Paniek in den Ameriek.

Land in rep en roer, “shutdown” klink het overal. Paniek en sla alvast uw blikken bonen en maïs in. Want ja, we gaan er wellicht allemaal aan. Ik volg niet helemaal want televisie en internet bereiken mij slechts sporadisch. Maar dat het te maken heeft met de Obama care, tot dusver kan ik volgen. Godbetert dat de rijke Amerikaan zou meebetalen voor de ziekteverzekering van de arme luis. Shutdown dus. Waardoor mijn bezoek aan Alcatraz meteen in het water valt want alle federale diensten liggen plat. En dat is behoorlijk rampzalig voor een land dat financiële steun krijgt van China omdat de hele economie anders in elkaar zakt. De dollar blijkt immers minder stabiel dan gedacht en de gemiddelde bewoner van Sebastopol is ervan overtuigd dat het einde nu toch wel in zicht komt. Dag dollar, dag wereldeconomie, investeer uw gewicht alvast in zilver. Maar er wordt toch ook tevreden gemompeld dat “den Bammie” tenminste voor zijn overtuigingen opkomt. Hoera! Een president die doet wat er van hem verwacht wordt!
Ik blijf een verwarde Europeaan. Is den Bammie nu ok? Of een wolf in schaapskleren? Moeten we staan juichen voor Obama care of bang in onze handen wringen omdat het opnieuw een spel is dat gespeeld wordt door de verzekeringsbedrijven, multinationals en medische sector? Want niemand lijkt hier nu juist te weten wat die Obama care nu juist inhoudt. “Verzekering voor iedereen, of zoiets” is het standaard antwoord wanneer ik om verduidelijk vraag. Amerikaanse websites bieden evenmin verduidelijking. “Dat is zijn tactiek”, wordt er gefluisterd. De burger te weinig informatie bieden, tot de wetten gestemd worden. Het is nogal iets he, daar in Amerika. Over een ding zijn ze het alvast allemaal eens: dienen shutdown dat is ongehoord. De vorige was zeventien jaar geleden en toen veranderde de helft van de toenmalige politiekers begot van kant. Er moet dus snel een oplossing gevonden worden. Amerika is blut en besluitloos, niet dat ik veel kennis van zake heb maar dat lijkt mij allicht een nefaste combinatie. Ik doe mijn best om de economie hier alvast draaiende te houden. U kent mij, ik offer mij op voor het goed van de gemeenschap. Maar ze mogen nu wel stoppen met onnozel doen, een land zonder regering dat is behoorlijk vorig jaar.

Nog zo iets, die paniek wanneer mensen het over de shutdown hebben. Ik glimlach schoon en zeg dat wij in Belgium eens ne keer meer als een jaar geen regering gehad hebben. Dat waren nogal eens toeren meneer! De paniek wordt er niet minder op, ik vermoed dat menig Amerikaan de afgelopen dagen aan een schuilkelder is begonnen. Mijn lief doet daar tot nogtoe niet aan mee. Heb ik weer. De enige rationele Amerikaan in het dorp. Ik kijk toch alvast maar uit naar bulkaanbiedingen. Ge weet maar nooit he. Maar geen bonen. Nooit meer bonen.

XoXo

20131007-153526.jpg

Hellaaaaaaa duuuude.

