Wisselstroom

Ik tuimel wanordelijk door de spinnenwebben van mijn denken. Om stoffig en verbouwereerd plafonds der dromen te herschilderen. Laag na laag verdwijnt de kleur die ge aan mijn muren gaf. Om af en toe door te schijnen als de zon juist staat.

Uitgebroken bekabelde ik opnieuw wat fundamenteel kortsloot. Geaard op nieuw circuit. Al doet wisselstroom  mijn polen al eens kantelen.

Ach Roger, was het allemaal maar zo simpel.

Schone slaapster

Laat mij slapen honderd jaren, tot ge mij weer huizen kunt. Weggestopt maar niet vergeten, sluimerend in uw zolderkamers. Enig lepelend met hersenspinsels.

Dwarrelend zoek ik de weg die verloren ligt te wezen. Sta me toe me af te vragen waarom ge mij verloren loopt.

Met lege handen geeft ge enkel luchtkastelen. Denkbeeldig hebben en houden, waar prinsen op pony’s huizen.

Neem uw paard ter hand en stijg op tot wat ik nodig heb.

 

Dwaallicht

Verdwaallicht, weg van pad en rede.

Gij flakkert op, verdwaasd en onbezonnen.

Verblindt mij, tot enkel gij mijn netvlies troont.

Eindeloos palaver ik u naar de kreukels van mijn ziel.

Om ze daar nooit meer glad te strijken.

Laten wij vooral niet wanhopen.

Ach Elsschot, ik had beter moeten weten…

A-e-o-u-i

Ik raap de letters op die uw ogen lieten vallen omdat we ze niet nodig hebben. Wij klinken zonder medeklinkers. Wanneer ge stilzwijgend overloopt laat ik mij overspoelen door verzonnen watervallen. Ik verwacht met zinnen zonder einde

Het zijn net mensen

Ik dronk koffie en het is al laat. Ik krijg mijn hoofd niet uit dus schrijf ik mijn longen leeg. Het kan allemaal maar helpen niet waar?

Vandaag is het Amina die mijn hoofd doet woelen (je kan haar hier lezen). We zaten samen in het derde middelbaar (als ik me niet van jaar vergis) en ik heb altijd aan de zijlijn staan springen wanneer zij iets schreef. Ongeacht hoe ver onze levens uit elkaar lopen, af en toe vinden we elkaar eens terug. Om dan telkens tot de conclusie te komen dat het ‘klikt’ tussen ons.

Soit, ter zake: Amina zette vandaag iets op Facebook waar ik even niet goed van was (of ben), zijnde het volgende:

‘Hebt u misschien 35 cent?’

‘Waarom?’ 
wou ik vragen
maar hij vloog al verder
op zijn fiets, langs de tram-
sporen, ontsnappend 
aan priemende blikken 
en verwachte antwoorden

een vrouw komt naar me toe
‘dat is elke dag hetzelfde’ briest ze
ze zwaait met haar sigaret

Ik knik. En zwijg.

‘En het ergste is nog dat ze
zelf een prijs opstellen!’

Dat deze jongen hier stond
onverzorgd, door onze
verzorgde staat
dat hij moet bedelen,
of het nu voor eten of
voor drugs is, hij bedelt,
dat deze vrouw op 
de jongen kwaad wordt 
en niet op het systeem
achter de jongen
dat ik weet dat als ik
geld bij had ik het zou 
geven en dat ik weet dat
ik de wereld daarmee niet
helpen kan, dat ik de jongen
nakijk en zie hoe hij aan
anderen hetzelfde vraagt,
niemand die de 
35 cent bij zich heeft
dat ik bang ben ooit 
hetzelfde te moeten doen
hoe ik elke maand
na de rekeningen
alle 35 centjes ver-
zamel en probeer te
doen alsof ik rondkom
als ik in de supermarkt
nog iets wil maar weet
dat alle tassen, alle
zakken en kleine
potjes al doorzocht zijn
en hoe snel ik hem
word en hij mij
als de volgorde anders
was, als de optelsom
correct was, als ik
ergens anders geboren 
was, als ik geen studies 
of werk had, als ik geen
bed of een brood had
als ik geen toekomst
maar enkel verleden had.

