Recapituleren en hoe ge in de Delhaize niet zomaar eender welke citroenen moet kopen.

Recapitulatie. Daar werd het eens tijd voor. Zes maanden brousse en hoe ik daar na bijna twee maanden België tegenover sta, dat krijgt u vandaag van mij. Zomaar zonder meer, omdat het u gegund is. Maar misschien ook omdat ik mis. Misschien.

Zes maanden brousse lijken soms zo lang geleden. Maar wanneer ik de kraan opendraai denk ik steeds terug aan de weken zonder water en het douchen met een bakje. Na maanden van bonen en tortilla’s kan ik de keuze in de winkel, op restaurant of op café nog steeds niet de baas. Dat Guatemala een fundamenteel iets in mijn wezen heeft veranderd staat vast. ‘Wezen’ schoon woord feitelijk, lichtelijk poëtisch maar toch zo alledaags vergeten. Ik haal het speciaal voor u vanonder het stof in mijn archief. Mijn wezen, te uitgebreid om hier even snel te definiëren eigenlijk maar ik voel dat er iets fundamenteel anders is. Mijn oren kijken tegenwoordig. In mijn België, waar ik taal herontdekte kom ik nu tot de conclusie dat taal-loos heerlijk is. Of dat ik het productiever vind om te vertrekken vanuit gelijkenissen, eerder dan verschillen. Zodat ik niet meteen een waardeoordeel vel en het gras overal groen blijft. Ik zing mee op de trein en op de bus met de reggaeton die nu standaard in mijn oren galmt. Om nog maar te zwijgen van mijn heupen die bij elke zuiderse noot in overdrive gaan. Of mijn plotse voorliefde voor pikant. Koriander daarentegen heeft mijn hart nog steeds niet gewonnen met zijn zeepsmaak.

Het is mooi om zien hoe je met volslagen vreemden zo intens verbonden kan zijn. Hoe die gigantische verschillen plots verdwijnen wanneer je tegelijkertijd naar een huilend kind snelt. Dat er iets fantastisch universeel schuilt in ieder van ons waardoor je ook taal-loos aansluiting kan vinden. Gek eigenlijk want ik had het zo ontzettend moeilijk met die cultuurverschillen. Ik mocht daar van mezelf geen kritiek op geven maar deed dat uiteraard toch. Want kijk het is cultuur en daar hoor je respect voor op te brengen. Dus werd de vervelende buurman een cultuurverschil, evenals de rotgewoonte van de Guate-broeren om hun muziek om zes uur open te draaien. Na elk streepje sarcasme voelde ik me schuldig, want cultuur is heilig niet waar? Na enkele maanden gaf ik dat op. Gelukkig. Soms zijn mensen gewoon echt ambetante rotzakken, dat is multicultureel. Dat mag dan ook gevonden worden, zonder schuldgevoelens. Maar kaderen, dat is belangrijk. Ambetante rotzak of niet.

Ik ben ook een stukje van mijn naïeve wereldbeeld kwijt. Discriminatie is echt, maar ik stond er plots ook regelrecht met mijn neus bovenop. Geen ontkomen aan. Mijn oogkleppen zijn af, de wereld zit niet over zo prachtig in elkaar. Geld is macht en macht is geld. Bloed doet ertoe en bepaald op sommige plekken je kansen en je rechten. Dat lezen is iets helemaal anders dan dat werkelijk zien en voelen. Blond, blauwe ogen  en vrouw? Dat creëert kansen, rechten en een stem.

Guatemala is een land vol tegenstellingen. Van brousse naar caribisch gebied, van ex-militair naar president van de vrede. Een land waarin dagdagelijks geweld de norm is en waar men, zeventien jaar na de lange burgeroorlog, nog steeds op rechtvaardigheid wacht. Aan het proces van Rios Montt te zien kan daar trouwens nog even op gewacht worden. Het is verdomme allemaal zo ontzettend oneerlijk. Gelukkig is er het internationaal systeem dat zijn mond houdt en zakken rijst stuurt. Of was het zilverpapier? Dweilen met de kraan open. Na het lezen van Dambisa Moyo’s ‘Dead Aid’ en zes maanden Guatemala vraag ik mij af waarom wij in godsnaam geld pompen zonder op vingers te tikken. Het wordt tijd dat er in Guatemala iemand verantwoordelijkheid opneemt in plaats van ontwikkelingsgeld. Met zakken rijst op te sturen leren de boeren niet hoe ze zelf rijst kunnen planten. Rijst, patatten, poedermelk, ik weet niet wat het allemaal is maar het is geen oplossing. Bon, dit is niet nieuw. Dit weet u al, dit is een opfrissing. U trekt immers zelf massaal te velde om het onrecht aan te gaan en waterputten in Roemenië te gaan fabriceren met Bouworde. Niets tegen bouworde natuurlijk, of tegen waterputten. Maar het gaat dieper en breder en dat lijkt de algemene eco-toerist al eens te vergeten. Dat is zoiets als in de Delhaize bio-citroenen te kopen uit Argentinië omdat die van Spanje niet Bio zijn. Dweilen met de kraan open, een goede poging maar het mist zijn doel. Maar allez, het is u allemaal vergeven zolang ge geen twintig foto’s van uzelf met lokale kindjes op Facebook zwiert.

Ik dwaal weer af. Guatemala heeft mijn wereldverbeteraar een fikse tik op de vingers gegeven. Een realistischere, kritischere kijk naar ontwikkelingswerk en intercultureel werk gebracht. Ik zeg u, lees Dambisa maar eens. Met mijn complimenten. Zeer verstaanbaar en verfrissend. Of bekijk dit eens even snel. [youtube=http://www.youtube.com/watch?v=dyf2Cf5GkTY] Guatemala heeft me nog tal van andere dingen bijgebracht maar die schieten even niet te binnen of doen er nu niet toe. U krijgt het nog.