“Woah that’s hella-sweet dude!” Ik giechel me hier een maagbreuk want echt, whaddup met die Amerikaanse taal? Gisteren gingen we uit eten in een van de hipste restauranten van het dorp. Meteen ook mijn eerste keer in een ‘booth’. Geen laars maar een hoektafel met zetel. Ge kent dat wel, gelijk in Grease. Na een halfuur heb ik nog geen woord gezegd. Mijn verwarring moet duidelijk zichtbaar zijn want ons gezelschap vraagt me of alles wel in orde is. Waarop ik moet bekennen dat ik misschien toch geen Engels spreek, gezien ik van het afgelopen halfuur niets van de gevoerde conversaties had begrepen. “Dat is niet zo vreemd want we verzinnen de helft van onze woorden zelf”, zo klinkt het. Er blijkt een hele taal vast te hangen aan deze subcultuur, wat vanuit antropologisch standpunt ontzettend boeiend moet zijn maar mij helaas niets wijzer maakt. Waarop het gesprek zich meteen haat focussen op taal. Want ik spreek dan wel Engels, taal is meer dan dat. Dat blijkt bijvoorbeeld tijdens een van mijn yoga lessen wanneer de lesgeefster me vraagt wat ik van de les vond. Goudeerlijk als ik ben zeg ik haar dat ik me behoorlijk stom voel wanneer ik de houdingen niet uitgevoerd krijg maar dat het me helpt ontspannen. Ze kijkt me een beetje verbaasd aan en zegt me dat ik veel te hard ben voor mezelf, ik deed het namelijk heel goed. Mijn lief leek al net zo geschokt van mijn uitspraak. “Wat zeg je nu van jezelf?”, vraagt hij me. Ik snap niet zo goed wat het probleem is want ik bedoelde het helemaal niet zo dramatisch. Ik vind mezelf toch helemaal niet dom, ik voelde me enkel onnozel. Oef, onnozel is oké. Van jezelf zeggen dat je je stom voelt is echt not done en dan lijkt het alsof je een ontzettend laag zelfbeeld hebt. Onnozel mag dan wel weer. What’s in a name nietwaar? Naar Amerikaanse maatstaven ben ik dus een tikkeltje té eerlijk. Soit, dat ben ik naar Belgische maatstaven misschien ook wel.

Om maar even te melden dat ik het verwonderlijk vind dat ik hier toch nog zoveel taalbarrieres ontdek. Dat ik dat in Guatemala zou hebben, waar ik de taal aanvankelijk niet sprak, had ik verwacht. Maar opgegroeiend met mijn neus in Engelstalige boeken had ik gedacht dat ik de taal wel beheerste. Ik zal er nog wat “duuuuuudes” en “hellaaaaa’s” moeten tussen smijten me dunkt. Er is nog wat werk aan.

Manneke, dat reizen dat is nogal eens iets he zeg. Ik ben hier de continenten aan het afgaan dat het gene naam heeft. Mijn moeder gaat het vreselijk vinden maar ik hoop dat ik dit kan blijven doen. Ik ben totaal over mijn alleen reizen stresske heen trouwens. Hoewel het werk en het stadje top zijn kijk ik er nu al naar uit om te gaan roadtrippen. Tot zolang ben ik tevreden met de koffiebars met live jazzzz. Za-lig.

XoXo

Zeg nooit nooit.

Het is eigenlijk aandoenlijk hoe ik steeds weer denk “dit ga ik echt nóóit meer doen”. In mijn eigen valkuilen lopen bijvoorbeeld. Of pindakaas en choco mengen op dezelfde boterham. Belachelijk veel geld uitgeven aan een paar schoenen. Of de halve rommelmarkt leeg kopen voor tien euro. Elke keer opnieuw herhaal ik mezelf, om er meteen een “maar dit doe ik echt nóóit meer” op te laten volgen. De enige die mijn “nooit meer” nog serieus neemt ben ik waarschijnlijk zelf.
Me druk maken in de luiheid van anderen bijvoorbeeld, me frustreren in mijn eigen grenzen. Mira zingt het schoon: “Grenzen zijn voor mensen die niet weten waar naartoe”. Pijnlijk waar. Hoewel ik dacht dat ik mijn grenzen achtergelaten had in een jungledorp in Guatemala bleek niets minder waar. Ook hier bots ik op mezelf. Dat ik niet snel genoeg ben, niet lenig genoeg, of dat mijn Engels toch nog wat mankementen kent. Miljaardedju ik ging mij nooit meer zo opboeien in mijn eigen grenzen. Ik ging mezelf ruimte geven om te groeien en te leren. Ik ging nooit meer. Wel dus. Want het is hier van nieuwe dingen leren, op uw hoofd staan in de yogales met de elegantie van een panda met aambeien, organisch en gluten-vrij koken, alles leren over gezonde bodem, composteren, snoeien, oogsten, knippen, drogen en mezelf de beginselen van het muurklimmen eigen maken. “What in the hayyyyyyy?” Te veel hooi dus, wat resulteert in frustraties en het gevoel hebben alles te moeten leren, niets te kunnen en constant op anderen aangewezen te zijn. Zuchten en blazen, aanpakken en doorgaan dus. Maar soms wil ik eventjes een goed pak friet met mayonaise.
Ik blijf zoeken naar wat ik wil worden en wil doen. Op dit moment hou ik het bij rentenieren, ik Laar het u weten mocht daar verandering in komen.