‘Ongelooflijk is dat…’

Hoofdschuddend
gooit ze haar peuk 
op de grond, trekt 
haar mantel recht
en neemt haar gsm
uit haar tas.

Ik knik. En zwijg.” (Amina Belorf)

Het is alsof ze het over mij heeft. Hoe vaak heb ik niets gegeven omdat ik niet weet waar het heen zal gaan? Omdat ik niet in de dagelijkse dosis Cara, of wie weet wat nog wil voorzien? “Ik werk al in de sociale sector, ik geef op een andere manier” hoorde ik mezelf een tijdje geleden zeggen. Om vervolgens een stuk van mijn tong te bijten (smaakte nogal verzuurd, ik geef het toe). En waar eindigt het? Wie geef ik wel iets en wie niet? En betekent het dat ik dan maar niets moet geven, als ik niet kan kiezen? Mag ik bepalen dat er met mijn geld geen Cara gekocht hoort te worden maar voedsel of een deken? Is mijn visie beter dan die van de Cara-drinker? Ben ik echt zo pretentieus?

Ik val soms over mijn eigen voeten wanneer ik naar de grond staar. Uit schaamte, laat dat duidelijk zijn. Schaamte omdat ik niet weet waar te beginnen, waar te helpen. Schaamte omdat ik van mezelf vind dat ik dat toch zou moeten weten, als hulpverlener zijnde. Dus verval ik in apathie, samen met u. Maar is het niet aan ons om de wereld te verbeteren? Want ‘het bestuur’, ‘de regering’, of ‘de politiekers’ kunnen het niet alleen, zoveel is duidelijk. Hebben we die 35 cent echt zo hard nodig?

Toch wil ik bewijzen. “Heb je die 35 cent écht wel nodig?” “Wat ga je ermee kopen?” “Heb je geen familie die je kan helpen?” Maar wie ben ik en wie bent u om de rekening van een ander te maken? Ik neem me voor om meer te geven. Eten, drinken, een halve euro, een glimlach… Maar ik neem me vooral voor om niet meer over mijn schoenen te vallen. Omdat ik vanaf nu in ogen ga kijken. Omdat ik vanaf nu erken, en daarbij geef wat de meeste mensen vergeten. Ik concentreer me vanaf nu op mijn eigen rekening, in plaats van die van een ander te maken. We zijn allemaal een beetje de vrouw met de sigaret, we zijn allemaal mens. Misschien is dat laatste iets waar we vaker bij moeten stilstaan. Misschien moeten dingen als dit ons vaker raken, zodat we onze ogen sperren en stilstaan bij onszelf.

En u, wat gaat u doen?

Springen, knallen en nog eens springen

knits and soda

Meer dan een jaar geleden was het dat ik deze blogpost schreef. Over doen en durven, reizen en loslaten. Maar vooral: over niet vastzitten en uw eigen ding doen.

Ondertussen heeft alles hier een beetje op zijn spreekwoordelijk gat gelegen. Bij het schrijven van bovengenoemde blogpost stond ik op een springpunt. Ik sprong voor een zotte job met een zotte uitdaging. Een jaar lang ben ik blijven springen (met afwisselende mate van enthousiasme), om uiteindelijk toch gewoon loeihard met mijn hoofd tegen de muur te knallen. ‘Moe’, ‘op’, ‘vertwijfeld’ en ‘ongelukkig’ waren kernwoorden die ik afgelopen jaar regelmatig op tafel gooide (ik laat ‘Tinder’ hier even weg, gezien dat niet bijdraagt tot mijn punt). Gezien mijn baan en mijn woonst onlosmakelijk met elkaar verbonden waren (ik was inwonend leefbaarheidsmedewerkster in een sociale woningblok in Antwerpen Noord) liepen ook privé en werk kriskras door elkaar.

O ironie, wanneer ik voorafgaand nog schreef over vrij zijn en niet vasthangen zat ik dus minder dan een jaar later muurvast in mijn eigen cocon. Ik durfde niet meer voor- of achteruit en deed wat halfslachtige pogingen om ter plekke te blijven watertrappelen. Mijn hoofd bleef boven, maar daar is alles mee gezegd. Gelukkig leerde ik daar ook uit. Dat ik best wel stevig in mijn schoenen sta bijvoorbeeld. Dat ik wel wat kan in de sociale sector, of dat mijn buikgevoel dik ok is.