Ik wil trouwens nog steeds de wereld verbeteren. Ze zijn zo lief meneer.

Zeg excuseer dat ik mij verontschuldig om sorry te zeggen.

Drie maanden geleden telde ik de dagen en de uren tot mijn vertrek, vloekte ik menig Antwerps scheldwoord omdat ik niet dieper door kon dringen tot de mensen in Nimlaha’kok. Nu plan ik mijn terugkeer naar het dorp waar ik een familie achterlaat.
Op drie maanden tijd is er dus behoorlijk wat veranderd. Het dorp maakte plots plaats voor die gekke grieten uit België die zo graag de vuile straathonden aanhalen. Niet dat er daarvoor geen plek voor ons was, het bleef gewoon allemaal erg oppervlakkig. Maar na drie maanden werd er minder gestaard, kijken mensen ons aan als we hen iets vragen en voeren we plots gesprekken. Nimlaha’kok is opeens toch ook een beetje van ons.
De laatste dagen waren best stevig. Mijn rugzak had ik ondertussen al een week gepakt, gsm’s worden achtergelaten, er wordt een laatste keer gedoucht in de tuin, een laatste keer de was gedaan en dan is het er eindelijk. Zes maanden van aftellen naar het moment waarop je weer bijna thuis bent is aangebroken. Meteen heb ik spijt dat ik aftelde, nu gaat het me toch allemaal een beetje te snel. Misschien nog een extra weekje?

We beginnen met een laatste reünie. In een cirkel gezeten zegt iedereen een laatste woordje. Al is die ‘-je’ er misschien te veel aan. “Tengo que disculparme porque…..” De ene na de andere start met verontschuldigingingen. Omdat het eten misschien niet altijd was wat we gehoopt hadden, omdat ze meer tijd met ons hadden kunnen doorbrengen, omdat er niemand was om ons te begeleiden, omdat ze geen Spaans spreken, omdat de communicatie moeilijk ging, omdat ze al eens slecht gezind waren, omdat ze niet elke dag verse sokken aantrokken, omdat het gras misschien te groen was,… duizend en een verontschuldigingen vliegen ons om de oren. Dingen waarvoor ze zich, naar onze menig, absoluut niet voor hoefden te verontschuldigen, dingen waarvan we zes maanden lang niet eens van wisten dat zij ze ook als een probleem zagen. Enfin, dat het hier een schaamteculruur is, dat hadden we al min of meer begrepen. Dat men vooral respect wil hebben voor anderen en hen niet wil beschamen, dat ook. Maar dat iedereen zich daarom gaat verontschuldigen voor gemaakte fouten, dat had ik niet zien aankomen. Ik doe dus flink mijn best om Maya-gewijs mee te doen en steek dus een lange monoloog af, bedank, verontschuldig en smijt er wat standaard uitdrukkingen tussen zoals “estamos a la orden” en “asi es verdad”. Het schouderklopje en de “precies ne Maya Miek!” van Inneke zeggen me dat ik in mijn missie geslaagd ben. Zes maanden van succesvolle inburgering me dunkt.

Vervolgens wordt er samen gegeten en nemen we afscheid van het gezin. We moeten in het midden van de kamer komen staan, ogen dicht en handen open. Met veel gegiechel legt Ana een pakje in onze handen: een felgekleurd hemdje voor elk van ons. Met als klap op de vuurpijl: een prachtige gewoven tas. Heel grappig trouwens hoe je dingen mooi gaat vinden als je er lang genoeg aan blootgesteld bent. De druk versierde tasjes met floshen konden me bij aankomst niet echt bekoren. Na het weefproces bekeken te hebben snap ik echter pas hoe veel werk er in zo een tasje kruipt. Bovendien zijn ze speciaal voor ons gemaakt. Ik vind ze helemaal prachtig dus!

Wisten wij veel dat het beste nog moest komen. Santiago zegt enkele mooie woorden en geeft ons de warmste knuffel die ik ooit al in een Mayadorp kreeg. Meteen gaan mijn traankanalen in overdrive en sta ik samen met hem te snotteren. Een voor een komen de familieleden ons een ontzettend dikke knuffel geven en een paar warme woorden in onze oren fluisteren. De meest stoïcijnse mannen snotteren zichzelf in onze armen, ik sta met open mond te kijken. Ik had niet gedacht dat ik zoveel voor deze mensen betekende. Het is moeilijker dan gedacht om te vertrekken en deze warme familie achter te laten. Maar zoals ze zelf zeiden: “jullie zullen altijd een stukje van onze familie zijn, jullie hebben een familie in Guatemala”.

I’ll be back.

Over hoe imker wezen in Nimlaha’kok een behoorlijk warme bedoeling is.

Vandaag is een hoogdag waarop mijn innerlijke landbouwvrouw (ik vind ‘boerin’ nogal platvloers klinken) zich helemaal kan uitleven. Het is tijd om de honing te, euhm, oogsten? Verzamelen? Winnie de Poeh- gewijs in potten stoppen? Bon, u snapt waar ik naartoe wil. De vader des huizen (Santiago) heeft een veertigtal kasten staan die allemaal leeggemaakt moeten worden. Gezien ik al van dag twee sta te springen om zijn bijen eens te zien sta ik om zeven uur al hyper te springen aan de auto. Al had ik die twee dagen wel nodig om het verschil tussen ‘abejas’ en ‘ovejas’ te begrijpen. Al vind ik schapen ook wel gezellige dieren, het had wel minder spannend geweest.