Ondertussen ben ik ook een keer wezen klimmen. Meteen ook tot de conclusie gekomen dat mijn armspieren onbestaande zijn maar dat dit niet wil zeggen dat ze geen hele week zeer kunnen doen. Klimschoenen zijn niet comfortabel. Als in: echt wel auw. Mijn voeten staan vol bleinen maar eigenlijk vond ik het wel echt tof. Enkel nog over mijn hoogtevrees geraken. Dat omhoog geraken is niet echt een probleem, dat naar beneden komen daarentegen… Maar soit er wordt aan gewerkt. Verder had ik ook een zeer luide giegel-uitbarsting in een doodstille yogazaal. De houding “happy baby” was daar de aanleiding voor, samen met de oudere dame naast mij. Tot slot moet ik nog steeds wennen aan het hele chakra-gedoe en drie ogen en de energie langst uw staartbeen en uw hemeloog laten stromen. Whatever that may be.

XoXo

Zeg, hoeist?

Ik ben ondertussen ongeveer een week toerist op Amerikaanse bodem. Meer bepaald in Sebastopol, Californië. Na een dag vliegen, inchecken, aanschuiven en meer vliegen kwam ik (drie uur later dan voorzien) aan in San Fransisco.
De pret kon niet op want na vier maanden kon ik ‘den boyfriend’ eindelijk vastpakken. Hij kwam me trouwens ophalen in de pussywagon. Al jaloers? Dat de pussywagon een multifunctionele brooddoos is laat ik even achterwegen. Dat het ‘nen automatique’ is ook. Soit, na het ophalen werd ik afgezet bij een pracht van een huis waar hij een stulpje gehuurd had voor de nacht. Mijn vreugde was groot, het bed zacht en de douche zalig heet. Chocolade en speculaaspasta werden samen met “Dutch for Dummies” en “Nederlands in drie maanden” afgegeven. Kwestie van het noodzakelijke met het aangename te combineren.
Maar bon, ondertussen is me hier al het een en ander opgevallen. Dat Amerikanen knuffelen ter begroeting bijvoorbeeld, of dat ze allemaal uitermate vriendelijk en gedienstig zijn “Hello, how are you?”. Waarop je dan uitermate vriendelijk “fine thanks” antwoord en geïnteresseerd behoort te zijn in hoe het leven van je gesprekspartner verloopt. “Fine thanks, how are you?” Altijd. Overal. Benzinepomp, restaurant, vrienden, familie, mensen op straat. Mensen begroeten gebeurt met een knuffel, ook dat past allemaal in het plaatje van de joviale Amerikaan.
Hier lijkt dat ‘persoonlijke’ erg belangrijk, vreemden worden even uitbundig begroet als oude vrienden, bij het leveren van een dienst is de persoonlijke benadering minstens even belangrijk als de dienst zelf. De supermarkt is daar een mooi voorbeeld van. Rondlopen en rustig kijken is moeilijk, gezien er om de twee meter wel een medewerker komt vragen hoe het met je gaat en of je alles wel goed kan vinden. Aan de kassa is het om ter eerste vragen hoe het met de ander gaat. Tot slot pak je je boodschappen niet zelf in, neen de professionele boodschappeninpakker doet dat voor je. Om dan meteen ook even te vragen hoe het met je gaat. Persoonlijk vind ik dat behoorlijk taxerend, ik overweeg een t-shirt te laten maken met het opschrift: “I’m fine thanks, how are you?”.
