Digitalisering.

 Alhambra

Verzegelende zoenen banen zich een virtuele weg

naar uw kant van de wereld.

Ik voel ze bijna vlinderen.

Uw maan verzwelgt mijn zon,

om zo mijn leven te verduisteren.

Dromen van uw zijde,

herleef met mijn ogen toe.

Ik verruil uw geur,

voor suikerspinzoete herinneringen.

Verf mijn dagen met woorden op een scherm.

Kleur mijn hoofd in.

Ik verlies de lijnen die ge op mijn kussen achterliet.

Om ze te vondeling te leggen met de smaken van uw zoenen.

Marathon vlinders, vergeef mij de verbinding.

Fladder naar de holtes in uw hart, die mij toehoren.

Adem

Soms verwarren woorden uit uw mond met die in uw ogen. Lees de haren op uw armen en vraag of ze mijn verhaal vertellen. Wimpers fladderen tegen het licht dat uw schouders verzwaart. Ik stil en laat u zijn. Vlinderend naar de achterkant van de maan om te wachten op de zon. Verzink in mijn hals tot ik uw woorden adem.

De subjectiviteit van evenwichtigheid.

Aan het einde van de as wordt de subjectiviteit van evenwichtigheid  met een zucht doorbroken. De gulden middenlijn fonkelt ogen uit. Zo ook de uwen. Schitter en beef bij het idee van een constante die voortdurend aan verandering onderhevig is. Tracht balancerend op het onderste van de kan, wijn met water te verdunnen. Dans de dans der dwazen, zoals de middenmoot op zondagavond. Spring en dans, verleef. Voordat er enkel water overblijft.

Hemeltergend

Hemeltergend schoon, zo spoelden wangen in het verleden onder de zilte waterstromen van misschien. Om tergend traag beschreven te worden met vluchtige vleugels. Echt wanneer gelezen door de vlinders van weleer. Geschreven op de kaken van het ochtendgloren. Laat mij wervelen doorheen uw ruisen.

Lago Lechua (Miek van Dijck)

Plié

En voor ge het weet wordt ge weer van de tafel gedanst. Tussen de resten van wat ooit tequila en limoenen waren en de lichamen van zij die voorgingen zwelt de muziek aan. Dat het doek ook hier zal vallen is onvermijdelijk. Balancerend tussen ja, nee en misschien wordt de breekbare dans van het universum gedanst. Sterren en planeten worden op een rij geplaatst, toekomst voorspelt. Draaien, zwenken en plié.

Delfts blauw.

Missen heeft geen tijdsbestek. Het stof der dagen rijgt zich in klitten vast onder mijn bed en Ik vertel dromen en angsten aan een muur met bloempapier. Opdat het misschien ooit tot uw oren zou kunnen komen. Ik zal u niet vergeten. Nu niet nooit niet. Maar vooral niet vandaag. Vandaag hou ik mij vast aan het molentje van Delfts blauw. Vandaag zou ik zo graag, het verhaal vertellen van de tondeldoos. Maar niemand die nog weet hoe dat nu eigenlijk ging.

Dakraam van mogelijkheden

Veeg onder de mat wat de vloer niet wil zien. Uitzwenkend alles van de baan vegen wat nadert. Ik val over de nasleep van uw voeten. Breek het hoofd over wat de dagenraad niet horen wil. Verzwelg in iets anders dan uzelf. Sidder en beef bij wat u nog te wachten staat. Dakraam van mogelijkheden, einde van de wereld.

Blijven zwemmen

Substantieel zijt gij nooit geweest wat ik er jaren van verwacht had. Het is niet dat mijn wereld niet meer draait. Het is dat de goudvis in uw hoofd, nog lang niet klaar is met het draaien van de toerkens in de kom der onverschilligheid. Dat de helft van het wassalon u daarin volgt , dat is geeneens mijn fout. Ik zal mijne vuile was wel op een ander hangen kunnen. Het is gewoonweg jammer dat uw balkon al menig affiniteit verworven had. Gelukkig was ik wegens omstandigheid witter dan wit. Ik brand schoon. Zand er over dat geeft vlekken die met menig zoutvat niet op te lossen zijn.

Grillige, grijze massa der vergetelheid

Grillige grijze massa der vergetelheid, selectief behouden wat ik wil verliezen. Ik verdroom u. Over mijn menukaart heen, uw zinnen lezen die eigenlijk de mijne waren. Om vervolgens verstoppertje te spelen in uw keukenkasten. Loop mee verloren in mijn suikerspinnenstofwolken. Maar blijf alstublieft niet kleven.

Go-pass

Boemmelen naar heinde en verre op vage herinneringen en een glas wijn. Op zondag is het dorp dood. Dat het niet genoeg is, noch zal zijn. Mijn voelen vervaagt en ik doe de afwas zonder overlopen. Al mors ik wel een beetje. Ik boemmel. Traag maar zeker, op een zondag, de donkerte in. Boven mijn hoofd gaan de lichtjes aan die de stad met zijn dromen loslaat op de hemel. Mijn voeten raken kant nog wal en de fonteinen staan hier droog. Vervoerbewijzen alstublieft.