Jeans, dikke trui en geen deodorant: check! De bijen zijn hier, zo waarschuwen ze mij, ‘muy agresivo’. Ik doe alsof ik niet een heel klein beetje bang ben. Een bij, dat kan maar één keer steken toch? Boeien dat ze met veel zijn.
We stappen uit in de middle of nowhere en stappen nog een eindje door de jungle en de kardemom. Ik ga dit missen, een stuk jungle naast de deur.Een eindje voor de kasten zetten we een tent op, nu ja een soort gaas waarin we alles klaarzetten om de raten leeg te halen en de honing te verzamelen. Vervolgens moet ik nóg een broek aan en een regenjas met fleece voering. Plus een strohoed met imker-netje. Gelukkig dat het in Guatemala nooit zo erg warm wordt. Al lekkend en met fototoestel in de hand bekijk ik het openen van de eerste kasten. Ze worden eerst met rook verdoofd, al houdt hen dat niet tegen om boos boven onze hoofden te zoemen. Je zou van minder als er een stel marsmannetjes je levenswerk komt stelen natuurlijk. De bijen zijn nog rustig,bij de eerste kasten lijkt het hen nog niet helemaal door te dringen wat er allemaal aan de hand is.

Ik laat de mannen aan het werk en voeg me in de tent bij de anderen, die de honing prepareren. Eerst worden alle raten geïnspecteerd. De stukken die al afgesloten zijn door de ijverige bijen moeten opengesneden worden. Kleverige bedoeling. Vervolgens worden de raten per vier in een soort grote sla-zwierder gestopt om de honing er uit te zwieren. Geen idee hoe zo een ding heet, ik zal het eens Wiki-en. Tot slot wordt de honing gezeefd en in grote jerrycans gegoten. Thuis wordt hij voor drie euro per 600ml verkocht.
Ondertussen ben ik al twee kledingmaten en twintig liter lichaamsvocht kwijt. De eindstand is gunstig: Miek vs bijen: 1-0: veel honing en geen prikken, al zat ik natuurlijk wel in de veilige zone. Achterin de laadbak van de 4×4 rijden we terug naar het dorp. De laatste keer, het begint nu pas door te dringen dat ik hier over twee dagen weg ben.

Thuis trouw ik met Karla, de dochter van Ana, dochter van Santiago. Kan u volgen? Ze trouwt ook met Inneke dus ik denk er serieus over na om de scheiding weer aan te vragen. Het waren echter de mooiste vijf minuten van mijn leven die ik zal blijven koesteren. Ik geef mijn gsm af aan Ana, een van de laatste dingen op mijn lijstje voor ik ga. Uiteindelijk dringt het pas echt door dat het er bijna op zit wanneer we de familie ons afscheidscadeau overhandigen. Enkele fotoalbums met foto’s van hen en ons en een ingekaderde foto van Inneke, Santiago en ik. Die laatste krijgt meteen een plekje naast Guadaloupe (Maria voor de vrienden) op het altaar. Ik doe mijn best om de krop in mijn keel weg te slikken. Ze zijn er allemaal zichtbaar vlij mee en dat doet goed. Nu dringt het echt door: morgen is de laatste dag dat ik hier ben. Binnen twee dagen zal ik ze niet meer terug zien. Al ben ik er zeker van dat ik snel nog eens een bezoekje zal komen brengen.

Miekachu: ik kies jou! Of hoe het een kwestie van evolueren is.

De laatste week in het dorp gaat morgen in. Mijn dagen van veertig graden zon zijn geteld. Niet dat ik klaag want gezien de rivier opgedroogd is, is wassen een luxe geworden. Iets minder warm mag dus ook. Al zou het fijn zijn, allerliefste Frank, mocht je tegen 1 mei de temperaturen in België wat omhoog kunnen trekken. Het is dan dag van de arbeid en dan mag er wel wat gewerkt worden nietwaar? Kwestie van de overgang toch wat vlotter te laten verlopen.
Ik kijk dus wat nostalgisch terug naar de (bijna) afgelopen zes maanden. Ge moogt meekijken, stelletje voyeurs. Mocht ik een Pokémon zijn, ge zou kunnen zeggen dat ik behoorlijk geëvolueerd ben, voldoende XP- punten verzameld enzo. Nu ja, mocht ik geen Pokémon zijn kunt ge dat eigenlijk ook wel zeggen. Volgens mij is het leven van een Pokémon trouwens behoorlijk boeiend, altijd al willen weten hoe de binnenkant van een Pokéball er uit zou zien. Maar goed die bedenkingen laat ik voor een volgend moment (al klinkt Miekachu toch wel schattig, niet?).

Na enkele maanden staan zwieren en zwaaien op de evenwichtsbalk van mijn leven en, laten we eerlijk zijn, af en toe behoorlijk op mijn bakkes te gaan ben ik nu aan de evenwichtige kant. Het is trouwens duidelijk dat ik dat Antwerps al weer aan het voorbereiden ben, mijn “gij’s” en “bakkes” vinden mooi hun weg in mijn kronkels van papier (een twee drie vier….). Alléz, evenwichtig dus. Rust in mijn lijf en tussen mijn oren, het werd tijd. Dat gillende stemmetje in mijn hoofd uitgeschakeld met alles-vermorzelende kokosnoten. Zes maanden zelfreflectie heeft zijn vruchten dus wel afgeworpen (hebt ge ‘m?). Althans in Guatemala, we zullen zien wat dat gaat geven in het land van friet met mayonaise. En Bicky’s, mmmmm Bicky’s….
Ik heb in elk geval mezelf weer gevonden, of iets wat er op lijkt. Ik hoop dat het de nieuwe versie is, waar de bugs uit gehaald zijn. Geen gecrash meer en zo. Al blijft dat Flash-en moeilijk. Ja sorry, het is hier vandaag met allerhande vergelijkingen, lees er maar door.