Sebastopol blijkt en stad vol New-Age hippies en zweverige types. Alles is er biologisch, zelf gekweekt en milieuvriendelijk. Iedereen lijkt rond te lopen in katoenen kledij, lange rokken, harembroeken en ergonomische sandalen. De mallerds. Ik had trouwens een eerste kennismaking met Yoga. Er kwamen behoorlijk wat neerwaartse honden, foetale houdingen en chakra’s aan te pas maar ik heb het overleefd. Hoewel ik mijn best moest doen niet te giechelen wanneer het ging over ‘bevrijdende energiestromen’, het wegnemen van ‘innerlijke blokkade’s en het trainen van ‘kegelspieren’ was het een fijne ervaring. Afgezien van de spierpijn de dag erna dan, ik had geen idee dat ik zoveel spieren gebruikte bij het simpelweg in de lucht steken van mijn kont. Nu ja, zo ‘simpelweg’ bleek het nu ook weer niet. Yoga is werken.
Buiten het trachten te perfectioneren van mijn neerwaartse hond vul ik mijn dagen met lezen. Game of Thrones, jawel ik kan het niet laten. Maar ik leer ook voor planten zorgen. Zoals water geven, bespuiten tegen ziektes, het mengen van voedingsstoffen, het verwijderen van overtollige bladeren eeeeeeenzoverder. Trouwens allemaal ecologisch spul dat er gebruikt wordt. Het blijft tenslotte Sebastopol. Trouwens wel zalig hoor, zo uw eigen tomaten enal gaan plukken in de tuin.
Ik tackelde ook het huis met ecologisch kunstmiddel. Want ge kent dat hè “ne vent alleen”. Nee in een huis dat eigenlijk je werkplek is en tot voor kort met allerhande mensen gedeeld werd is netheid duidelijk geen prioriteit. Om niet te zeggen onhaalbaar. Maar zo één keer om de tien jaar mag er wel eens degelijk gekuist worden dus hield ik een geweldige ‘herfstschoonmaak’. Spik, span en huiselijk. Hoezaaa!
Verder kocht ik een boek over rondbreien. Geniaal plan van mezelf om dat in het Engels te doen. Ik snap er dus geen hol van en ben naarstig op zoek naar een breiclubje. Nu ja, een uitdaging mag er zijn.

Voilà, u bent weer mee. Veel boeiends is het niet, dan ga ik nu sapjes maken. “Cleansing” enal, ik ben hier aan het integreren.

Miek in den Ameriek

Maandag is het zo ver: drie maanden Amerika. Dat heeft vermoedelijk weer blogposts tot gevolg dus maak ik uit voorzorg een nieuwe categorie aan: Miek in den Ameriek. Ach de woordmopjes, ik kon het niet laten. Het zijn al geen Maya’s meer, dat is al iets. Ik zal hier waarschijnlijk Astrid Bryan-gewijs, af en toe met een engels woord ertussen gesmeten, vertellen over mijn avonturen met mijnen boyfriend in Californië. Als ik die 15-uur durende vlucht tenminste overleef. Grutjes. Gelukkig staan er boeken op mijn Ipad. En zombiespelletjes. Plants vs Zombies, een heuse aanrader mijn beste vrienden! Tips, tricks, boeken, vragen of leuke weetjes zijn altijd welgekomen.

