Teer krult mijn longen. Zacht en bijna teder.
Op zoek naar groen en warmte, wat in tijden van vallend blad zo moeizaam vinden is.
Ge verteert haast hoorbaar, het beetje adem dat me rest. Tot ik teer. Op het beeld dat ge geworden zijt. Bijna teder.
Dus inhaleer ik teerderheid, tot tederheid weer ademen kan.