Het is niet dat ik in Nimlaha’kok antwoord heb gevonden op mijn prangende levensvragen. Dat ik weet wat ik wil worden als ik groot ben of dat het allemaal met plannen gaat gebeuren. Misschien met ik daar eens een eightball voor kopen. Staat trouwens ergens vanboven op mijn verjaardagslijstje, 21 april ik meld het maar. Neen dat plannen dat heb ik opgeven, het leven blijft daar steeds maar tussenkomen. Ik laat los en ik laat leven. Afgezien van de spinnen althans. Af en toe moeten dingen gewoon niet mijn probleem zijn maar het uwe. Loslaten, dat is eigenlijk zo moeilijk niet. Zes maanden en zeeën van tijd, dat is veel nadenken. Dus ik heb het even gehad met de zelfreflecties maar de eindconclusie is dat ik toch wel ergens een paar ballen heb zitten (neen niet daar, zég). Dat ik bijvoorbeeld wel op mijn eentje de wereld zou kunnen ontdekken, want dat ik mijn plan wel trek. Al helpt blond zijn in Latijns- Amerika wel, benieuwd hoe dat op andere continenten zit. Al hou ik het de komende maanden toch zeker nog even bij België. Of Amerika, soit dat zien we wel.Maar bovenal heb ik ondervonden dat België meer te bieden heeft dan ik dacht. Dus sorry België dat ik u zo ondergewaardeerd heb. Ik zal het niet meer doen, samen op café en we spreken er niet meer over oké? Over café gesproken, maak al maar tijd in uw agenda’s. Alléz ik moet wel een thesiske schrijven maar een mens moet toch zijn schade inhalen hè. Of een koffieke, dat mag ook. Voor het land van de koffie te zijn heb ik daar hier toch niet veel van gemerkt. Duidelijk een exportproduct.

Om te acclimatiseren gaan we dus na het dorp (dat we twintig april verlaten) naar Lago de Atitlan. Typ dat in op Google en ge gaat groen zien, ik zeg het u. Met een temperatuur van rond de dertig, dat is dus zonder winterjas. Weet ge nog hoe dat voelt? Sorry, niet schoon van mij. Maar dus eerst even bijbruinen zodat ge ziet dat ik zes maanden in een warm land heb gezeten en daarna de ultieme cultuurschok: New York. Mijn nek gaat zeer doen van in de hoogte te moeten zien, dat weet ik nu al. Als er nog tips zijn voor mijn shoppinglijstje zijn die welkom (en neen ik neem niets mee voor u, ik zeul al een rugzak Maya- souvenirs). Donaties trouwens ook.

Bon, een dikke lebber en een natte vinger in uw oor. Hasta la proxima!
Ah ja, Spaans, dat kan ik nu ook. En uw moeder beledigen in het Q’eqchi, dat ook.

Het gevoel van de gelukkige mens.

Stoppen bij een self-made tankstation dat oude flessen cola omdoopt tot benzinepomp. In de zon staat de Diesel naast de benzine, die in de oude colafles verassend veel op frisdrank lijkt. Even met een trechtertje bijvullen, morsen op handen en op benen maar toch voldoende in de tank om even verder te kunnen. In het midden van de weg rijden en toeteren in de bochten om eventuele tegenliggers te waarschuwen dat we er zijn.
Aan duizend per uur langs de maïs vliegen en hopen dat je niet uit de laadbak valt, mijn achterwerk kreeg het al behoorlijk te verduren. Kinderen van drie die op de reling staan maar zich met gemak vastklampen aan een stukje touw. Ik at al menig insectenkolonie. Met de mannen van de politie een stukje meeliften en daarbij telefoonnummers uitwisselen, want ja “estamos a la orden” en “Que te vaya bien”, wij mogen altijd even bellen als we de lamp niet ingedraaid krijgen. Dankuwelmercimijnheerpolies. En of er misschien een fotootje afkan? Kunnen we dat doorsturen via Facebook? Oké maar enkel als ik uw machinegeweer mag vasthouden.

Al gillend en al zingend, met hoog wapperende rokken hele mayadorpen in rep en roer brengen of samen met het halve dorp in de laadbak naar een ceremonie. Met de plaatselijke playboy naar Coban en hopelijk niet overgeven in zijn auto. Op een zak kardemom door elkaar gehotst worden en een praatje doen met de mompelende boer die zijn waar gaat verkopen in de volgende stad. Te voet vertrekken naar het dichtsbijzijnde dorp drie uur verder in een klimaat van 37 graden. Om dan toch maar die ene passerende auto te doen stoppen na een uurtje zweten. Liften bij de maya’s, ook dat is interculturele uitwisseling.

Er zijn niet zo veel dingen die mijn tenen doen jeuken maar het met gierende banden door de brousse scheuren in de laadbak van een 4×4 is er een van. Kent ge dat? Dat gevoel in uw tenen, die gaan tintelen en jeuken, dat door uw hele lijf gaat borrelen tot je bijna wil gaan gillen? Dat is het gevoel van de gelukkig mens. Ik weet alvast wat ik ga missen als ik weer eens sta te klagen omdat de trein vijf minuten te laat is.

“Toen ik bij de maya’s woonde moesten we soms een uur stappen zonder dat er een bus kwam. Dat was bij meer dan dertig graden e manneke.” Mijn kinderen zullen het geweten hebben. Ik hoop dat ik niet te snel weer verwester. Dat ik, ook opnieuw in België, toch een beetje tijd overhoud. Want tijd, dat hebben ze hier met hopen. Waar staat ge dan, met uwe flatscreen en uwen high-tech mixer waarmee ge de bomma kunt bellen? Juist ja. Dat ik, wanneer ik op het punt sta om me druk te maken in dingen die er niet toe doen, kan terugdenken aan de ritten in de laadbak. Of aan die tijd dat ik drie uur zat en enkel denken kon bij een mayaceremonie waarbij ik liters cacao moest drinken. Aan die tijd dat ik mezelf moest bezig houden omdat er niets te doen was. Dat ik dagen vulde met huisbezoeken en tortilla’s maken. Van handjeklap met Carla en “broeder Jacob slaapt gij nog?” met Gustavo. Van in den tijd dat ik nog met machetes kokosnoten hakte of frieten ging halen bij de buurvrouw. Al was dat laatste weliswaar zonder machete.