In maart besloot ik opnieuw te springen. Want ‘moe’, ‘op’, ‘vertwijfeld’ en ‘ongelukkig’ zijn geen woorden waarmee ik mijn leven wil omschrijven, zo bleek. Zonder baan, lief of inkomen (maar met een nieuw appartement) stond ik opnieuw te twijfelen over wat ik nu eigenlijk wilde. Laat ik u meteen geruststellen: ik heb er nog steeds geen flauw idee van. Maar ondertussen werk ik halftijds bij het CAW in Antwerpen Noord aan het verbeteren van de wereld en verdien ik de andere helft van mijn week bij in een stoffen- en wolwinkel (Julija’s, voor de geïnteresseerden). Twee uitersten, maar daarom net een geweldige combinatie. Tegenwoordig zijn ‘vrolijk’ en ‘gelukkig’ weer woorden waar ik mee smijt. Al blijft het allemaal niet evident (ik doe nog wel eens een eindeloos beklag over huurprijzen in Antwerpen en de kosten die ‘een mens alleen’ zo allemaal heeft).

Eigenlijk wil ik dus gewoon maar zeggen dat, ondanks het feit dat mijn inwendige kangoeroe even een tijdelijke winterslaap gehouden heeft, ik begot blij ben dat ik sprong. Dat ik zal blijven springen, want dat doe ik nu eenmaal. Maar bovenal: dat ik ontzettend blij ben dat mijn vrienden mijn eigen advies terugkaatsten en me bleven voorhouden dat je nooit vast zit.

Merci.

Canon  

Verlaat uw uren en seconden om vervroegd te breken wat aan diggelen ligt. Laat vervliegen wat vlucht.Ik zwel aan tot het crescendo uw fundamenten doet beven. Vergeef mij de zonden van de wereld en het Belgisch regenweer. 

Berust in canon wat alleen niet gezongen kan. Harmonisch bespeelt de zot zijn dwazen. 

Digitalisering.

 Alhambra

Verzegelende zoenen banen zich een virtuele weg

naar uw kant van de wereld.

Ik voel ze bijna vlinderen.

Uw maan verzwelgt mijn zon,

om zo mijn leven te verduisteren.

Dromen van uw zijde,

herleef met mijn ogen toe.

Ik verruil uw geur,

voor suikerspinzoete herinneringen.

Verf mijn dagen met woorden op een scherm.

Kleur mijn hoofd in.

Ik verlies de lijnen die ge op mijn kussen achterliet.

Om ze te vondeling te leggen met de smaken van uw zoenen.

Marathon vlinders, vergeef mij de verbinding.

Fladder naar de holtes in uw hart, die mij toehoren.

Gast, chill een pak.

Onlangs kreeg ik te horen dat ik leef in pieken en dalen, dat constanten niet in mijn woordenboek staan. Ik ben blijkbaar of uitzinnig gelukkig, of onwaarschijnlijk depressief. Of dat een theorie is die op mij van toepassing is, daar laat ik u zelf maar over oordelen.

In elk geval moest ik daar even van slikken. Het feit dat anderen u zo diepgaand analyseren is toch altijd een beetje beangstigend. Meteen zie ik dan een vrijdagavond waarin persoon A met persoon B mijn gebrek aan constantheid bespreekt over een glas wijn. Eng, dat wel. Maar goed, dat doen we allemaal. Onder het motto van bezorgdheid, interesse of bij gebrek aan beter onderwerp. Schrikken dus, wanneer je dan een tijd later deze welgemeende observaties als vanzelfsprekende persoonlijkheidseigenschappen meekrijgt waarvan je niet wist dat je ze bezat. Dat het aan het denken zet, dat wel.