XoXo

Adem

Soms verwarren woorden uit uw mond met die in uw ogen. Lees de haren op uw armen en vraag of ze mijn verhaal vertellen. Wimpers fladderen tegen het licht dat uw schouders verzwaart. Ik stil en laat u zijn. Vlinderend naar de achterkant van de maan om te wachten op de zon. Verzink in mijn hals tot ik uw woorden adem.

De subjectiviteit van evenwichtigheid.

Aan het einde van de as wordt de subjectiviteit van evenwichtigheid  met een zucht doorbroken. De gulden middenlijn fonkelt ogen uit. Zo ook de uwen. Schitter en beef bij het idee van een constante die voortdurend aan verandering onderhevig is. Tracht balancerend op het onderste van de kan, wijn met water te verdunnen. Dans de dans der dwazen, zoals de middenmoot op zondagavond. Spring en dans, verleef. Voordat er enkel water overblijft.

Hemeltergend

Hemeltergend schoon, zo spoelden wangen in het verleden onder de zilte waterstromen van misschien. Om tergend traag beschreven te worden met vluchtige vleugels. Echt wanneer gelezen door de vlinders van weleer. Geschreven op de kaken van het ochtendgloren. Laat mij wervelen doorheen uw ruisen.

Lago Lechua (Miek van Dijck)

Recapituleren en hoe ge in de Delhaize niet zomaar eender welke citroenen moet kopen.

Recapitulatie. Daar werd het eens tijd voor. Zes maanden brousse en hoe ik daar na bijna twee maanden België tegenover sta, dat krijgt u vandaag van mij. Zomaar zonder meer, omdat het u gegund is. Maar misschien ook omdat ik mis. Misschien.

Zes maanden brousse lijken soms zo lang geleden. Maar wanneer ik de kraan opendraai denk ik steeds terug aan de weken zonder water en het douchen met een bakje. Na maanden van bonen en tortilla’s kan ik de keuze in de winkel, op restaurant of op café nog steeds niet de baas. Dat Guatemala een fundamenteel iets in mijn wezen heeft veranderd staat vast. ‘Wezen’ schoon woord feitelijk, lichtelijk poëtisch maar toch zo alledaags vergeten. Ik haal het speciaal voor u vanonder het stof in mijn archief. Mijn wezen, te uitgebreid om hier even snel te definiëren eigenlijk maar ik voel dat er iets fundamenteel anders is. Mijn oren kijken tegenwoordig. In mijn België, waar ik taal herontdekte kom ik nu tot de conclusie dat taal-loos heerlijk is. Of dat ik het productiever vind om te vertrekken vanuit gelijkenissen, eerder dan verschillen. Zodat ik niet meteen een waardeoordeel vel en het gras overal groen blijft. Ik zing mee op de trein en op de bus met de reggaeton die nu standaard in mijn oren galmt. Om nog maar te zwijgen van mijn heupen die bij elke zuiderse noot in overdrive gaan. Of mijn plotse voorliefde voor pikant. Koriander daarentegen heeft mijn hart nog steeds niet gewonnen met zijn zeepsmaak.

Het is mooi om zien hoe je met volslagen vreemden zo intens verbonden kan zijn. Hoe die gigantische verschillen plots verdwijnen wanneer je tegelijkertijd naar een huilend kind snelt. Dat er iets fantastisch universeel schuilt in ieder van ons waardoor je ook taal-loos aansluiting kan vinden. Gek eigenlijk want ik had het zo ontzettend moeilijk met die cultuurverschillen. Ik mocht daar van mezelf geen kritiek op geven maar deed dat uiteraard toch. Want kijk het is cultuur en daar hoor je respect voor op te brengen. Dus werd de vervelende buurman een cultuurverschil, evenals de rotgewoonte van de Guate-broeren om hun muziek om zes uur open te draaien. Na elk streepje sarcasme voelde ik me schuldig, want cultuur is heilig niet waar? Na enkele maanden gaf ik dat op. Gelukkig. Soms zijn mensen gewoon echt ambetante rotzakken, dat is multicultureel. Dat mag dan ook gevonden worden, zonder schuldgevoelens. Maar kaderen, dat is belangrijk. Ambetante rotzak of niet.