België, het gaat nog wat geven jong.

Of hoe mijn naam plots een hele andere betekenis kreeg.

Mijn verhaal in Guatemala loopt stilaan op zijn einde. Nog een maand en ik verlaat het dorp waar ik zes maanden verbleef. Vijf maanden lang liep ik te mompelen dat het heus niet zo erg zou zijn, dat ik niet zo veel zou missen maar dat het een mooie tijd was. De laatste week ben ik echter steeds meer gaan beseffen dat ik hier meer heb opgebouwd dan ik dacht. Dat ik zal missen, dat er in Guatemala toch iets van mij zal achterblijven. Ik ben nog niet klaar met Guatemala maar dat ik uitkijk naar België is zeker. Want, laten we wel wezen, met de bonen heb ik het ondertussen wel gehad.

Maar het moet gezegd, de mensen in het dorp komen steeds meer los. Nog niet in die maten dat we allemaal dansend de zonsondergang tegemoet gaan maar daar komen we wel. In elk geval verschuilen de mensen zich steeds minder achter armen, palmbomen of omstanders wanneer ik hen een directe vraag stel. Ik kies ervoor om dat als een persoonlijke overwinning te zien. Als ik hier iets geleerd heb dan is het wel gelukkig zijn met de kleine dingen. Zoals getrakteerd worden door de plaatselijke frietkotmadam en haar daarbij vergeven dat ze nog steeds niet weet wat mijn naam is. Eerlijk is eerlijk, ik heb geen idee wat de hare ook alweer is. Ik kan de meeste mensen in het dorp ondertussen al uit elkaar houden, slechts vijf maanden heeft me dat gekost. Gezien het hele dorp op de een of andere manier familie van elkaar is vind ik het niet zo verassend dat ik daar moeilijkheden mee had. Dat klonk misschien iets incestueuzer dan ik bedoelde. Laten we het gewoon houden bij het feit dat elk gezin heel wat kinderen heeft.

Bon, de kleine dingen dus. Zoals het feit dat kleine Chejo eindelijk mijn naam correct uitspreekt. Wat blijkbaar behoorlijk belangrijk bleek want ‘mie’ betekent vagina in het Q’eqchi. Dat verklaarde de vijf maanden van gegiechel. Of het feit dat het meisje van de winkel al weet wat ik graag eet (Lays chips, cola, watermeloen en mango, mocht het u interesseren). Of dat mijn gastgezin, in plaats van mij angstig aan te staren als ik een machete opneem, me ondertussen gewoon gepelde kokosnoten aanbiedt. Mooie momenten in een mayadorp.

Om maar even te melden dat ik het toch zal missen. De mango’s, de natuur, de puppies, de mensen, de rituelen en het douchen in open lucht. De muizen in onze kamer daarentegen, not so much.

We gaan er allemaal aan.

Ziek zijn in Guatemala is niet iets wat ik graag wil ervaren. Er zijn grenzen aan een inleefstage me dunkt, zeker als je toilet een hol is waar je vijf minuten naar onderweg bent. Gelukkig voor mij, minder gelukkig voor haar, is het Inneke die plots bacteriebeesten in haar lijf heeft zitten en niet ik. Ik ben naar het schijnt nogal vervelend als ik ziek ben of dat heb ik mij althans door enkele familieleden laten vertellen. Inneke is dat gelukkig niet, al ziet ze er behoorlijk miserabel uit. Met een emmertje en bibberknietjes wijkt ze niet van de hudo die zo onwelriekend staat te pronken in het midden van de brousse.
Ondertussen heeft het halve gezin zich al verzameld rond het pad naar het toilet “Que passa?, Esta bien?”. Ja euhm no, dus. Claro que no.
Dat het van overgeven en misselijk is maar dan in het Spaans. Ik denk er even aan om mijn point-it boekje boven te halen dat ik in een ver verleden met kerst van mijn broer kreeg. Mijn Spaans blijkt er echter enorm op vooruitgegaan. Of anders gebruik ik het Jommekes-Spaans (diarreeos). Ze snappen het, geen erg ze gaan meteen op zoek naar medicatie, maar er is een dokter in de buurt het komt allemaal goed.
De dokter blijkt een uur verder te wonen maar we kunnen ook naar het gezondheidscentrum. Daar maak ik me snel met een excuus vanaf: voor de school moeten we naar het ziekenhuis, lo siento. Goed plan van mezelf, ware het niet dat het eerst volgende hospitaal zich in Coban bevindt, drie uur met een bus. Problemo numero uno dus, want ik zie Inneke nog niet meteen drie uur op een bus zitten. Bon, op zoek naar een auto dus, Miek regelt het.
Ondertussen wordt er in het huis naarstig naar een pil, siroop of poedertje gezocht. Of ze soms iets gezien heeft dat ze niet mocht zien? Daar kan het lijf ziek van worden? Ik doe mijn best om mijn ogen niet tot achterin mijn hoofd te rollen. Ze willen helpen, lief. Maar de kruidnageldrap die ze Inneke willen geven krijgt ze in geen honderd jaar binnen. Stiekem op de kast zetten dus met een leugentje om bestwil (ik zal het haar met kleine beetjes geven).
Ik weet het, klinkt vreselijk, want ze willen echt alleen maar helpen en ze zijn zo ontzettend bezorgd. Maar als je ziek bent wil je geen dingen tegen boze geesten of kruidnageldrap. Dan wil je gewoonweg een emmertje en een goed bed. Het is dus niet dat hun hulp niet geapprecieerd wordt, het is dat het gewoon even niet het moment is voor nieuwe dingen.
Santiago komt met kaars en wierrookvat de kamer binnen, hij gaat bidden zodat Inneke snel beter is. Mijn gemoed schiet vol enig krijg wateroogjes. Al steek ik het op de wierrookvat. Ik zie Innekes ogen al richting emmer gaan. Uh-oh te sterke geur, problemo numero dos. Maar bon, ze houdt zich sterk. Ik zou zeer zeker over mijn nek gegaan zijn als ze met een wierrookvat voor mijn neus kwamen zwaaien. Soit, ik heb het elke zondag al moeilijk in de kerk maar dat zal aan mijn gevoelig reukorgaan liggen. Anyway, er wordt gebeden en met wierrook gezwaaid en mijn hart schiet vol met warmte voor deze mensen, die meteen alles in hun macht doen om Inneke er weer bovenop te helpen. Ik hou me tegen om Santiago eens goed vast te pakken en sla nog een kruisje. De dokter van het gezondheidscentrum komt eens dag zeggen en doet een kort onderzoek. Gedehydrateerd, meer drinken en wat pillen enzo. Dat die pillen niet mogen van de school, lo siento. Maar bedankt voor de hulp.

