkt. Even met een trechtertje bijvullen, morsen op handen en op benen maar toch voldoende in de tank om even verder te kunnen. In het midden van de weg rijden en toeteren in de bochten om eventuele tegenliggers te waarschuwen dat we er zijn.
Aan duizend per uur langs de maïs vliegen en hopen dat je niet uit de laadbak valt, mijn achterwerk kreeg het al behoorlijk te verduren. Kinderen van drie die op de reling staan maar zich met gemak vastklampen aan een stukje touw. Ik at al menig insectenkolonie. Met de mannen van de politie een stukje meeliften en daarbij telefoonnummers uitwisselen, want ja “estamos a la orden” en “Que te vaya bien”, wij mogen altijd even bellen als we de lamp niet ingedraaid krijgen. Dankuwelmercimijnheerpolies. En of er misschien een fotootje afkan? Kunnen we dat doorsturen via Facebook? Oké maar enkel als ik uw machinegeweer mag vasthouden.

Al gillend en al zingend, met hoog wapperende rokken hele mayadorpen in rep en roer brengen of samen met het halve dorp in de laadbak naar een ceremonie. Met de plaatselijke playboy naar Coban en hopelijk niet overgeven in zijn auto. Op een zak kardemom door elkaar gehotst worden en een praatje doen met de mompelende boer die zijn waar gaat verkopen in de volgende stad. Te voet vertrekken naar het dichtsbijzijnde dorp drie uur verder in een klimaat van 37 graden. Om dan toch maar die ene passerende auto te doen stoppen na een uurtje zweten. Liften bij de maya’s, ook dat is interculturele uitwisseling.

Er zijn niet zo veel dingen die mijn tenen doen jeuken maar het met gierende banden door de brousse scheuren in de laadbak van een 4×4 is er een van. Kent ge dat? Dat gevoel in uw tenen, die gaan tintelen en jeuken, dat door uw hele lijf gaat borrelen tot je bijna wil gaan gillen? Dat is het gevoel van de gelukkig mens. Ik weet alvast wat ik ga missen als ik weer eens sta te klagen omdat de trein vijf minuten te laat is.

“Toen ik bij de maya’s woonde moesten we soms een uur stappen zonder dat er een bus kwam. Dat was bij meer dan dertig graden e manneke.” Mijn kinderen zullen het geweten hebben. Ik hoop dat ik niet te snel weer verwester. Dat ik, ook opnieuw in België, toch een beetje tijd overhoud. Want tijd, dat hebben ze hier met hopen. Waar staat ge dan, met uwe flatscreen en uwen high-tech mixer waarmee ge de bomma kunt bellen? Juist ja. Dat ik, wanneer ik op het punt sta om me druk te maken in dingen die er niet toe doen, kan terugdenken aan de ritten in de laadbak. Of aan die tijd dat ik drie uur zat en enkel denken kon bij een mayaceremonie waarbij ik liters cacao moest drinken. Aan die tijd dat ik mezelf moest bezig houden omdat er niets te doen was. Dat ik dagen vulde met huisbezoeken en tortilla’s maken. Van handjeklap met Carla en “broeder Jacob slaapt gij nog?” met Gustavo. Van in den tijd dat ik nog met machetes kokosnoten hakte of frieten ging halen bij de buurvrouw. Al was dat laatste weliswaar zonder machete.

België, het gaat nog wat geven jong.

Of hoe mijn naam plots een hele andere betekenis kreeg.

Mijn verhaal in Guatemala loopt stilaan op zijn einde. Nog een maand en ik verlaat het dorp waar ik zes maanden verbleef. Vijf maanden lang liep ik te mompelen dat het heus niet zo erg zou zijn, dat ik niet zo veel zou missen maar dat het een mooie tijd was. De laatste week ben ik echter steeds meer gaan beseffen dat ik hier meer heb opgebouwd dan ik dacht. Dat ik zal missen, dat er in Guatemala toch iets van mij zal achterblijven. Ik ben nog niet klaar met Guatemala maar dat ik uitkijk naar België is zeker. Want, laten we wel wezen, met de bonen heb ik het ondertussen wel gehad.

Maar het moet gezegd, de mensen in het dorp komen steeds meer los. Nog niet in die maten dat we allemaal dansend de zonsondergang tegemoet gaan maar daar komen we wel. In elk geval verschuilen de mensen zich steeds minder achter armen, palmbomen of omstanders wanneer ik hen een directe vraag stel. Ik kies ervoor om dat als een persoonlijke overwinning te zien. Als ik hier iets geleerd heb dan is het wel gelukkig zijn met de kleine dingen. Zoals getrakteerd worden door de plaatselijke frietkotmadam en haar daarbij vergeven dat ze nog steeds niet weet wat mijn naam is. Eerlijk is eerlijk, ik heb geen idee wat de hare ook alweer is. Ik kan de meeste mensen in het dorp ondertussen al uit elkaar houden, slechts vijf maanden heeft me dat gekost. Gezien het hele dorp op de een of andere manier familie van elkaar is vind ik het niet zo verassend dat ik daar moeilijkheden mee had. Dat klonk misschien iets incestueuzer dan ik bedoelde. Laten we het gewoon houden bij het feit dat elk gezin heel wat kinderen heeft.

Bon, de kleine dingen dus. Zoals het feit dat kleine Chejo eindelijk mijn naam correct uitspreekt. Wat blijkbaar behoorlijk belangrijk bleek want ‘mie’ betekent vagina in het Q’eqchi. Dat verklaarde de vijf maanden van gegiechel. Of het feit dat het meisje van de winkel al weet wat ik graag eet (Lays chips, cola, watermeloen en mango, mocht het u interesseren). Of dat mijn gastgezin, in plaats van mij angstig aan te staren als ik een machete opneem, me ondertussen gewoon gepelde kokosnoten aanbiedt. Mooie momenten in een mayadorp.

Om maar even te melden dat ik het toch zal missen. De mango’s, de natuur, de puppies, de mensen, de rituelen en het douchen in open lucht. De muizen in onze kamer daarentegen, not so much.