Ik ben ook een stukje van mijn naïeve wereldbeeld kwijt. Discriminatie is echt, maar ik stond er plots ook regelrecht met mijn neus bovenop. Geen ontkomen aan. Mijn oogkleppen zijn af, de wereld zit niet over zo prachtig in elkaar. Geld is macht en macht is geld. Bloed doet ertoe en bepaald op sommige plekken je kansen en je rechten. Dat lezen is iets helemaal anders dan dat werkelijk zien en voelen. Blond, blauwe ogen  en vrouw? Dat creëert kansen, rechten en een stem.

Guatemala is een land vol tegenstellingen. Van brousse naar caribisch gebied, van ex-militair naar president van de vrede. Een land waarin dagdagelijks geweld de norm is en waar men, zeventien jaar na de lange burgeroorlog, nog steeds op rechtvaardigheid wacht. Aan het proces van Rios Montt te zien kan daar trouwens nog even op gewacht worden. Het is verdomme allemaal zo ontzettend oneerlijk. Gelukkig is er het internationaal systeem dat zijn mond houdt en zakken rijst stuurt. Of was het zilverpapier? Dweilen met de kraan open. Na het lezen van Dambisa Moyo’s ‘Dead Aid’ en zes maanden Guatemala vraag ik mij af waarom wij in godsnaam geld pompen zonder op vingers te tikken. Het wordt tijd dat er in Guatemala iemand verantwoordelijkheid opneemt in plaats van ontwikkelingsgeld. Met zakken rijst op te sturen leren de boeren niet hoe ze zelf rijst kunnen planten. Rijst, patatten, poedermelk, ik weet niet wat het allemaal is maar het is geen oplossing. Bon, dit is niet nieuw. Dit weet u al, dit is een opfrissing. U trekt immers zelf massaal te velde om het onrecht aan te gaan en waterputten in Roemenië te gaan fabriceren met Bouworde. Niets tegen bouworde natuurlijk, of tegen waterputten. Maar het gaat dieper en breder en dat lijkt de algemene eco-toerist al eens te vergeten. Dat is zoiets als in de Delhaize bio-citroenen te kopen uit Argentinië omdat die van Spanje niet Bio zijn. Dweilen met de kraan open, een goede poging maar het mist zijn doel. Maar allez, het is u allemaal vergeven zolang ge geen twintig foto’s van uzelf met lokale kindjes op Facebook zwiert.

Ik dwaal weer af. Guatemala heeft mijn wereldverbeteraar een fikse tik op de vingers gegeven. Een realistischere, kritischere kijk naar ontwikkelingswerk en intercultureel werk gebracht. Ik zeg u, lees Dambisa maar eens. Met mijn complimenten. Zeer verstaanbaar en verfrissend. Of bekijk dit eens even snel. [youtube=http://www.youtube.com/watch?v=dyf2Cf5GkTY] Guatemala heeft me nog tal van andere dingen bijgebracht maar die schieten even niet te binnen of doen er nu niet toe. U krijgt het nog.

Ik wil trouwens nog steeds de wereld verbeteren. Ze zijn zo lief meneer.

Zeg excuseer dat ik mij verontschuldig om sorry te zeggen.