Ondertussen heb ik een auto geregeld en een kamer voor ons in Coban geboekt: vamos! Gewapend met een emmertje voor Inneke en mijn aller-aller-charmanste lach om de bestuurder (die Kevin heet, what are the odds) wat te vertederen in de hoop dat hij zijn prijs wat doet zakken. Het blijkt ons 80 euro te gaan kosten om tot Coban te geraken. Zoveel geld hebben die arme studenten van België nu ook weer niet, zet ons maar af in het volgende dorp waar de bus stopt. Dan zal het dertig euro zijn juffrouw. Goed, andere tactiek dus. Gezellig praatje slaan over zijn madam, ah mijnheer is regelmatig chauffeur voor de drugstrafiek? Allez, dat zal wel goed verdienen (zijn vader moest het weten). Of hij niet naar België kan komen, hij kent daar volk? God ja, maar het is daar zo koud jongen, en zo duur. Daar gaat ge niet rijk worden neem dat van mij aan. Ik leer hem wat Engelse woorden, voor in geval dat hij toch naar België komt, dat Nederlands komt later wel.
Na nog een paar telefoontjes naar zijn vader (een pracht van een mens trouwens, en dan heb ik het niet over zijn looks) is het in orde. Dat geld regelen we wel en het ‘programma’ kan misschien wel helpen. Soit we zien het wel, Inneke wordt in elk geval voor het hospitaal afgezet. Goed zo want wandelen had er niet in gezeten.

Ik had me aan bloedende mensen met gapende wonden verwacht, wegkwijnende oudjes en gillende kinderen maar het ziekenhuis bleek veel minder spectaculair. Misschien omdat dit een privé-ziekenhuis is waar de gemiddelde Guatemalteek de visite niet kan betalen, misschien keek ik teveel films. In elk geval ziet het er allemaal netjes uit, doet de dokter wat je van een dokter verwacht (inclusief indringend gestaar) en worden er bloed- en andere stalen genomen. Het verdict is bijzonder snel: een hoop bacteriën. Twee kruisjes zijn te veel maar niet al te erg, Inneke heeft er vier. Goed dat we kwamen dus want het zou er niet beter op geworden zijn. Moord en brand en we gaan allemaal dood! Al blijkt dat goed mee te vallen, drie dagen antibiotica en nog wat andere pillen, dan komt ze er wel weer bovenop. Goed drinken en veel rusten en niet te veel in de zon. Met die dagelijkse dertig graden wordt dat laatste moeilijk.
Mijn moederinstinct steekt meteen de kop op en ik ga crackers kopen. En cola. En medicijnen. Ik vertel nog net geen verhaaltje voor het slapengaan. Een paar dagen Coban en het komt allemaal goed. Fingers crossed.

Dat het vakantie is.

Ik ben graag altijd een beetje onderweg. Horizon per horizon verbreden en verslaan tot de zon eindelijk stilstaat. Mens en dier verslijten onder het zuchtend rubber uit andere windstreken. Talen spreken zonder tong met vrienden die nog vreemden zijn. Kronkelen rond grenzen zonder voet om op te staan.

Na weken van stressen, valiezen pakken, herpakken en kilo’s chocolade aanslepen mocht ik ze eindelijk gaan afhalen op de luchthaven: de papzie en de mamzie. Voor de duidelijkheid: ik heb twee paar papzies en mamzies, dat is behoorlijk handig want er heeft altijd wel een papzie of een mamzie tijd. Ik doe niet aan stiefgedoe, veel te assepoester-achtig. Bon, u kan weer volgen.
Ik stond dus enthousiast te zwaaien met een origineel bordje aan de luchthaven en laaide hen meteen in een taxi. Dat Guatemala City gevaarlijk is vind ik trouwens nog steeds een beetje overdreven. Of toch als je in de eerste en de tweede zone blijft, je ogen open houdt en s’avonds niet onnodig de straat op loopt. Niet erger dan mijn eigen Borgerhout me dunkt. Alhoewel ik met de veranderingen die Bartje lijkt door te voeren niet helemaal zeker ben of ik nu nog ‘mijn’ Borgerhout mag zeggen, gezien Bartje er aleenrecht op lijkt genomen te hebben. Soit, ik ging hier niet politiek worden.
De volgende ochtend worden we gepakt en gezakt de bus opgezet richting Esquipulas om naar Honduras te geraken. Daar zijn naar het schijnt impressionante ruïnes te ontdekken. Eenmaal aangekomen blijken we toch niet helemaal juist te zitten, overnachten in dit boerengat dus. We hebben het ongeloofelijke geluk om aan te komen op het moment dat de hele motorbeweging uit Guatemala dat ook doet. De jaarlijkse feestdag om de plaatselijke negerjezus (topwoord, vergeef me de politieke incorrectheid) te vieren blijkt dan net plaats te vinden. Alle hotels zitten behoorlijk vol. Ik slaag er, met mijn fantastische puppyblik, in om een stukje vloer te bemachtigen in een restaurant. Mijn ouders op een vochtige stink-matras, ik op de grond. Een mooi begin van een mooie reis en we gaan nog niet naar huis.
De dag erna is er een van bussen nemen, staartbeentjes kneuzen door de kapotte veringen, grenzen oversteken en ruïnes bekijken. En het was geeneens middag. Het gaat allemaal om planning en vindingrijkheid vrienden. Mijn reisgidsgehalte stijgt met de minuut. Voor mij ne paraplu voor mijne Kerstmis volgend jaar.