Ik kan me best voorstellen dat ik overkom als onevenwichtig, wie weet ben ik dat ook. Ik verdraai dat in mijn hoofd liever iets positiever om het zo: “een tikje impulsief” te noemen. De laatste jaren ben ik steeds meer op mijn buikgevoel gaan vertrouwen en steeds minder op wat ‘moet’. Niet dat ik af en toe eens geen hyperventilerende paniekaanval krijg omdat ik nog steeds geen man, kinderen of een huis heb. Maar goed, dat ter zijde. Mijn buikgevoel heeft me al meer dan eens met mijn gezicht tegen de muur doen lopen, blijkbaar is dat buikgevoel geen absolute wetenschap. Ik heb meerdere avonden op café gezeten, mijn emotionele monologen spuiend bij een glas bier tegen het slachtoffer van dienst. Wederom, merci daarvoor vrienden.

Voor al die keren dat ik met mijn gezicht tegen de muur liep, heb ik echter al evenveel vreugdedansjes gedaan voor de dingen die wél goed uitdraaiden. Dus kijk, ik ga niet klagen. Ik weet ook wel dat, zelfs wanneer ik klaag, ik eigenlijk nog mijn twee pollen mag kussen. Kijk, een mens moet af toe ook gewoon eens kunnen mekkeren natuurlijk.

Bon, ik ben hier dus heel deze aanloop aan het nemen om u het volgende te zeggen: “gast, chill een pak”. Of misschien iets prozaïscher  verwoord. Het is mij namelijk opgevallen hoeveel mensen mij op facebook aanspreken om mij te vertellen dat ze jaloers zijn op hoeveel ik reis. Gek want dat zijn meestal net die mensen die ik bewonder op de manier waarop zij hun leven bij elkaar lijken te hebben (huisje, boompje, beestje). En dan krijg ik de: “amai ik wou dat ik dat kon, maar ja werk he. Ik zit vast”. Jongens, ik hoop grondig dat ik nooit ‘vast’ zal zitten. Sla me om de oren wanneer ik u dat ooit meedeel alstublieft.

Dat hele ‘vast’ gedoe, dat is toch behoorlijk zelf geconstrueerd denk ik dan. Een huis is te verkopen, een baan op te zeggen, een hond mee te nemen. Kinderen, dat is een andere zaak natuurlijk. Dan zit je pas écht vast. Nee serieus, als je écht weg wil kan dat altijd. Er is maar een ding dat ‘moet’ en dat is stoppen met moeten.

Oh en ook zo van dat het gras altijd groener is aan de overkant. Echt, toen ik in Spanje zat hyperventileerde ik bij elke mail die ik terugkreeg na een sollicitatie met: “u bent helaas niet geselecteerd voor een gesprek”. Ik geloof dat het woord FUUUCKEEEEEEERSSSS, meermaals over mijn lippen is gegaan. Maar kijk, nu heb ik binnenkort een baan en een appartement. Na al dat gestress omtrent drie maanden Amerika (“Ohnee een gat in uwe cv manneke, zoude da wel doen?”) en een maand Spanje (“maar allez en gaat al uw spaargeld er niet door zijn?”) is het toch allemaal op zijn pootjes terecht gekomen. Al dan niet volgens mijn eigen, vooropgestelde, planning. Toegegeven, op momenten waar ik in de Essenza voor de miljoenste keer de rustgevende walvisgeluiden moest aanhoren twijfelde ik al eens of het wel allemaal de geode kant op ging. Of al dat reizen nu echt wel een goed idee was geweest en ik niet beter wat extra motivatiebrieven verstuurd had.

Achteraf kan ik dan nu opgelucht zeggen dat ik blij ben dat ik al mijn spaargeld opgemaakt heb met reizen. En ja, mijn nieuwe meubels zullen geen design zijn, laat staan zelfs IKEA. Ik zal misschien een maandje moeten wachten alvorens ik gordijnen koop. Maar mannen, hebben jullie al eens drie maanden op een boerderij in Amerika gezeten? Of naar Granada gereden in een aftandse wagen met een of andere louche kerel van Blabla-cars? Zonnen bij 20° in februari aan de Spaanse Costa? Ik ben zo blij dat ik gewoon gedààn heb in plaats van niet gedurfd.

God miljaar, ik zit waarschijnlijk op ne piek. Misschien doet mijn volgende (tikkeltje impulsieve) beslissing me weer zwaar tegen de muur lopen. Maar, om het met de woorden van mijn grootmoeder zaliger te verwoorden: “da pakken ze mij toch nimmeer af ze manneke”.

