Vuile ramen

 

Ge verkilt de warmte die me rest en ik weet niet meer hoe het leven zonder winterhanden voelt. Wat het bijgevolg moeilijk vastpakken maakt. Kijk niet om, omdat zien nooit iets was waar ge interesse in had.

 

Verzien wat ge van mij maken wilt.

 

De dingen zijn nu eenmaal schoner wanneer ge lacht. Al weet ik niet goed of dat telt, als het de lichtjes in mijn ogen niet aansteekt.

Ik staar u toe, vanachter glas. Want dan lijkt alles warmer. Tijd dat de zon schijnt, zodat er nog eens iemand door mijn vuile ramen binnen kijken kan.

Kapot

15442138_10210604566217762_1893878981269023668_n

 

Ge zegt dat wanneer een zintuig wegvalt, de andere zintuigen verscherpen. Ter compensatie als het ware. Ik zucht omdat het eindelijk duidelijk is wat ik overcompenseer. Ik weet niet goed waar ik het juist stuk heb laten vallen. Of het uw schuld is of die van een ander. Heel misschien wel die van mij…

Mijn voelen is kapot.

Dus vul ik uw stiltes. Onze stiltes. De stiltes van Jan en alleman, om te voorkomen dat ge verder vragen zou. Verder dan de banaliteiten die mijn leven beslagen en die ik in de gore details aan uw neus hang. Ik praat over werk en over de miserie van een ander, zodat gij niet hoeft te vragen hoe het met mij gaat. We weten beiden dat ge dat eigenlijk niet wilt weten.

Uw denken is kapot

Ik staar naar handen die in een ver verleden aan mij toebehoorden. Vandaag de dag lijk ik ze steeds vaker nodig te hebben om mijn hoofd te ondersteunen. Een hoofd dat ik in de holte van uw arm nestel, zodat mijn ogen niet zouden verraden wat ik u eigenlijk zeg.

Wij zijn kapot.

En ik, ik kan niet stoppen. Mijn hoofd draait toerkes . Ik draai toerkes. Dus verdoof ik met een bulderlach. Om in de lichtjes in uw ogen, heel misschien het einde van de tunnel te zien. Dans nog even alsof het morgen zondag is en de wereld niet op ons wacht.

De wereld is kapot.

Groen geluk

15895379_10210826548527181_1375052279522342100_n

Weet ge nog, toen ik tegen u en gij tegen mij, zeiden dat we elkaar belachelijk gelukkig maakten? Hoe we elk onze beurt leken af te wachten? Alsof geluk met streepjes op de muur te turven valt. Tot het op is en ge weer moet wachten tot ge start passeert?

Gek ook, hoe geluk zo vluchtig kan zijn. Omdat we, niet eens zo belachelijk veel tijd later, elk beseften dat we misschien wel gelogen hadden. Naar elkaar toe, maar niet minder naar onszelf.

Dus dat we ons geluk dan maar elders gingen zoeken. Al weet ik eigenlijk al niet meer goed, hoe dat juist weer ging.

Dus zoek ik nu maar op mezelf, naar geluk en zonneschijn. Al weet ik dat het gras van een ander, standaard groener zal zijn…

… 

Ik punt aan uw lijn,  ontelbare keren. Waardoor er nu verwachtingsvol… een pauze staat te wachten. 

… 

We wachten samen  tot gij ons weer hervat. Al weten we beiden dat ik beter finaal een punt zou zetten aan onze zin die al maanden alle reden tart. 

Sluit

Onscherp gekorreld loopt de wereld voorbij mijn netvlies. Blinde vlek die eeuwig troubleert. 

Bewankel impulsief open deuren en ramen om te struikelen over de barricades van een ander.

Sluit.

Er is genoeg gelucht.

Wisselstroom

Ik tuimel wanordelijk door de spinnenwebben van mijn denken. Om stoffig en verbouwereerd plafonds der dromen te herschilderen. Laag na laag verdwijnt de kleur die ge aan mijn muren gaf. Om af en toe door te schijnen als de zon juist staat.

Uitgebroken bekabelde ik opnieuw wat fundamenteel kortsloot. Geaard op nieuw circuit. Al doet wisselstroom  mijn polen al eens kantelen.

Ach Roger, was het allemaal maar zo simpel.

Schone slaapster

Laat mij slapen honderd jaren, tot ge mij weer huizen kunt. Weggestopt maar niet vergeten, sluimerend in uw zolderkamers. Enig lepelend met hersenspinsels.

Dwarrelend zoek ik de weg die verloren ligt te wezen. Sta me toe me af te vragen waarom ge mij verloren loopt.

Met lege handen geeft ge enkel luchtkastelen. Denkbeeldig hebben en houden, waar prinsen op pony’s huizen.

Neem uw paard ter hand en stijg op tot wat ik nodig heb.

 

Dwaallicht

Verdwaallicht, weg van pad en rede.

Gij flakkert op, verdwaasd en onbezonnen.

Verblindt mij, tot enkel gij mijn netvlies troont.

Eindeloos palaver ik u naar de kreukels van mijn ziel.

Om ze daar nooit meer glad te strijken.

Laten wij vooral niet wanhopen.

Ach Elsschot, ik had beter moeten weten…

A-e-o-u-i

Ik raap de letters op die uw ogen lieten vallen omdat we ze niet nodig hebben. Wij klinken zonder medeklinkers. Wanneer ge stilzwijgend overloopt laat ik mij overspoelen door verzonnen watervallen. Ik verwacht met zinnen zonder einde

Canon  

Verlaat uw uren en seconden om vervroegd te breken wat aan diggelen ligt. Laat vervliegen wat vlucht.Ik zwel aan tot het crescendo uw fundamenten doet beven. Vergeef mij de zonden van de wereld en het Belgisch regenweer. 

Berust in canon wat alleen niet gezongen kan. Harmonisch bespeelt de zot zijn dwazen.