Vervolgens opnieuw kilometers verslijten onder veringen die het begin jaren vijftig al lang hadden opgegeven. Maar het is gezellig en allé hoe is het nog met de kinderen? De bussen worden volgeduwt met mensen zonder tijd. Ademen wordt moeilijk en de man naast mij spuwt om de vijf minuten zijn fluimen voorzien voeten. Ik denk dat we nog steeds in Guatemala zijn. Gelukkig is het vakantie. De bus verlaten wordt gedaan onder gefluit en ge’mamacita’ van de plaatselijke vrijgezellenbevolking. Wanneer ze heel sympathiek mijn vermoeid achterwerk beginnen te masseren, toegegeven het was vast aardig bedoeld, mik ik enkele welbepaalde knie-en elleboogstoten uit. Het is vakantie maar ze moeten nu ook niet gaan overdrijven.

Rio Dulce staat als volgende op de lijst. Met een de lancha (boot, geen hond) brengt ons naar hotel Tijax. Huisjes aan de steigers en margaritas ter grootte van de gemiddelde viskom. Mag ik hier blijven wonen? Ik hijs me gelijk in mijn hotpants met het idee dat topmodellen ook cellulitis hebben en boek alvast de rondvaart. Een rondvaart op de Rio Dulce is niet te vergelijken met de Flandria en de Schelde, dat leer ik snel. Tropische vogels, regenwoud, knabbelaars water en af en toe een eenzame peddelaar. Kleurke pakken. We meren aan bij Livingstone, dat meer stoned dan living blijkt. Na vijf minuten heb ik het gehad met de vijandige Garifuna’s en de kille sfeer. Terug de boot op om de watervallen van Siete Altares te beklimmen. Al is beklimmen veel gezegd, de weg was nogal moeilijk vindbaar. Maar het is het idee dat telt.
We sluiten de dag af met een duik in de plaatselijke warmwaterbron en een margarita of drie. Volgens mij is het vakantie.

20130213-105415.jpg

20130213-105324.jpg

20130213-105816.jpg

20130213-105844.jpg

Censuur bij de gebuur

Ik lijk in mijn blogposts de laatste tijd wel vaker ‘nooit gedacht dat ik…’ te zeggen, zal vast te maken hebben met dat alleen in de brousse zitten. Vergeef me maar ik had ook nu nooit gedacht dat ik dit zou zeggen: ik mis het om aangeraakt te worden. Klinkt een beetje gek maar geef me een paar alinea’s en u begrijpt het vast.

Voor ik vertrok had ik een persoonlijke ‘bubbel’ ter grootte van de zwarte markt van Tessenderloo, wat toch al behoorlijk is. Trouwens fantastisch om eens heen te gaan en een middag mensen te kijken, geweldige exemplaren er lopen daar rond.
Ik ben nooit een zoener geweest, zoenen bewaar ik strikt voor ouders, oma’s en liefjes. Al is er weliswaar een verschil in de aard van de zoenen. Zij die niet tot deze drie categorieën behoren moeten het met een enthousiast handgebaar stellen (respectievelijk onder te verdelen in: vuistje, high-five, gezwaai, gewapper of een uitzonderlijke middelvinger). Bij onverwachte knuffels sta ik meestal een beetje ongemakkelijk te schouderkloppen en halve kaakslag-zoenen bij de vrienden zijn al helemaal niet aan mij besteedt. Het is dus redelijk accuraat te stellen dat ik nogal op mijn persoonlijke ruimte gesteld was.
Terecht gekomen in een collectivistische cultuur waar je al blij mag zijn als je het toilet niet aantreft met je voorganger rustig kakkend en de deur wijd open (nu ja eigenlijk mag je al blij zijn als er een deur is) had ik me al aan heel wat intimiteiten verwacht. Iedereen leeft hier immers in de zelfde ruimte, hoewel kamers meestal afgebakend zijn waardoor je niet binnen kan kijken, gaan de muren niet helemaal door tot aan het blafond. Je hoort dus alles wat er bij de buren gebeurt. Me verwachtend aan occasioneel gehijg en gekreun deed ik elke avond trouw mijn oordoppen in. Mijn verwachtingen blijven echter, nu bijna drie maanden verder, uit. Ook zonder oordoppen blijft alles zedig bij de buren. God ziet immers alles. Dat de Mayas niet meteen de grootste zoeners zijn bleek ook al snel, niet dat je mij hoort klagen. Een hand van -geeft-de-vod-eens-door- krijg je hier regelmatig, maar daar zal het dan ook bij blijven. Het eerste zoenende koppel moet ik hier nog tegenkomen. Als ze hun trouwringen niet zouden dragen denk ik niet dat het me zou opvallen dat mensen hier getrouwd zijn. Heel gek om te merken hoe weinig men hier publiekelijk affectie toont. Kleine kinderen zijn de enige die hier stevig gekust en geknuffeld worden. Koppels houden het bij samen zedig in de hangmat en af en toe op elkaars schoot gaan zitten.