 

No regrets. En dat, lieve kinderen , lijkt me dan het belangrijkste.

Over de Yoni van Bambi en of dat al dan niet een gewaardeerde minderheidsgroep is.

Waarom zouden de beesten van het bos in Godsnaam een hert als koning kiezen? Heeft iemand daar eigenlijk al eens bij stilgestaan? Een beer, een slang, misschienzelfs een vos. Maar een hert? Is het omdat Bambi tot een minderheidsgroep behoorde dat Disney hem tot koning van het bos kroonde? Wilde hij de jonge kijker duidelijk maken dat iedereen koning kan worden, zolang je maar hard werkt? Bon, het is nu niet dat ik er ‘s nachts niet van kan slapen maar ik vraag het me toch af. Geloof mij, er zijn hier al veel vreemdere gesprekken gevoerd.
Zoals het feit dat de vrouwen hun maandstonden ‘their moon’, noemen en hun vagina een ‘yoni’. Neen, geen zwanske. Ik heb mijn ogen al meermaals uit mijn hoofd gerold en mijn buikspieren in kramp gegiecheld. Serieus, kunt ge het u voorstellen? “Not tonight baby, my yoni is not feeling good. I think my moon is coming”. Dan liever mijn vodden of tante Rosa. Er is zelfs een term voor de vrouwen die deze zweverige taal aanhangen, ze noemen zichzelf ‘godesses’ (roloog). De maan als teken van vrouwelijkheid, de Godin staat centraal en ze zijn enorm natuur-gericht. Behoorlijk wicca-achtig.

Bon, waar ik het eigenlijk over wil hebben is waardering. Efkes nen toer van 180 graden. Sinds ik hier ben heb ik al heel wat boeiende individuen leren kennen, al waren dat voor de meerderheid mensen die hun eigen realityshow verdienen vanwege de hoge entertainmentfactor. Een van de meest inspirerende mensen die ik hier al tegenkwam is Ricky Roberts III, een van de beste vrienden van den boyfriend. Ricky schrijft zelfhulpboeken, wacht even voor ge met uw ogen draait, is net een vzw begonnen en doet regelmatig ‘talks’ voor scholen en gemeenschappen. Nu moet ik eerlijk toegeven dat mijn beeld van zelfhulpboeken zich beperkt tot Dr. Phill, Chakra’s voor Dummies en Oprah. Dus ik stond misschien niet zo open voor zelfhulpboeken. Tot ik op een frisse morgen een van Ricky’s boeken in mijn handen kreeg. Heel open spreekt hij over zijn jeugd, zonder geëngageerde ouders, skateboarden en het leven in de straten van Florida. Nu leidt hij de vzw’You Are Valued’. Hij vertrekt vanuit zijn boeken, die allemaal gaan over leren loslaten, geven, ontvangen, waardering voor anderen, enz. Het klinkt behoorlijk zweverig maar de manier waarop Ricky schrijft is ontzettend toegankelijk en met twee voeten op de grond. Alsof je met een van de maten eens een filosofisch gesprek hebt tussen pot en pint. Ga maar eens kijken op zijn website(you are valued) . In elk geval is Ricky een schoon mens, zo een waarvan er meerdere zouden moeten zijn. Hij belt zijn halve adressenlijst op om een trui aan een dakloze man te bezorgen. Iemand die na enkele weken een van zijn goed vrienden geworden is, simpelweg door hem een “you are valued” kaartje te geven. Want dat doet Ricky, kaartjes uitdelen aan mensen met zij slogan op, om hen te vertellen dat hij waardeert wat ze doen. Hij leert jongeren over waardering en hoe ze dat zelf kunnen tonen. Daar is hij dag en nacht mee bezig. Mij doet hij regelmatig stilstaan bij het feit
dat waardering aleens geuit mag worden. Dat het fijn is om horen dat een ander je ziet. Dat ik misschien al eens vaker mag zeggen dat ik mijn moeder haar kuisen waardeer, het eten op mijn bord of de kansen die ik krijg. Maar vooral dat ik u waardeer. Ik ben tenslotte, uw grootste fan.

20131022-202950.jpg