Drie maanden geleden telde ik de dagen en de uren tot mijn vertrek, vloekte ik menig Antwerps scheldwoord omdat ik niet dieper door kon dringen tot de mensen in Nimlaha’kok. Nu plan ik mijn terugkeer naar het dorp waar ik een familie achterlaat.
Op drie maanden tijd is er dus behoorlijk wat veranderd. Het dorp maakte plots plaats voor die gekke grieten uit België die zo graag de vuile straathonden aanhalen. Niet dat er daarvoor geen plek voor ons was, het bleef gewoon allemaal erg oppervlakkig. Maar na drie maanden werd er minder gestaard, kijken mensen ons aan als we hen iets vragen en voeren we plots gesprekken. Nimlaha’kok is opeens toch ook een beetje van ons.
De laatste dagen waren best stevig. Mijn rugzak had ik ondertussen al een week gepakt, gsm’s worden achtergelaten, er wordt een laatste keer gedoucht in de tuin, een laatste keer de was gedaan en dan is het er eindelijk. Zes maanden van aftellen naar het moment waarop je weer bijna thuis bent is aangebroken. Meteen heb ik spijt dat ik aftelde, nu gaat het me toch allemaal een beetje te snel. Misschien nog een extra weekje?

We beginnen met een laatste reünie. In een cirkel gezeten zegt iedereen een laatste woordje. Al is die ‘-je’ er misschien te veel aan. “Tengo que disculparme porque…..” De ene na de andere start met verontschuldigingingen. Omdat het eten misschien niet altijd was wat we gehoopt hadden, omdat ze meer tijd met ons hadden kunnen doorbrengen, omdat er niemand was om ons te begeleiden, omdat ze geen Spaans spreken, omdat de communicatie moeilijk ging, omdat ze al eens slecht gezind waren, omdat ze niet elke dag verse sokken aantrokken, omdat het gras misschien te groen was,… duizend en een verontschuldigingen vliegen ons om de oren. Dingen waarvoor ze zich, naar onze menig, absoluut niet voor hoefden te verontschuldigen, dingen waarvan we zes maanden lang niet eens van wisten dat zij ze ook als een probleem zagen. Enfin, dat het hier een schaamteculruur is, dat hadden we al min of meer begrepen. Dat men vooral respect wil hebben voor anderen en hen niet wil beschamen, dat ook. Maar dat iedereen zich daarom gaat verontschuldigen voor gemaakte fouten, dat had ik niet zien aankomen. Ik doe dus flink mijn best om Maya-gewijs mee te doen en steek dus een lange monoloog af, bedank, verontschuldig en smijt er wat standaard uitdrukkingen tussen zoals “estamos a la orden” en “asi es verdad”. Het schouderklopje en de “precies ne Maya Miek!” van Inneke zeggen me dat ik in mijn missie geslaagd ben. Zes maanden van succesvolle inburgering me dunkt.

Vervolgens wordt er samen gegeten en nemen we afscheid van het gezin. We moeten in het midden van de kamer komen staan, ogen dicht en handen open. Met veel gegiechel legt Ana een pakje in onze handen: een felgekleurd hemdje voor elk van ons. Met als klap op de vuurpijl: een prachtige gewoven tas. Heel grappig trouwens hoe je dingen mooi gaat vinden als je er lang genoeg aan blootgesteld bent. De druk versierde tasjes met floshen konden me bij aankomst niet echt bekoren. Na het weefproces bekeken te hebben snap ik echter pas hoe veel werk er in zo een tasje kruipt. Bovendien zijn ze speciaal voor ons gemaakt. Ik vind ze helemaal prachtig dus!

Wisten wij veel dat het beste nog moest komen. Santiago zegt enkele mooie woorden en geeft ons de warmste knuffel die ik ooit al in een Mayadorp kreeg. Meteen gaan mijn traankanalen in overdrive en sta ik samen met hem te snotteren. Een voor een komen de familieleden ons een ontzettend dikke knuffel geven en een paar warme woorden in onze oren fluisteren. De meest stoïcijnse mannen snotteren zichzelf in onze armen, ik sta met open mond te kijken. Ik had niet gedacht dat ik zoveel voor deze mensen betekende. Het is moeilijker dan gedacht om te vertrekken en deze warme familie achter te laten. Maar zoals ze zelf zeiden: “jullie zullen altijd een stukje van onze familie zijn, jullie hebben een familie in Guatemala”.

I’ll be back.