Affectie en genegenheid worden hier op een veel subtielere manier getoont. Door je man zijn eten te brengen bijvoorbeeld, of goed op te letten op wat je bezoekers niet lekker vinden zodat je hen dat de volgende keer niet meer voorschoteld. Observeren van en anticiperen op behoeften van je medemens zijn hier belangrijke eigenschappen.
Zo komt het dus dat ik af en toe snak naar een schouderklopje, een stevige smakkerd en een hart verwarmende knuffel. Maar het meest van al snak ik naar een oude getrouwe ‘hee ik vind jou écht leuk!’, nu ja met een Facebook-gewijze ‘me gusta’ stel ik me ook al tevreden. Want het is hier behoorlijk zoeken naar die subtiele tekens van genegenheid, dat anders uiten van blijdschap, liefde en genegenheid. Het is een behoorlijk ingetogen volk die Mayas en gezien ik zelf een behoorlijk open (en expliciet) boek ben vind ik dat al wel eens moeilijk. Al leert me dat ook weer grenzen stellen, niet de hele tijd mijn hebben en houden in ieders gezicht te smijten. Een beetje censuur dus, daar zullen er vast wel enkelen verlichte zuchten om slaken.
Dat neemt niet weg dat u zoenen, knuffels en andere tekenen van genegenheid nog steeds naar mijn Guatemalteeks postadres mag sturen. Het eerste enthousiaste kaartje is ondertussen al aangekomen, wat ‘ne mens alleen’ in de brousse toch plezier kan doen. Voor u te enthousiast wordt: naaktfoto’s hoeven niet maar bedankt voor het aanbod. Warm water kennen ze hier niet dus aan koude douches geen gebrek. Soit, ik zal maar wat meer aan zelfcensuur vanaf nu.

Schouderklopjes voor allen! Wat zeg ik, een dikke natte smakkerd (op uw kaak welteverstaan, er zijn nog steeds grenzen)!

PS: Excuses voor de titel, het deed me denken aan het echt Antwerps theater. De brousse doet gekke dingen met een mens.

Guatemacrushke

Na een week Antigua wordt het nog eens tijd om de stand van zaken op te maken. Het nieuwe jaar is met toeters en bellen komen aanzetten en we hebben de achterstand van twee maanden sociale deprivatie een beetje ingehaald. Plots kan er weer ingecheckt worden, is er ruimte om te skypen en te facebooken en kan ik mijn updates eens uitvoeren. Veel hou ik me daar echter niet mee bezig want Antigua is veel te gezellig om achter een scherm door te brengen.
De stad werd in 1543 door de Spaanse kolonisten als hoofdstad van Guatemala opgericht. Doordat 3 echter meermaals verwoest werd door hevige aardbevingen werd er besloten dat het veiliger zou zijn om een andere hoofdstad te kiezen. Zo kreeg de stad de naam Antigua Guatemala en werd Guatemala City prompt tot hoofdstad gebombardeerd. Met zijn prachtige koloniale bouwstijl staat Antigua ook op de UNESCO werelderfgoed-lijst. Ik word dan ook spontaan een beetje verliefd op de gezellige straten met kleurrijke huizen en goedkope marktjes. Antigua is een toeristische trekpleister, duidelijk merkbaar aan de talrijke bejaarden die met witte sokken in de sandalen en afritsbroeken tot onder hun oksels doorheen de straten kuieren. De ene Spaanse school wisselt hier de andere af, wat de stad een ideale plek maakt om Spaanse lessen te nemen. Dat de prijzen naar behoren zijn hoef ik vast niet te zeggen. Mijn budget keldert faliekant wanneer ik de verschillende marktjes ontdek, vooral die van Chichicastenango laat een behoorlijk gat achter. Maar ik hou er gelukkig een rugzak vol souvenirs aan over. Ik kon er niet aan doen mama, het is voor de vrienden!
De uitstap naar de Pacaya- vulkaan vergaten we stiekem een beetje te boeken en te betalen waardoor we dus geen vulkaan- ervaring aan ons tripje overhouden. Gelukkig kom ik nog eens terug.
Sandrine, een van de guatemadammen, leidt ons rond en toont ons de beste plekken om pupusas te eten, souvenirs te scoren en de allermooiste McDonald’s van de wereld. I kid you not, het is een officiële titel en ik zag hem. Weer iets om van mijn bucketlist af te strepen. De Spaanse ambassade heeft een pracht van een fototentoonstelling hangen die me kippenvel geeft. “La realidad y otros asuntos” van Rodrigo Abd geeft op een confronterende manier weer hoe dood en armoede een plaats krijgen in het leven van de Guatemalteken. Een dikke aanrader dus als je binnenkort naar Antigua moest trekken.

Nieuwjaar wordt hier uiteraard ook stevig gevierd. Volgens De Standaard staat Antigua in de top tien van plekken waar nieuwjaar het fijnst om vieren is. Bij mij staat de stad met stip op één. Al is het natuurlijk geen eerlijke vergelijking gezien ik normaal nieuwjaar in Antwerpen vier. Bon, rum en cola om ons op te warmen, dansen op de bar met tequila in je keel gegoten en Rihanna op de achtergrond. Het kon erger. De massa aan toeristen gaat helemaal los en zorgt voor een uitbundige feestsfeer tot ‘s ochtends vroeg. Het aftellen doen we in het Parque Central met sterretjes en een hoop vuurwerk. Ook op een ander continent blijk ik geen fan van harde knallen en gevaarlijke vuurvonken maar soit. Buiten het feit dat mijn handtas stiekem gestolen werd was het behoorlijk top. 2013 gaat nog behoorlijk zijn best moeten doen om beter te worden!
Verder maakte ik, om het met de woorden van Sandrine te zeggen, ook behoorlijk wat vriendjes. Colin, Neesha, Amy en Aj van Amerika, Alexander van Zweden, wat fijn de bewoonde wereld!
Ik denk dat het wel duidelijk is, I love Antigua. Duidelijk een Guatemacrushke.

En dan nu weer terug naar Nimlaha’kok!

20130104-110452.jpg

20130104-110511.jpg

20130104-110523.jpg